Maandelijks archief: juli 2022

Het slot is kapot

Ik zit naast de man met de verstandelijke beperking aan de tafel in het lokaal van de dagopvang. Er worden nog wat liedjes gezongen voor de start van de dag. De man zit zo aan de tafel dat de grote grijze toegangsdeur goed zichtbaar voor hem is. Zoals ik deze man ken is het niet toevallig dat deze man hier zit. Op deze plek heeft hij uitzicht op de deur en behoud hij een gevoel van controle.  

Ineens gaat deze deur open en twee mannen buigen zich naar het slot op de deur. Er wordt gepraat en aan het slot gedraaid wat duidelijk hoorbaar door het aanwezige lied klinkt. In Holland staat een huis, klik, klik, in Holland staat een huis. Het is vanaf dit punt een bijzondere waarneming terwijl twee begeleiders en een drietal cliënten aan een grote tafel geconcentreerd zingen staan twee mannen ijverig bij de deur een slot heen en weer te klikken, alsof de twee gebeurtenissen los van elkaar plaatsvinden. 

De man naast mij brengt zijn hand naar zijn mond en bijt erop. Nu heeft hij gelukkig geen tanden. De man is zichtbaar opgewonden. Rond de tafel gaat het in Holland staat een huis…. in Holland staat een huis. Ik leg de man uit dat er een probleem met het slot is en dat het nu gemaakt wordt. Klik…. klik 

De ene man is de technische man met een rood grijs pak en een grote hamer die duidelijk zichtbaar aan de riem aan zijn broek hangt. Het lijkt alsof ik de man naast mij timmerman hoor zeggen. 

 ‘De timmerman repareert de deur, zie je’, op deze manier ondertitel ik de gebeurtenissen voor de man. 

‘Ze zijn zo klaar’, zeg ik. 

‘Boven klaar’, zegt de man doelend op de verbouwing van zijn oude dagbestedingslokaal op de eerste. De klikken zijn even weg en de mannen verdwenen. 

Maar dan gaat de deur opnieuw open. Er is nu nog een man zichtbaar. Het is de man met de hamer Hij gaat gehurkt zitten en kijkt naar het slot. Een bril wordt uit de zak gehaald. 

‘Hij zet zijn bril op’, zeg ik tegen de man naast mij 

‘Hij maakt zijn bril schoon’, zeg ik als de man de glazen van zijn bril aan zijn trui schoonveegt. 

De man naast mij kijkt toe. 

Inmiddels wordt er gezongen over koffie. Koffie, koffie lekker bakje koffie. 

De gehurkte man staat weer op. Klik, klik. Koffie koffie lekker bakkie koffie…. 

 De deur gaat dicht. 

Is de man klaar? Vragen wij ons af. 

De deur gaat weer open en daarmee gaat de hand van de man naast mij weer naar zijn mond. Hij kijkt met grote blauwe ogen naar de grijze deur. 

‘De timmerman is nog niet klaar’, ondertitel ik. 

Koffie, koffie lekker bakje koffie klinkt het.  

Er wordt weer geklikt. Klik klik….doet het slot als het wordt omgedraaid. Heen en weer. Wat is er met het slot aan de hand? 

Inmiddels krijgt de man naast mij zijn koffie. De deur gaat dicht. 

De deur blijft dicht. 

Enkele minuten verstrijken. 

De grijze deur blijft gesloten. 

De man lijkt niet meer terug te komen. 

‘De man is weg, het slot is weer gemaakt’, zeg ik tegen de man naast mij aan de hand van onze observaties. 

‘Slot gemaakt?’ 

‘Ja slot gemaakt en man is weg’. 

‘Man weg, wie?’ Vraagt de man naast mij. 

Ik herhaal dat de timmerman weg is en het slot gemaakt. De rust is weergekeerd. Hoe fijn. 

© amiad Ilsar. 

De voorbijganger

Je gaat ons verlaten. Ik vind het heel erg jammer en ik ga je als collega zeker missen en niet alleen ik. 

In een workshop die ik laatst had werd er gesproken dat de hulpverlener, wij dus, een voorbijganger zijn voor de client, de mensen aan wij zorg verlenen. Ik merkte dat iets in mij meteen werd geactiveerd. Een soort alarm ging aan. Een mobilisatie van krachten die deze opmerking meteen moesten vernietigen. Ik ben toch geen voorbijganger? Ik wil geen voorbijganger zijn. Ik wil van betekenis zijn voor degene die ik help. Dat kan natuurlijk ook als voorbijganger, maar voorbijganger wekte bij mij iets op van dat is iemand met een vluchtig contact. 

Vluchtige contacten daar houden wij als team welzijn niet van, wij zoeken het contact met degene die we ontmoeten. De activiteit is vaak het middel om dat contact te bewerkstelligen. Contact maken dat doe je goed. Je bent heel sociaal en je hebt laten zien in de tijd dat je bij ons hebt gewerkt dat je het fijn vindt om persoonlijke contacten aan te gaan, je wilde geen voorbijganger zijn. 

Dat was je ook niet. Verre van dat en het feit dat je ons ook vertelde dat je het werk soms naar huis nam betekent genoeg. Jouw betrokkenheid bij de bewoners van het verzorgingshuis, en ook bij het team leidde er al gauw toe dat je een plek kreeg in ons team toen er een vacature vrijkwam. Van vrijwilligster tot teamlid, van teamlid tot vrijwilligster, want je hebt aangezegd weer als vrijwilligster door te willen gaan. 

Maar wees voorzichtig, neem niet te veel hooi op je vork. Dat is namelijk wel jouw valkuil. Alles wil je naar je toe trekken, maar je bent maar een persoon, met twee benen en armen. Meer dan dat heb je niet en meer dan dat kun je niet gebruiken om werk te verrichten. 

Jouw verbondenheid en wil tot het geven van hulp zit in de genen. Jouw moeder staat ook altijd klaar om te helpen. Om de week meldt ze zich op woensdagochtenden met een kleine grijze auto volgeladen met kleurige bloemen om onze cliënten te verblijden.  

Jullie zijn pragmatisch, jij kijkt naar een opgave, analyseert wat er nodig is en voert uit. Onze tastbare agenda’s, twee in totaal heb je weten te kunnen digitaliseren tot een geheel. Het is nu overzichtelijker en bruikbaarder. Een bingomiddag, een voorgenomen wandeling met bewoners of elk andere activiteit waar hulp voor nodig was leidde tot het plegen van telefoontjes en maken van lijstjes voor de inzet van vrijwilligers. 

Je hebt je in de bijna drie jaar dat je bij ons was je stempel gedrukt op het leven van de bewoners. Het was fijn om een jonge dynamische besluitvaardige jonge vrouw in het team te mogen hebben.  

Je gaat nu je werkleven anders inrichten. Je hebt gekozen voor de richting waarvoor je bent opgeleid en je gaat weer verder. Je bent na die mededeling op de woensdagochtend waarbij je meldde dat je vertrekt een voorbijganger geworden. Een voorbijganger, die we graag langer bij ons hadden willen houden. 

@Amiad Ilsar

Mars

Mars. Ik heb er een haat en liefdeverhouding mee. De zoete versnapering, die ik denk zo rond mijn tiende voor het eerst ontdekte. Het is zoet, heel zoet het is zacht, gemaakt van chocolade. Allemaal pluspunten. Maar het is ook plakkerig. Altijd als ik het eet blijft er een kleverige substantie op mijn achterste kiezen plakken. In mijn jeugd at ik dan ook liever Milky Way die door de afwezigheid van karamel wat minder plakte. 

Op dit moment eet ik geen Milky Way en ook geen Mars meer. Ik vind het te zoet en te plakkerig. Als ik deze middag een Mars in mijn handen krijg zijn de eerste gedachten dan ook niet he wat lekker. Ik krijg de Mars omdat ik iets moet afrekenen. De Mars is het eerste wat mijn collega met haar witte jasje voor handen heeft in de winkel naast de kassa.  

De collega in de witte jas werkt als facilitair medewerkster in het verzorgingshuis. Dat houdt in dat ze in het restaurant, de keuken en het huis han en span diensten verricht. Van servetten vouwen, tot meubilair verhuizen en van de receptie bemensen tot informatiebordjes ophangen. Vandaag moet ze van een bewoonster geld in ontvangst nemen voor een maaltijd. De dochter van de mevrouw met een rollator heeft meegegeten in het restaurant. Ik kwam net aanlopen en zag het tafereel. De vrouw met haar rollator aan de ene kant van de toonbank, mijn collega aan de andere. 

‘Dat wordt 12.50 euro’ zegt mijn collega.  

‘Ik kijk even’, zegt mevrouw met de rollator en ze begint in haar portemonnee te zoeken naar geld. 

‘U kunt alleen pinnen’, zegt mijn collega. 

Al zeker ruim een jaar zijn wij cash loos. Geen stroom meer van klein en groot geld wat door het huis ging en wat vaak in verkeerde handen viel. Maar het is best ook wel een knelpunt voor bewoners, waarvan de meeste geen pin hebben of kunnen gebruiken. 

Ook deze mevrouw begrijpt het niet helemaal en blijft nog even doorzoeken naar contant geld waarna mijn collega voor de tweede keer moet herhalen dat ze het bedrag niet contant kan betalen. Alleen pinnen is de boodschap. Haar dochter zal gaan pinnen en de vrouw met de rollator vertrekt. 

Nu we hier bij het pinautomaat staan kunnen we meteen even controleren of de pinautomaat wel werkt.  Er is een melding, die we van de vrijwilligsters die het winkeltje beheren hebben gekregen dat de pinautomaat defect is. 

‘Ik haal even mijn pin’, zeg ik om de vraag rondom de pin toch duidelijk te krijgen. 

Ik loop naar ons kantoor haal mijn pin uit de portemonnee en meld mij weer bij de toonbank van het winkelpaviljoen waar mijn collega achter de toonbank staat te wachten. Ze overreikt mij een Mars uit het mandje naast de kassa. Ik pak mijn pin en hou hem aan de zijkant van het apparaat. Alles gaat zoals het moet gaat. Ik heb betaald en ben een Mars rijker. Maar wat moet ik nu in hemelsnaam met een Mars? 

@Amiad Ilsar 

De rollator

Enkele ogenblikken geleden kwam mevrouw naar mij toe met de mededeling dat de rollator die ze voortduwt niet haar rollator is. Ze benadrukte dit door te verklaren dat alle spullen die in de rollator liggen niet van haar zijn en ze vraagt aan mij deze rollator verder te onderzoeken.  

Mensen met dementie worden gekenmerkt door geheugenverlies en dat zou kunnen verklaren dat mevrouw wel met haar eigen rollator loopt maar niet meer weet dat dit op wieltjes rijdende looprek haar toebehoort. Dus ik ga de rollator aan een nauwkeurige inspectie onderwerpen. In de hoop een naam op het zwarte opklapbare hulpmiddel te vinden bekijk ik de zijkanten en ook het middengedeelte. Helaas tevergeefs. Geen enkele aanwijzing van de identiteit van de eigenaar. Is deze mevrouw met haar keurig gekamde haar wel of niet de rechtmatige eigenaar? Een nadere inspectie is nodig. Ik verleg mijn onderzoek naar niveau twee. Ik ga het tasje dat aan de rollator hangt onderzoeken. 

Vrouwen houden van tasjes, de vrouwelijke behoefte naar noodzakelijke accessoires brengt een behoefte naar een draagbare ruimte met zich mee. Meest wordt dit in dit deel van de wereld opgelost door een handtas van verschillende maten en materialen. Wordt iemand zo oud en behoeftig dat er ondersteuning bij het lopen nodig is dan vormt een tas in een rollator een alternatief voor het handtasje. Opbergruimte in een rollator vormt bij vooral vrouwen die aan dementie leidden tot een plek waar je de meest onverwachte zaken kan aantreffen. Alles wordt erin gestopt. Voedsel, huiswaar en zo blijkt nu bij het huidige onderzoek toiletartikelen. 

Het is incontinentiemateriaal wat ik aantref. Verschillende soorten met verschillende kleuren en diktes. Gelukkig lijkt het niet gebruikt. Ik vind nog een plastic potje, doorzichtig met een zoals het lijkt zalfje met een doekje en handschoenen in een plastic zakje.  

‘Is dat van u?’ Vraag ik mevrouw.  

‘Nee’, mevrouw is overtuigd, de spullen herkent ze niet. 

Ik sta daar met de spullen in mijn hand, terwijl mevrouw na nog wat grabbelen een handschoen vindt.  

‘Die is van mij’, eindelijk een teken van herkenning.   

Deze herkenning geeft mij een aanwijzing dat mevrouw door haar dementie haar rollator niet meer herkent. Ik sta nu naast haar in de ingang van het restaurant, waar zo meteen de eerste hongerige cliënten zich zullen melden. Wat doe ik nu met het incontinentiemateriaal? En de zalf? Ik heb weinig tijd ik kan me niet vrij maken om naar de etage te gaan waar mevrouw woont. Weggooien lijkt mij erg zonde, zeker gezien de belasting op het milieu. Maar er lijkt mij geen andere uitweg. Ik open de pedaalemmer en drie plastic absorptieproducten vallen met een lichte ruis in de afvalbak, die verder vrij leeg is. Wat heel fijn si gezien de verder ontwikkelingen. 

Een collega met een cliënt meldden zich, nog geen tien seconden nadat de deksel van de automatisch sluitende klep van de afvalbak zich heeft gesloten. De client is helemaal blij. Dat is haar rollator, doelend op het door mij doorzochte looprek op wielen. Kijk maar die is van haar laat ze zien door te wijzen naar een groen stukje geknoopt plastic op de zijkant.  

Ik loop snel naar de afvalbak haal het incontinentiemateriaal plus het zakje met de zalf eruit en plaats het terug. 

‘Ik heb even u mandje onderzocht om te weten van wie de rollator is’, zeg ik terwijl we de rollators aan hun rechtmatige eigenaar geven. 

© Amiad Ilsar.  

Herentoilet

Ik kom haar tegen in de gang van de derde verdieping van het verzorgingshuis. Daar waar de bewoners met de diagnose dementie wonen. Langzaam met kleine stapjes schuifelt ze naar mij toe. Mevrouw heeft een rollator maar meestal loopt ze zonder. Ik zoek in de woonkamer vluchtig of ik hem zie. Geen spoor van het belangrijke hulpmiddel. Ik heb geen tijd om uitgebreid te gaan zoeken er is een activiteit in de eetzaal. Zingen met behulp van een groot scherm en de tekst in het restaurant. Op dit moment ben ik hier om bewoners mee naar beneden te begeleiden. Mevrouw wil graag naar beneden. Ik neem haar aan de hand en samen lopen we door een lange gang richting de achterste twee liften aan de achterkant van het gebouw. Stapje voor stapje. 

Als we de lift instappen krijgt mevrouw complimenten van een andere bewoonster over haar nieuwe jurk. Eenmaal beneden aangekomen wilt mevrouw dat ik naast haar in de eetzaal blijf. Het kan eigenlijk niet, want er zijn weinig vrijwilligers om iedereen naar beneden te halen, maar ik ga toch even zitten. Ik help haar even te aclimatiseren. Na enkele minuten leg ik haar uit dat ik even moeten helpen met andere bewoners naar beneden te begeleiden. Nu blijft ze wel even zitten. In een zee met stuurloos drijvende schepen is het soms lastig te bepalen welk schip een anker toe te werpen. Er zijn te weinig ankers.  

Muziek daar houden de meeste mensen van en de zaal vult zich met vele bewoners. De ene na de andere zomerhit wordt afgespeeld. Mevrouw geniet, ondanks haar afwezige gehoorapparaat. Op een gegeven moment zakt de kin wat op haar borst en geniet ze van een dutje. Slapen is soms een goed teken voor iemand die veel onrustig kan heen en weer lopen. Even ontspannen. 

Als mevrouw wakker wordt krijgt ze samen met de andere bewoners een waterijsje. Ik ken de waterijs problematiek van mijn eigen jeugd. Lekkende plakkerige waterstromen, afbrekende stukken ijs, die of in de mond of op de schoot tot problemen leidde. Mevrouw heeft na het waterijsje plakkerige handen. Ook heel herkenbaar. Ze is opgestaan en geeft mij dit aan. Mijn eerste gedachte is haar even naar het toilet te brengen en onder water de plak te laten verdwijnen. Hand in hand geplakt lopen we naar het toilet niet ver van het restaurant in de binnentuin. 

Het verzorgingshuis heeft nog geen genderneutrale toiletten en ik moet kiezen tussen het dames of het herentoilet. Wat kies ik? Ik moet denken aan de tijd dat ik met mijn dochter naar zwemles ging. In de algemene kleedzalen was de regel dat het geslacht van het kind bepaalde waar je naar toe ging. Maar hier in het verzorgingshuis zijn daar geen regels voor en ik stap het herentoilet in. Ik voel mij daar vertrouwd en de dame aan mijn hand maakt het toch niet uit. Denk ik. 

‘Herentoilet’, hoor ik naast mij, als ik met mevrouw de toegangsdeur voorbij ga. Mevrouw heeft mij verrast en dat geeft mij te denken of ik niet beter het damestoilet had moeten kiezen.  

© Amid Ilsar.