Dinsdagmiddag het getik van de holle ronde sjoelstenen stijgt tot op de vierde en tevens hoogste verdieping van het gebouw op. De afdeling waar de mensen met de meeste zorg zitten. Mensen met lichamelijke en vaak ook geestelijke afgenomen vermogens. Zonder aandacht van de omgeving zouden ze vanmiddag niet aanwezig zijn in de binnentuin, immers de meeste kunnen niet zelfstandig van de afdeling weg. Alleen met extra inzet en aandacht kunnen zij meedoen aan het sjoelbakken.
Een voorbeeld. De man zit in de rolstoel. Hij zit sterk naar links gedraaid. Een voetsteun ontbreekt. Geen comfortabele zit. Een overbodige vaststelling. Nog onwetend over de hoofdrol die hij in mijn verhaal van vandaag gaat opeisen zit hij naast zijn vrouw. Mevrouw zit ook in een rolstoel. Beiden kijken voor zich uit. Ze zitten met de rug naar mij toe.
Ik tik mijnheer op zijn schouder aan. Hij kijkt mij met zijn helblauwe ogen vragend aan. ’Ik neem u mee naar de sjoelbak. Dan kunt u sjoelen’. Ik vraag hem niet of hij mee wil. Ik stel hem voor een feit. De cognitieve vermogens van mijnheer zijn zodanig dat vragen weinig zin meer heeft. Ik rij hem daarom in zijn rolstoel naar de aangepaste brede bak. Ik til hem recht in zijn stoel en ik laat hem zien hoe hij een steen moet bewegen. Niets. Uit ervaring weet ik dat mijnheer kan sjoelen. Ik heb hem het twee weken geleden met een collega zien doen. Er gebeurt echter nog steeds niets. Onbewogen handen een onbewogen blik. Als het lijkt dat de stilte gaat overwinnen gebeurt het onverwachte en komt de rechterhand in beweging. Met maar weinig kracht gaat de steen richting de vier extra brede openingen. Ook een tweede steen wordt met te weinig kracht afgevuurd. Ik kan vaststellen dat dit hem niet gaat worden.
Om het onmogelijke toch mogelijk te maken kunnen we de openingen naar het begin van de bak opschuiven. Nu lukt het beter. Meneer raakt in een soort trance en begint de ene naar de andere steen richting de twee meest rechtse gaten te schuiven. Mijnheer lijkt geen begrip meer van het doel van het spel te hebben. Namelijk zoveel mogelijk punten verdienen door in elk gat stenen te schuiven. Ik concludeer dit omdat na de eerste poging er alleen maar stenen in de twee rechtse gaten liggen. Tijdens de tweede ronde van zijn eerste beurt schuift mijnheer weer stenen naar rechts. De verwoede pogingen van de vrijwilligers om mijnheer uit te leggen dat links ook gaten zijn heeft geen effect.
Mijnheer geniet van het mikken van de stenen met vol enthousiasme pakt hij nu zelfstandig stenen. Niet alleen van de stapel in het begin maar ook de al gespeelde stenen in het speelveld. Hij rekt zich ver uit de stoel uit om half hangend over de bak stenen van korte afstand met een flinke klap erin te krijgen. Op een gegeven moment lijkt het erop dat mijnheer de stenen in de vakken wil gooien.
Na een derde en laatste ronde van de eerste liggen de stenen of rechts voor de gaten of rechts in de gaten. Mijnheer is klaar. Een tweede spel levert later deze middag hetzelfde beeld op. Geen spel waar telling en punten een rol spelen. Een spel waar het puur om de actie, beweging en plezier van mijnheer gaat.
Dit is hoe wij kunnen sjoelen met mensen met afgenomen cognitieve vermogens. Dit is sjoelen met andere doelen en andere criteria. Dit is een activiteit geworden op zoek naar activiteiten voor een groep mensen, die ondanks alles ook nog kunnen genieten maar dan wel op hun manier.
© Amiad Ilsar.