Maandelijks archief: februari 2014

De begrafenis

Een jaar komt vandaag ten einde. Een jaar wat vorig jaar op 1 maart in het verpleeghuis begon. De eerste kennismaking met mensen met dementie. Als beginnende medewerker begon ik op 1 maart met het meelopen en observeren om een eerste indruk krijgen van wat het werk behelst. De centrale activiteit van die bewuste vrijdagmiddag was bloemschikken. De bloemen werden door de plaatselijke bloemist gebracht en in een emmer met water in de activiteitenruimte geplaatst aan ons was de taak om acht potjes met een in een water geweekte spons te vullen. De spons moest daarvoor wel eerst op maat worden gesneden. Een werk dat door mijn collega werd gedaan. Ik stond erbij en keek erna. Vervolgens mocht ik wat steun geven bij het vervoeren van de bloemen op de kar, waarmee we naar de verdieping boven gingen. Op de kar behalve de bloemen ook een gieter, scharen, de bakjes gevuld met het steekschuim, een vuilniszak en een veger. In het labyrint van mijn geheugen kan ik nu, een jaar later niet meer terughalen welke verdieping wij aandeden. Wel kan ik mij de gevoelens herinneren van ongemak, verbazing en tevens veiligheid, geborgenheid. Het kader van bloemen een aantal uurtjes voor de ingang gecombineerd met een aantal Joodse mensen bracht mij thuis met mijn eigen wortels. Met een jeugd waar in de eerste jaren heel weinig tot niets aan het Jodendom werd gedaan, maar wel door papa op vrijdagmiddag voor mama een bos bloemen werd meegebracht. Aan de hand van dit voorbeeld kocht ik toen ik ouder werd, vanaf een jaar of dertien denk ik ook wel eens bloemen voor mijn moeder. Mijn zus en ik zaten inmiddels op een Joodse school en waren meer bewust van ons Joodse afkomst. Bloemen werden verbonden met sjabbat en met feestdagen.

Met de meeste bewoners had ik vrij snel contact. Soms waren er contacten tijdens activiteiten en bij een van de bewoonsters was er een contact tijdens het eten geven. Bijna elke maandagmiddag om twaalf uur, gaf ik haar de warme maaltijd. Ze lag op haar rolstoel tegen het raam, dat uitzicht gaf op de bouw van een nieuw gebouw. Met de dag groeide het uit vijf verdiepingen bestaande gebouw.

Mevrouw was behoorlijk verlamd. Ze kon niet meer zelfstandig eten. Ik hielp haar door het gemalen voedsel lepel voor lepel aan haar te geven. De overbuurvrouw van de vrouw die ik hielp. werd ook geholpen met eten. Naast haar haar rolstoel zat altijd een jonge vrouw van even over de twintig, die met veel geduld en zorg wat soep of gemalen eten probeerde te geven. Elke dag maandagmiddag weer. Elke dag weer. Mevrouw zelf viel op door haar verzorgde uiterlijk Door haar glimlach op de dagen dat ze zich goed voelde. Een mooie vrouw met een lieve uitstraling, zonder twijfel. Eind vorig jaar vertrok ik uit het verpleeghuis. Omdat ik het verleden niet helemaal wil en kan loslaten bezoek ik regelmatig het verpleeghuis en op deze manier hoorde ik tijdens mijn laatste bezoek begin verleden week dat mevrouw niet meer lang te leven had. Dan volgt aan het eind van de volgende dag het bericht van mijn oud – collega, dat mevrouw is overleden. De begrafenis is zoals Joods gebruik de volgende middag.

Bang om te laat te komen ben ik ruim tien minuten voor de geplande aanvangstijd van de begrafenisceremonie aanwezig op de begraafplaats. De vele auto’s op het parkeerterrein geven aan dat ik niet de eerste ben. Bij de ingang kom ik een oude bekende tegen. Een lid van de raad van bestuur van mijn vroegere werkgever. Het is een kleine levende wereld. Met hem en zijn vrouw lopen we al pratend over het knarsende grindpad naar het huis waar de mensen zich verzamelen.

Ik ontmoet in het half donkere sombere huis, een dochter van een bewoonster, die op een andere verdieping van het verpleeghuis woont. Zij kent mevrouw van de gezamenlijke sabbatvieringen op de vrijdagavonden. Soms hielp zij mevrouw om te eten. Terwijl we praten, vult de ruimte zich met steeds meer mensen. Er is veel belangstelling vandaag. Dat heb ik wel eens anders meegemaakt. Het lichaam van de vrouw wordt binnen gereden en heel even lijkt het erop dat de afscheidsceremonie gaat beginnen. Maar er gebeurt niets De grote halve houten maandeuren, die uitzicht geven op een grindpad blijven open. Deze opening geeft mij even later zicht op een blauwgrijze auto die met hoge snelheid over het pad aan lijkt komen te razen. Het geluid van knarsend grind en een wegstervend motorgeluid geven mijn een aanwijzing dat de auto buiten mijn zicht tot stilstand is gekomen. Even later stapt een lange magere bebrilde jongeman met zwarte jas en een hoge zwarte hoed de ruimte in. De deuren worden achter hem gesloten en de ceremonie begint met een gebed. Het gebed kan worden gevolgd via een door een man in zwarte kleren uitgedeeld geplastificeerd blad. Dezelfde man haalt deze bladen weer op als de zoon van mevrouw het woord voert. Samen met haar kleinzoon, die later het woord voert krijg ik een beeld van mevrouw De keurige verzorgde vrouw in de rolstoel, die nooit iemand tot last wilde zijn Een vrouw die bijna nooit klaagde en niet praatte over het verleden Een vrouw, die op jonge leeftijd al haar familie in de tweede oorlog had verloren. Een vrouw, die haar man op relatief jonge leeftijd ten grave moet dragen. Op deze kille grijze dag krijg ik een beeld van een warme vrouw, een warme hechte familie. Een familie die ik regelmatig heb gezien in het verpleeghuis. Daar op een van de sabbatvieringen ontmoette ik haar achterkleinzoon uit Engeland. Met colbert en blauwe das staat hij duidelijk onder indruk van de woorden, die door zijn opa en vader worden gesproken Een nieuwe generatie die, net als de vrouw met een vriendelijke uitstraling de wereld verblijd.

Na een twintigtal minuten zet de stoet zich in beweging. Op weg naar een diepe kuil tussen de vele graven aan de linker achterkant van het gebouw. Daar naast haar man vindt mevrouw haar rustplaats. Langzaam en met veel zorg laat de familie, moeder en oma zakken. Er zijn vele mannen aanwezig. Mannen, die mogen helpen om de kist te bedekken met het uitgegraven zand. Ik observeer hoe eerst de zoon en later andere familieleden en kennissen het zand met plof geluiden op de kist in de diepte laten vallen. Als de kuil al met een laagje zang gevuld is wordt het stil aan de rand van het graf en kan ik met een in een aan de rand van het graf achtergelaten verlaten schop ook wat zand scheppen. Het zand valt op een laatst zichtbaar stukje ongelakt wit, geel hout van de kist aan het voeteinde. Met elke schap bedek ik een klein stuk van het beeld van een bijzonder vrouw die ik bijna een jaar lang van dichtbij en toch van zo ver heb ontmoet. Zand en aarde en eventueel een steentje wat kan worden achterlaten vormen het afscheid. Hier geen bloemen, volgens Joods gebruik. Bloemen worden nog in het verpleeghuis geschikt. Tijden veranderen maar de kleur en geur van de pracht van de bloemen, het verpleeghuis met al zijn bewoners en collega’s en de overleden vrouw zullen de wereld voor eeuwig blijven vullen.

© Amiad Ilsar.

Poffertjes

Een activiteit begint met een plan. Het plan wat in grote lijnen uitgedacht is dat we, een collega en ik een bak activiteit gaan doen. We gaan vandaag koekjes bakken. Een aantal plastic vormpjes wat wij hebben gekocht kunnen we meteen gebruiken. Geen enkele actie moet worden ondernomen om deze attributen als koosjer te kunnen betitelen. Nu nog koekjes mix kopen. Ik heb een aantal minuten in mijn pauze daarvoor vrij gemaakt. Koosjere koekjesmix van een bekend A merk dat allerlei mixen voor het bakken heeft. Het is even zoeken waar de in de gele supermarkt de mixen staan. Ik denk dat ik er goed aan doe als ik de bordjes boven de productstraten lees. Ik vind de juiste straat. Brood en bakproducten staat er op een bordje. Ik zie brood, brood wat moet afgebakken worden en broodbeleg. Langzaam zeg ik tegen mijzelf. Even systematisch alles afzoeken. Het levert mij niets op. Geen bakproducten. Geen meel, geen bak mixen, helemaal niets van dit alles. Hoe kan dit? Ik bestudeer nogmaals de bordjes en voor de tweede maal kom ik in de productstraat terecht waar ik voor enkele minuten alleen brood en broodbeleg heb kunnen aantreffen. Dit schiet niet op. Ondertussen loopt de tijd snel door en wordt mijn pauze korter en korter. Mijn trots van onafhankelijk weldenkend en zelfstandige klant verhindert tot op dit moment om hulp aan een van de aanwezige personeelsleden te vragen. Nogmaals kijk ik rond en dan ontdek ik tot mijn grote verbazing dat in de straat naast mij een aantal producten zijn opgesteld, die duidelijke aanwijzingen geven dat het om bakproducten gaat. Ik vergeet uiteindelijk te kijken onder welke noemer deze bakproducten hier staan, zo gelukkig ben ik om geheel op eigen kracht mijn doel te vinden. Mijn doel? Waar zijn de koekjesmixen. Mijn ogen volgen allerlei dozen met verschillende opschriften. Bakmixen voor cakes en pannenkoeken, poffertjes, maar geen koekjes mixen. Nogmaals alles met mijn ogen scannen. Dit kan toch niet waar zijn? Voor zoveel producten kant en klare mixen en geen mix voor koekjes? Bestaat die wel? Is het een misrekening? Als ik bij het schrijven van dit alles op het internet speur blijkt dat er wel degelijk een koekjesmix bestaat. Van dit merk en koosjer ook zoals ik al vermoedde. Maar terugkerende naar het moment in de supermarkt het door ons gezochte pak is hier niet te vinden. En nu? Pannenkoeken bakken? Deze mix staat hier wel voor mij. Een mobiele telefoon kan uitkomst brengen. Ik bel de receptioniste. ‘Kun je mij doorverbinden’, vraag ik haar. ‘Ze heeft pauze’, hoor ik de vrouw zeggen. ‘Maar ik zal het even proberen’, gaat ze verder. Even later hoor ik de stem van mijn collega aan de telefoon. ‘Er is geen bakmix voor koekjes’, deel ik haar mee. We besluiten om dan maar poffertjesmix te kopen. De vraag is wel even of we de overige ingrediënten kunnen regelen en dan speciaal eieren. Eieren kan ik natuurlijk hier kopen maar ze moeten gebroken worden en nagekeken worden op het eventueel aanwezig zijn van sporen van bloed. Een ei met bloed is niet koosjer en dus niet te gebruiken. Mijn collega gaat het regelen en ik koop twee pakken poffertjesmix.

Als ik terugkom blijkt het goed te zijn gekomen met de eieren, olie en de melk. Om twee uur kunnen we ze ophalen uit de keuken. Maar dan moeten we wel een poffertjespan hebben. Het wordt even spannen d als de poffertjespan niet op de etage blijkt te zijn waar wij verwachtte deze aan te treffen. We overleggen wat te doen. Als er geen poffertjespan blijkt te zijn op de laatst mogelijke mogelijkheid dan kunnen we misschien pannenkoeken bakken met de poffertjesmix is een optie die korte tijd tot de mogelijkheden lijkt te behoren. ‘Ik ga wel even pannenkoekenmix kopen’, zeg ik resoluut tegen mijn collega. Ík wil zeker weten dat het goed gaat’. Maar dan verraadt een zichtbaar handvat op een kast in het keukenblok de aanwezigheid van de poffertjespan en kunnen we bewoners gaan ronselen voor het bakken van de poffertjes. In eerste instantie lukt het ons om twee dames te strikken. Twee begeleiders op twee bewoners dit is wel een hele luxe activiteit. Het lijkt er op dat wij de slag met het koor in de eetzaal die tegelijkertijd met ons lonken naar de deelname van de bewoners hebben verloren. “Dat doen we dus niet meer’, mijn collega lijkt heel resoluut in haar stelling. Het ziet er ook wat droevig uit. Twee dames aan een drietal aaneengeschakelde tafels. Toch geef ik het niet zo snel op en ik ga naar nog meer mensen zoeken. Langzaam lukt het om in het vier etages tellende gebouw deelnemers te vinden. De ploeg van uiteindelijk een tiental dames wordt onverwacht aangevuld met nog twee dames. Dames die eigenlijk nooit aan iets meedoen. Dames, die in een groep in de binnentuin op de benedenetage zitten en vooral kijken naar anderen. Ik heb in het proces gemist wie ze naar boven hebben gebracht.

Met de aanwezige gaan we het beslag maken terwijl de elektrische poffertjespan gevoed door een verlengsnoer is opgestart. Ik maak het meel bij een tweetal dames open en gooi het meel in de kom. Domme actie aangezien ik beter de dames zelf dit had kunnen doen. Maar de dames krijgen van mij de taak de melk toe te voegen. We hebben 800 ml nodig. Aangezien de melk is aangeleverd in bekers van 750 ml betekent dat er ruim 3 bekers leeg moeten worden gegooid. Een simpele actie die door een van de dames toch allen met veel moeite en hulp van mijn zijde kan worden uitgevoerd. Het is mij niet helemaal duidelijk of ze mijn instructie niet begrijpt of dat ze motorische vaardigheid heeft verloren. Dit is een van de dames die nooit wat wil doen en dan bedenk ik mij dat ze misschien wel heel goed beseft dat het moeilijker gaat. Ze blijft misschien wel heel doelbewust aan de kant zodat de façade van een nog goed functionerend mens kan worden vastgehouden. Het roeren vind een andere dame weer leuk en ze gaat voor korte tijd zolang haar benen haar kunnen dragen staan. Ook hier weer een vrouw die vertelt vroeger heel veel te hebben gekookt en gebakken en nu door de voortschrijdende ouderdom haar functies aan het verliezen is. Ook deze vrouw is een bankzitter.

Als het beslag klaar is richten wij ons tot de pan. De voorverwarmde pan is niet warmer dan een kop lauwe thee. Mijn collega zet de thermostaat van de pan hoger. Na enkele minuten gaat het beslag voor de eerste poffertjes erin. We hebben geen spuitzak. Een met beslag gevulde waterkan doet dienst als schenkkan. Gevolg sommige poffertjesgaten stromen wat over poffertjes worden een pannenkoekje. Na vele minuten worden ze gaar en kunnen we ze draaien. Tenminste de poffertjes die in het midden van de pan liggen. Degene aan de randen blijven duidelijk in het bakproces achter. Zelfs als we denken dat ze gaar zijn blijken ze nog rauw te zijn. Degene die ze hebben gekregen eten ze echter op. Soms met enige klacht, soms ook helemaal niet. Door de grote hoeveelheid deelnemers en de trage pan staan de deelnemers onder een rantsoen van twee poffertjes per keer. Het is een traag proces, met onvolmaakte baksels en kleine hoeveelheden. Maar tegen vieren komen er nog meer mensen, die poffertjes willen eten. Die hebben we dus niet. Volgende keer, jawel er komt een vervolg, kunt u allen meedoen.

©Amiad Ilsar.

Bloemen houden van mensen

De tijd heeft zijn eigen ritme. Wat voor een week nog een tastbare werkelijkheid was is nu een verleden. Een verleden waarin alleen de beelden van gisteren nog bestaan. Beelden van een aantal dames aan een aantal aan elkaar geschoven tafels. Beelden van bloemen, die na te zijn verdeeld worden geschikt. Een vrouw die aan het hoofd van de tafels zat. Een vrouw een deel van de acht. Een vrouw die ik noemde in het hieronder volgende verhaal. Een verhaal wat ik verleden week heb geschreven. Een verhaal dat bestond uit twee delen. Twee delen die elke een verhaal vormde, maar beter uit elkaar konden worden gehaald. Verleden week waren er acht deelnemers. Deze week zou het verhaal over zeven deelnemers gaan. Terwijl ik mag aannemen dat het bloemstukje nog op de kamer staat is heeft de bewoonster onze wereld afgelopen maandag na een hartstilstand verlaten. Hierbij het verhaal van de vrouw die niet hield van ‘moderne’ bloemen en die mij herinnerde aan het feit dat ook de bewoners van het verzorgingshuis aan mij en mijn manier van werken moeten wennen. Mag haar ziel worden gebundeld in het eeuwige leven.

Het is tien uur als ik richting de bloemenkiosk loop. Het doel is om voor de acht deelnemers die mee doen aan de activiteit bloemschikken bloemen op te halen. Waarom er voor de wat verder afgelegen kiosk aan de rechterzijde van het gebouw in plaats die aan de dichterbij zijnde kiosk aan de linkerkant is gekozen weet ik niet. Ik ben bij de eigenaresse van de rechterzijde geïntroduceerd door een ex-collega en zo volg ik trouw een keer in de twee weken de rechterweg. Een weg die vandaag plotsklap in een diepe zandwoestijn verdwijnt. Er wordt aan de riolering gewerkt. Een man gekleed in oranje werkkleding lijkt zichzelf in een muur rondom zichzelf te metselen. Verder niemand te zien alleen zand en rioolbuizen. Hoe kom ik nu verder. De uitgelegde rubberen loopplanken liggen evenwijdig aan elke kant van de opengebroken straat. Hoe je aan de overkant kan komen is mij niet duidelijk. Waarschijnlijk moet je dan links of rechts een eind lopen om vervolgens met schone schoenen de weg te kunnen vervolgen. Ik heb daar geen zin in en ik stort mij in de diepe zandvlakte onder mij. Een beklimming van een steile berg aan de overkant leidt mij naar de bloemenkiosk. De aanwezige eigenaresse vraagt welke bloemen ik wil hebben. Ja, dat is een goede vraag. Wat voor bloemen? Het maakt mij eigenlijk niet uit. Als de kleurencombinatie maar een beetje past dan vind ik alles goed. Ik heb geen voorkeur voor bloemensoorten. Bewoners hebben dit echter wel. Sommige van de acht dames hebben een hele duidelijke voorkeur. Maar ja, ik ken ze nog niet genoeg om dit allemaal te weten. Behalve dat een van de dames geen ‘moderne’ bloemen mooi vind en een ander veel groen wil, weet ik nog weinig over de precieze smaak. Ik benoem deze wensen aan de eigenaresse een jonge vrouw met veel plezier in haar werk gezien de stralende blauwe ogen. Ik krijg een grote hoeveelheid bloemen in de kleurenschakering geel, groen mee en begeef mij op de weg terug. Tussen de bloemen een aantal Alstroemeria. Week in week uit hebben we die op mijn oude werkplek gebruikt. Een opvallende vreemde kleine kelkachtige bloem op een lange dunne steel. Een bloem die ik en mijn collega langzamerhand niet meer konden zien

Bloemen houden van mensen en mensen van bloemen. Onderweg maakt een winkelier een verrast gebaar en wenkt mij vanachter zijn etalage als ik als een duiker vanuit de kuil recht tegenover zijn etalage tevoorschijn kom. Hij grapt dat hij de bloemen wil. Maar de bloemen gaan naar de tweede etage van het vier verdieping tellende gebouw. Op het zogenaamde binnenplein schuif ik drie tafels aan elkaar en zet ik een aantal stoelen daar rondom. Ik verzamel materiaal vanuit de kamer waar ik ooit bijna een jaar geleden voor het eerst een collega aan de gang zag met het bloemschikken. Het was dezelfde collega, die mij ook op mijn oude werkplek liet zien hoe het bloemschikken verliep. Het was mijn eerste werkdag. Een mooie fleurige binnenkomst was het, die veel indruk op mij heeft gemaakt. Zij is daar gebleven en ik vervang haar nu hier en zo is er weer even de herinnering aan iemand waar ik het goed mee kan vinden, een fijn mens met een groot hart waar het heel fijn samenwerken mee was. Heel even is er dan het verdriet van het heden in relatie met het verleden.

Als de bewoners rond de tafel zitten en ik heel even met hen verzink in de grote hoeveelheid bloemen die ik niet heel effectief van te voren had verdeeld valt haar naam. Een van de bewoners vertelt mij dat zij altijd de bloemen verdeelde. Net als ik is de herinnering aan bepaalde manier van begeleiden en aan een bepaalde persoonlijkheden bij veel bewoners nog niet verdwenen. Het is een terechte opmerking. In een poging de bewoners zoveel mogelijk te betrekken in het proces is er een onoverzichtelijke dynamiek ontstaan en ik neem de strategie van mijn collega voor de volgende keer over.

Na de chaotische verdeling volgt het eigenlijke werk waarbij de meeste deelnemers, geconcentreerd bloemen kort knippen en rangschikken. Er zijn geen klachten over de soort bloemen en over de hoeveelheid groen vandaag. Echter een mevrouw laat haar bloemstuk staan. Ze hoeft hem niet mee naar haar kamer. Ze houdt niet van geel.

Het is tegen het einde van de dag als ik een berichtje van mijn vrouw op de telefoon krijg. Of ik even melk kan kopen. Een stop bij de plaatselijke wit blauwe supermarkt keten laat mijn dag eindigen bij de uitgang van diezelfde supermarkt waar vele bloemen de ingang in een kleuren zee omtoveren.

© Amiad Ilsar.

Overal waar ik kom…..

De dag begint met een verassing in de vorm van een hond. Een kleine zwart witte hond, maat vloerkleed, met lange haren waarover ik bijna val als ik op het eindpunt met de massa van de passagiers de bus uitstap. Aan een lange lijn wordt hij of haar bijna door mij schoen maat 44 platgestampt. Ik ben wel eens eerder over een hond gestruikeld. In een drukke ruimte op een voorjaarsactiviteit op het stadslandgoed in Almere. Daar liep het wat minder goed af en werd ik door een geschrokken hond in mijn kuit gebeten. Maar in tegenstelling tot deze ervaring loopt het voor mij deze ochtend goed. Net als eerder deze week toen ik rennend naar de bus over een stuk bevroren ondergrond gleed en met een stijlvolle pirouette nog maar net op het been bleef. Ik ben een gelukkig mens deze dagen.

Net als elke dag is het weer een verassing wanneer mijn aansluiting verschijnt. Vanaf de plek waar de hond zich met zijn baasje uit de voeten maakt is er nergens een blauw witte bus met het nummer 62 te zien. Deze verschijnt pas enkel minuten later als ik met de opgehaalde gratis ochtendkrantjes op de halte sta te wachten. In een vrij warme bus kan ik in alle rust een van de kranten beginnen te lezen. Het wachten op het vertrek lijkt mij net als gisteren langer dan de geplande vertrektijd van 8.03 uur te duren. Gisteren vertrok de bus om 8.08. Vandaag vertrekt hij om uiteindelijk om 8.05. Wegens wegwerkzaamheden rijdt de bus volgens een aangepaste dienstregeling hoor ik de buschauffeur zeggen tegen een passagier die naar de reden van het lange wachten vraagt. Op dinsdagen rijdt hij dan om 8.08 en op woensdagen op 8.03 weg, leuk een dergelijke flexibele dienstregeling, bedenk ik mij.

Na een twintig tal minuten door een licht wordend Amsterdam bereik ik mijn einddoel. Ik heb de beiden kranten kunnen lezen en als een tevreden mens loop ik richting de midden deur om mij voor te bereiden op de uitstap. Ik trek mijn portemonnee uit mijn jaszak en nog voordat een pieptoon mijn uitchecken bevestigt, zie ik een bekende. Een zwart witte bekende aan een lange riem. Vlak voor de voordeur maakt zijn of haar baasje zich klaar voor de uitstap. Help ik word achtervolgd door een hond. Het lijkt inderdaad op een achtervolging want de vrouw loopt in mijn kielzog richting de voordeur van mijn werk. Pas enkele meters van deze deur, neemt zij haar hond richting de overkant en verdwijnt ze uit het zicht.

Als ik mij even later bij mijn collega meld, blijkt deze op weg naar buiten te zijn om haar hond uit de auto te halen. Weer een hond. Wat gebeurt hier vanochtend, vraag ik mij af. De hond van mijn collega is een Mechelse herder een maatje groter dan het zwart witte vloerkleed, bruin van kleur en een kortharige vacht. Geen hond waar je over kan struikelen.

Het is tegen het einde van de dag als ik een berichtje van mijn vrouw op de telefoon krijg. Of ik even melk kan kopen. Een stop bij de plaatselijke wit blauwe supermarkt keten laat mijn dag eindigen bij de uitgang waar een klein bruin hondje maat vloerkleed mij vriendelijk zit aan te kijken bij het verlaten van de winkel.

©Amiad Ilsar