Maandelijks archief: december 2012

Eind goed al goed

In de stroom van het leven streven we om zwemvaardigheden op te doen zodat we zelf richting kunnen geven aan onze doelen. Zwemvaardigheden zijn echter niet altijd een garantie dat we onze zelfstandigheid behouden. Op bepaalde momenten van ons leven is de stroom zo sterk dat we als willoze voorwerpen meegesleurd worden en we met moeite kunnen blijven ademhalen in de kolkende massa. Een ziekenhuisopname is een dergelijk voorbeeld. Ruim een week is Denise al opgenomen in het ziekenhuis, die een wereld van onverwachte en onvoorspelbare en vooral oncontroleerbare momenten behelst. Haar leven is letterlijk in de handen van artsen, chirurgen, die een blindedarm hebben verwijderd en de darmen van ontstekingsvocht hebben ontdaan. Als vader, sta ik aan de kant en kan ik alleen maar machteloos toekijken naar de stroom gebeurtenissen waarin zij wordt meegesleurd. Het voelt als een falen in de belangrijkste taak als ouder, je kind beschermen. Haar ziekte valt uiteindelijk ook mij aan. De overstroming die Denise wegspoelt, laat mij machteloos achter.

Als Denise zittend voor mij in een rolstoel wordt geprikt om een infuus aan te brengen kan ik niet meer doen dan hard in de handvaten van de rolstoel duwen en met dichtgeknepen keel het gehuil van Denise aan horen.

Het begon vanmiddag bij een infuus die uit haar hand schoot, bij het verwisselen van een vuil T-shirt. Voor de zoveelste keer had Denise overgegeven en daarbij was het T-shirt niet ongeschonden gebleven. Achter een door mij door een dicht gordijn verborgen wereld bleek het eerder aangebrachte infuus niet bestand te zijn tegen de bewegingen die nodig waren om Denise van een schoon T-shirt te voorzien. De tijd op de grote ronde klok boven de klapdeuren van de kamer geeft kwart voor vier aan.

Om tien over acht in de avond komt zuster Marjan aanzetten. Blauw grijze ogen kijken me achter een groot zwart montuur aan en een wat hese stem meld dat de kinderarts net op de afdeling was, maar de behandelkamer was bezet. Ze komt zo terug. Denise ligt half wezenloos naar de tv te kijken. Een hele zondag, een hele dag is voorbij gegaan zonder enige verbetering in haar situatie. Haar buik is pijnlijk en opgezet ze heeft de hele dag nog geen ontlasting gehad, een onderzoek of de problemen van haar buik inderdaad daar vandaan komen is vandaag niet gebeurd. Ons aandringen hierop is onbeantwoord gebleven. Artsen varen hun eigen koers in de stroom van het ziekenhuisleven.

Het is bijna negen uur als zuster Marjan zich opnieuw bij Denise aan het bed meld. De behandelkamer is vrij en de arts is gearriveerd. Denise trekt zich met veel gekreun overeind en zuster Marjan helpt haar de rolstoel in. Met grote stappen beweegt zuster Marjan haar grote en brede lichaam door de gang, terwijl ze Denise volgt. Ik volg, zoals ik al dagen volg. Ik ben een toeschouwer in de gebeurtenissen die bij Denise worden voltrokken.

Ik ben een toeschouwer, als ik even later achter de rolstoel van Denise sta. Een behandel bed in het midden van de kamer blijft leeg. Het is te moeilijk voor Denise om zich op het bed te hijsen. De kinderarts, een co assistente met de naam Charlotte zal het infuus ingaan, brengt terwijl Denise in de rolstoel zit. Denise is bang en gespannen. ‘Ik haat naalden’, zegt ze met een stem vol tranen. De kinderarts die al zoekende is naar een plek op de met blauwe plekken versierde armen van Denise stelt voor om eerst bananenspray te gebruiken alvorens te prikken. Bananenspray staat synoniem voor een verdovende spray. Een bandje wordt om de linkerhand van Denise gelegd. Charlotte buigt zich over de arm. Een lamp wordt op de arm gericht. De hand gaat tintelen en Denise begint te schreeuwen. Charlotte klopt met haar lange vingers op de blauwrode opgezwollen arm van Denise. Aders komen op maar zodra Charlotte haar injectienaald richting arm beweegt verdwijnt de ader weer. De telefoon gaat. Marjan neemt op. Charlotte kijkt even op. Marjan schrijft gegevens op een verkreukeld papiertje wat uit haar borstzak tevoorschijn wordt gehaald. Op het aanrecht van de witte kastjes wordt naam en gewicht genoteerd. Charlotte heeft wat gevonden en Marjan, die het korte gesprek beëindigd helpt de arm van Denise te strekken. Bananenspray en naald wordt in het opgezette vlees geprikt. Denise huilt, schreeuwt, au, mijn hart wordt doorboord. De bananenspray lijkt water te zijn, verdoven lijkt hij niet te doen. Ik probeer Denise te kalmeren, nog even, lieve meid van me. Het doorzichtige deel van het buisje blijft leeg, geen rode vloeistof, het blijft doorzichtig, terwijl Charlotte wroet en beweegt.

De band wordt losgemaakt, de naald eruit getrokken. Charlotte geeft het even op. Ze beweegt zich op de rollende kruk naar de rechterarm, haar gezicht naar de arm gekeerd, donkerblonde krullen vallen op de schouder en nemen mijn beeld weg. Weer wordt een bandje aangelegd, weer maakt een fel licht een roodblauwe huid zichtbaar waaronder aders een spelletje verstoppertje spelen. Aan de zijkant van de pols heeft Charlotte wat gevonden. De pols van Denise wordt naar achteren en opzij gebogen, de pijn is groot, zowel bij mij als Denise. Telefoon. Charlotte grijpt naar de telefoon. Ze maakt de band los en praat ondertussen met een arts op de spoedeisende hulp over een opname. Gegevens worden uitgewisseld, details worden op een papiertje genoteerd en voor enkele momenten is het vonnis voor Denise uitgesteld. Maar niet voor lang en uiteindelijk wordt de naald met enige kracht de huid ingeduwd. Regelrecht tegen een wand van een vat. Er is geen uitstroom van rood vocht, weer blijft het plastic doorzichtig. Marjan rijkt een injectiespuit met water aan, deze wordt op het infuus aangesloten. Marjan drukt de injectiespuit in, Charlotte houdt de naald vast, maar de spuit geeft niet mee. Ik probeer de almachtige aan te roepen, alstublieft laat het nu lukken. Maar ook deze poging gaat niet lukken. alle tranen van Denise voor niets. Het lukt Charlotte niet, die een derde poging gaat wagen. Weer telefoon, weer neemt Charlotte op, weer wordt er van alles op een papiertje genoteerd. “Misschien hebben jullie een prikexpert”, met deze hint probeer ik het leed van Denise te verzachten. Tijdens de volgende prikpoging wordt er overlegd tussen Charlotte en Marjan. Namen worden genoemd en voorstellen afgewogen.

De derde prikpoging mislukt ook. Na een half uur van nutteloos leed mag Denise weer naar haar kamer, zonder infuus. Die wordt uiteindelijk een half uur later in haar bed in enkele snelle handbewegingen door iemand van de intensive care aangelegd.

Een dag later zorgt een klysma voor verlichting en bijna een week later mag Denise het ziekenhuis verlaten. Echter niet voor lang.

Een week van buikpijn een hernieuwd bezoek op dinsdag aan de spoedeisende waar niets wordt gevonden, een controle op donderdag waar de behandelde chirurg geen verassingen verwacht en een bezoek aan de huisarts op vrijdagochtend leidt naar een vrijdagavond.

Voor het eerst na lange tijd is Denise weer present bij de inwijding van sjabbat, ze haakt echter snel na de maaltijd tegen achten af en gaat naar bed. eigenlijk de hele week is het beeld hetzelfde na het eten heeft ze buikpijn en moet ze liggen. De bloedwaarde was dinsdag gaven geen infectie aan en dus wordt er niets gedaan.

In de nacht naar zaterdag staat ze om 1.15 aan ons bed. Ze heeft buikpijn, hoofdpijn en blijkt bijna 38 graden verhoging te hebben. Ik ben snel mijn bed uit en bel de spoedeisende hulp. Janneke de dienstdoende verpleegkundige deelt mij mede dat er opnieuw bloed zal moeten worden geprikt. Mocht dat wat opleveren zal er tot morgenochtend niets worden gedaan, we mogen ook morgenochtend vroeg komen. Denise voelt zich slecht en wil meteen gaan. Ze praat zelf nog even met de verpleegkundige en ze besluit meteen te gaan. Het is half twee ’s nachts wij stappen een verlaten straat in waar de straatlantaarns de donkere woonhuizen belicht. Denise neemt plaats naast mij met een emmer tussen haar benen. De misselijkheid is ook weer terug. De achterbank blijft leeg. Anna blijft bij Hadas, die op een hoog achter de balkondeur op de eerste verdieping haar dromen ongestoord beleeft.

De hoofdwegen, die ik via een aantal drempels bereik zijn verlaten, het licht van de lantaarns wordt weerspiegeld op een nat wegdek. Rode verkeerslichten lichten groen op bij nadering van de kruispunten. In tien minuten bereik ik de parkeerplaats van de spoedeisende hulp. Nadat we ons melden bij de balie is het zuster Jannet, die ons door de deuren van spoedeisende hulp leidt. We lopen links door twee wijde bruinrode deuren en bereiken een kamer met helder wit licht, die pijn doet aan mijn ogen op dit moment van de ochtend. Rechts naast het middelste bed waar Denise plaats op moet nemen zie ik door een spelt van het geopende gordijn een vrouw liggen. Zwarte hoofddoek, witgroene lange pyjama met roze motieven en zwarte slippers. Ik kijk automatisch of haar zoon er niet is. Een vreemde reactie want het is duidelijk dat de vrouw, de moeder van een zevenjarig jongetje dat inmiddels al drie keer aan zijn blindendarm is geopereerd wordt behandeld. Het beeld van de vrouw in dit bed om bijna twee uur in de ochtend is vreemd. Terwijl Denise het bed op gaat, vertelt de moeder over haar plotselinge heftige hoofdpijn. Ik verhuis weer achter het gordijn. In een gesloten wereld wacht ik met Denise op de dingen die komen gaan.

Er wordt door Jeanet bloed bij Denise afgenomen. Denise begint weer zenuwachtig te worden. Jeanet legt uit dat dit toch echt even moet. Haar rechterhand wordt afgebonden en met enige moeite vindt Jeanet een bloedvat. Tergend langzaam vult het buisje zich. Als het buisje vol is wordt een opkomende blijdschap door een leeg tweede buisje verjaagd.

Nadat de bloed is afgenomen is het wachten. Het inmiddels bekende uur, waarin de moeder van het jongetje weer terug naar de kinderafdeling verdwijnt, met de boodschap dat ze niets ernstig heeft, behalve een stevige migraine, die het gevolg zou kunnen zijn van de beleefde spanningen na drie operaties van haar zoon. Denise brengt het uur met lezen door. Ik ijsbeer heen en weer. Beelden van een doemscenario van een derde operatie schilderen de lichte kamer in het zwart.

Na een uur blijkt dat de infectiewaarden wat zijn gestegen. De kinderafdeling wordt gebeld en een oude bekende bebrilde zuster van de nachtdienst komt met een rolstoel Denise ophalen. De zuster leidt ons om kwart over vier door een verlaten ziekenhuis, waar alleen het eeuwig zoemende geluid van de luchtcirculatie ons begeleid. Kamer 5 op de kinderafdeling heet Denise opnieuw welkom. Denise krijgt een bed bij het raam en ik ga terug naar huis waar ik nog drie uur kan slapen, totdat een eerste licht van een nieuwe dag door een kleine geopende ruimte van het raam de kamer binnendringt en ons erop attent maakt dat wij een dochter in het ziekenhuis hebben liggen. Een telefoontje naar de kinderafdeling geeft ons de informatie dat Denise slaapt.

Wij gaan na het ontbijt naar het ziekenhuis. Als ervaringsdeskundigen weten wij wanneer het bezoekuur is. Een jonge blonde magere co assistente, het prototype van de aankomende chirurgen in dit ziekenhuis, stelt het volgende voorstel voor. In overleg met haar team zal worden geobserveerd hoe Denise deze dag doorbrengt en zal morgenochtend indien nodig een echo worden gemaakt. Met dit bericht ga ik met Hadas naar de synagoge. Ik krijg nog wel even van de kleine donker getinte vriendelijke zuster een parkeerpas.

Een parkeerkaart. Een stukje plastic, die op een afgesloten parkeerterrein van het ziekenhuis de parkeerboom open en dicht laat gaan en ons vele euro’s aan parkeergeld bespaart. Een pasje wat je pas kan krijgen als je dierbaren een week zijn opgenomen. Wij hebben nu het voorrecht om in deze categorie te vallen. De Vips van het ziekenhuis.

In de loop van deze zaterdag stijgt de koorts tot bijna 40 graden. Maar weekend is weekend en afspraak is afspraak. Er wordt niets ondernomen om de echo te vervroegen. Pas zondagochtend wordt de radioloog gebeld en duurt het tot twaalf uur totdat deze arriveert. Ik ben kwaad, heel kwaad, waarom is de radioloog niet zaterdag al op de hoogte gebracht? De afspraak was toch al gemaakt dat er een echo zou plaatsvinden? Voordat Denise in de rolstoel naar de afdeling radiologie wordt gebracht geeft ze weer over. Denise voelt zich zoals ze het zelf formuleert beroert. Voor mij is het duidelijk het is weer goed mis, ze zullen Denise voor de derde keer moeten opereren.

Een derde operatie is niet nodig. Twee uur na de operatie komt de behandelde chirurg persoonlijk vertellen dat er niets verontrustend op de echo te zien is. Denise heeft waarschijnlijk nog bacteriën van de geperforeerde blindedarmontsteking in haar darmen rond dwalen. ‘Je maakt alles schoon, maar bacteriën kun je niet zien’, legt de duidelijk uitgeruste chirurg in zijn blauw geruite overhemd met daarboven een witte jas en zwarte Zweedse klompen uit. ’We gaan haar via een infuus twee soorten antibiotica geven, gebaseerd op de kweek die wij hebben gemaakt van het vocht wat we tijdens de tweede operatie uit de buik hebben verwijderd’.

Het infuus wat eerder al in verband met de hoge koorts door een verpleger vrij eenvoudig in haar hand is aangebracht, wordt een half uur later verbonden met een zakje antibiotica en weer een half uur later voelt Denise zich al veel beter en is de koorts tot 37.8 gedaald.

Tot woensdag ligt Denise in het ziekenhuis. Al die tijd heeft ze een    de zeventienjarige jongen die met onduidelijke oorzaak wekenlang last heeft gehad van verlammingsverschijnselen, als buurman. Hij mag uiteindelijk een dag later op donderdag naar huis. En zo eindigt op die dag het verhaal van kamer 5.

Denise gaat de week daarop weer naar school en is voldoende hersteld om ruim twee weken later weer naar het jaarlijkse winter jeugdkamp af te reizen.

©Amiad Ilsar.

Het ziekenhuisbed

In een ziekenhuis zijn er zaken die anders zijn. Neem een bed. Een bed in ons plaatselijke ziekenhuis heeft allerlei mogelijkheden om te liggen. Van horizontaal tot een rechtop zittend. De benen kunnen afhankelijk van het bovenlichaam worden neergelegd. Het is eigenlijk een aangenaam bed, dat een ieder thuis zou wensen. Behalve dat het bed bijzonder is op het gebied van comfort, onderscheid het bed zich door het feit dat het wielen heeft. Wielen die het bed geschikt voor transport maken.

Een transport van de kamer naar de operatiekamer bijvoorbeeld. Het bed is anders maar ook het ontwaken is anders op een ziekenhuisbed. Zeker na een operatie is het wakker worden een onaangenaam proces, wat niet te vergelijken is met het ontwaken uit een diepe nachtrust. Echter bij elke operatie is het ontwaken van Denise anders.

Anders in die zin dat bij het ontwaken zowel Anna als ik aanwezig kunnen zijn. Anders in die zin dat Denise in eerste instantie rustiger wakker lijkt te worden. Ze schreeuwt niet dat ze naar huis wil, ze rukt niet aan slangen en blijft rustig liggen. Anders in die zin dat ze om acht uur ’s avonds nog de enige is in de uitslaapruimte. De operaties zitten er deze dag op. Twee zusters zitten op krukjes bij een soort balie schuin tegen over het bed van Denise. Denise mag naar beneden, naar haar inmiddels vertrouwde kamer.

Maar een ziekenhuis heeft protocollen. Een eindeloze regelgeving, die zoals ook nu weer de mens, de patiënt lijkt te vergeten. En zo zijn er dingen die kunnen, maar niet gebeuren. Denise wil weg van deze onbekende ruimte, die met fel licht verlicht wordt. Mijn ogen branden en ik kan mijn blik op het witte linoleum richtte, maar Denise kijkt recht in deze brandende zee van licht. Ze moet nog hier blijven liggen, twee verpleegsters, die verantwoordelijk zijn op deze uitslaap moeten nog hier blijven. De verpleegster, van de kinderafdeling moet hier blijven. Dit alles omdat de chirurg die haar geopereerd heeft ons nog niet gemeld heeft, hoe de operatie is verlopen. Enkele woorden, die hier moeten worden uitgesproken, belemmerd de rust waar Denise nu om vraagt. De chirurg is naar de spoedeisende hulp geroepen en ja, dan is het dus nog even wachten. vijf, tien minuten verstrijken in de eeuwigheid van de lege ruimte, totdat vanuit een verborgen ruimte een gebogen sloffende gedaante komt aanzetten. De voeten in de zwarte klompen kunnen niet meer worden opgetild, de gebogen rug lijkt alle operaties van de ze dag te torsen, de wallen onder de ogen lijken een uiting te zijn van vele uren geconcentreerde arbeid.

‘De buik is schoongespoeld, vocht wat deels wat troebel was is verwijderd, mijn verwachting is dat ze flink zal opknappen’. Spaarzame woorden van een man die de verborgen organen van Denise heeft moeten blootleggen om een genezing mogelijk te maken. Na deze uitgesproken woorden gaan we met Denise naar beneden. We volgen de omgekeerde route E, via de lift, door lange gangen en een grote ziekenhuishal naar de kinderafdeling. Kwart over acht ’s avonds. Ik verlaat het ziekenhuis. Anna blijft slapen bij Denise. Ook het slapen is anders in het ziekenhuis. In het ziekenhuis slaap je ’s nachts naast je kind, niet naast je partner.

Het verwachtte is het onverwachte. De verwachting van de chirurg komt niet uit. Denise maakt eigenlijk alleen opleving van enkele uren op de vrijdagochtend door. Zondag gaat het niet goed met Denise. Haar buik is opgezwollen en pijnlijk ze heeft weinig eetlust en houd lichte verhoging. Gedreven door angst vragen wij om nader onderzoek. Een slanke vrij jonge co assistent, een vrouw, het lijkt wel of de nieuwe generatie van artsen bestaat uit slanke jonge vrouwen met lang donker bruin of donkerblond haar gebundeld in een staart. Legt ons uit dat het vermoeden bestaat dat Denise last heeft van het feit dat haar darmen niet op gang komen. Ze heeft vanaf woensdag geen ontlasting meer gehad. Verder hoeft er geen actie op dit moment te worden ondernomen.

We zijn er niet gerust op een vermoeden. Vermoedens kunnen toch worden gecontroleerd. Maak een echo en kijk wat er in de buik gebeurd. Een echo hoeft niet. Dat is weer straling wordt er beweerd en voor een jong kind. Ja, veertien is bij de groep van doctoren in hun witte jassen een jong kind is in een gebied waar ook de eileiders liggen geen goede zaak.

Anders op zondag is alles anders. Geen onderzoeken. Op dinsdag wordt er wel onderzocht. Na een maandag waarbij via een klysma de ontlasting op gang wordt gebracht en er een duidelijke verbetering optreedt wordt er een MRI gemaakt. Ik breng Denise met een rolstoel samen met de zuster van de kinderafdeling, met hun rood afgezette witte jaszakken en boorden naar de wereld van de radiologie van de zusters in de witte jassen met de blauw afgezette jaszakken en boorden. Ik mag niet mee naar binnen en ga terug naar de kinderafdeling. Geen fijn gevoel. Je kind wordt bij de deuropening in een bedreigende wereld gebracht en ik heb het nakijken. Na een half uur, keer ik terug naar de wereld van de bruine deuren met rode lampjes en gele stencils die waarschuwen voor stralingsgevaar en vragen om metalen voorwerpen af te doen. Een tiental minuten later, nadat ik mijzelf zenuwachtig afvraag waarom het langer dan het afgesproken half uur duurt meld de verpleegster die Denise mee naar binnen heeft genomen dat het wat langer duurde. De krammen uit haar buik moesten worden verwijderd. De bruine brede deur, waar een bed met wieltjes doorheen kan, sluit zich na deze mededeling. Ik ben verrast, maar vooral kwaad. Ze hebben onverwacht de krammen verwijderd. Ik geef aan de boosheid uiting als de deur opnieuw opengaat en de kleine oudere verpleegster met het korte grijze haar, mij meld dat het nog even gaat duren omdat de chirurg nog wat onderzoek wil.

‘Jullie traumatiseren mijn kind’, werp ik haar toe. “Ze is op de kinderafdeling voorbereid op wat hier zou gebeuren en nu gebeurt er weer wat anders. Waarom hebben jullie me niet geroepen”. De verpleegster verontschuldigt zich en legt uit dat ze nog naar mij op de gang opzoek was. ‘Ik was op de kinderafdeling’, schreeuw ik bijna uit. “was het zo moeilijk even te bellen?’. Ze beantwoordt mijn vraag met de mededeling dat ze graag verder wil en maakt aanstalten om de geopende deur dicht te trekken. Op mijn lippen blijven de woorden dat het me geen bal kan schelen onuitgesproken plakken. Mijn boosheid is niet weg. Verre van dat. Maar bovenal ben ik nog bezorgd. Nog iets extra onderzoeken, wat is er aan de hand?

Even later komt het bed, het zo vertrouwde bed weer voorrijden, geduwd en getrokken door twee verpleegsters van de kinderafdeling. Denise is hier met een rolstoel naar toe gereden en moet nu terug met een bed om een reden die ook de verpleegsters niet weten. Wat is er aan de hand. Met een bonzend hart loop ik met de verpleegsters de deur door.

@Amiad Ilsar

een tweede operatie

We zitten aan een zeshoekige tafel op een kruispunt van gangen. Twee gangen die leiden naar de verschillende kamers op de kinderafdeling. Rechtdoor naar zogenaamde boxen, kamers waar een kind alleen slaapt.  Vaak verblijven hier jonge kinderen of kinderen die in isolatie zijn geplaatst. Verder is er nog een afdeling van de allerkleinsten, de neonatologie. Linksaf de hoek om is bestemd voor de dagopnames en in het midden van deze gang aan de linkerkant bevind zich kamer 5. Een blauw linoleum met blauw beige groene gordijnen geven aan dat dit deel ouder is dan de in beige, bruin ingerichte spoedeisende hulp met de witte linoleum. Kleurideeën wisselen over de jaren heen.

Wij zitten aan deze tafel. Een kennis en ik, de klok waarop ik zicht heb geeft zeven uur aan. Zeven uur in de avond. Donderdagavond. De dag heeft een onverwacht eind. Nadat de coassistent, de woordvoerder Robert van de chirurgie in de ochtend kon mededelen dat de bloedwaarden van Denise geen alarmerend hoge infectiewaarden liet zien, was het een echo die later op de dag werd gemaakt als nog aanleiding voor een operatie. Er zit vocht in de opgezwollen pijnlijke buik van Denise. Met zachte stem meldde de sympathieke coassistent  rond vier uur ons de boodschap. Het gevolg was dat enkele minuten geleden twee verpleegsters als gevangenbewaarsters door de gang vanuit de richting van de tafel kwamen aanlopen. Compleet met de rode map onder de arm met gelijke tred, de linker vrouw met de bril knikt met een subtiel knikje ten teken dat het vonnis wordt voltrokken. Een warme vochtige hand van Denise opnieuw gehuld in het operatieblauw omklemt me bij vertrek in de gang, waar aan de linkerkant de opklapbedden van de bij hun kinderen overnachtende ouders staan opgesteld. Denise geeft nog even aan dat ze moet plassen. De zuster met de bril negeert het. Ik wil roepen, schreeuwen, ho, laat het kind toch nog even plassen. Maar Denise verdwijnt in de richting van de tafel. Bij het kruispunt wordt ze rechts het laatste stukje gang van de afdeling door de openklappende witte deuren uitgereden. Ze is op weg naar de tweede operatie in drie dagen.

Anna komt rond tien over zeven weer naar de tafel. Denise ligt op de eerste verdieping op de operatietafel en wij zitten hier machteloos. In meerdere ziekenhuizen waar ik was ook in Israël was  de operatiekamer altijd op de eerste.  Ik besluit om even wat eetbaars in het stadshart te gaan halen De inmiddels bekende waas omringt mij, net als maandagmiddag. Ook nu ’s avonds is hij aanwezig ondanks de vele felle straatlantaarns omringt hij mij. Het is bizar onverklaarbaar, niet logisch dat ik nu op zoek ga naar voedsel terwijl Denise hongerig naar gezondheid wordt behandeld. Maar een soort oerinstinct drijft mij om half acht uur in de avond naar een plek waar ik wat voedsel kan kopen.

Het worden een paar broodjes die ik bij de bakker, en patat die ik bij een fastfoodrestaurant koop. De lachende medewerkster met donkere huid in dit fastfood restaurant krijgt van mij te horen dat mijn dochter op dit moment wordt geopereerd, het verlicht de waas voor een moment. Sterkte met u dochter zegt ze, als zij de patat aan mij overgeeft. Ik loop terug, ik denk alleen aan onze Denise, waarom weer een operatie? Hopelijk is ze zo klaar en kan ik naar haar toe in de uitslaapkamer.

Het eten smaakt naar niets. In de waas had ik net zo goed plastic kunnen eten. Mechanische kauwbewegingen vermalen de broodjes zalm en tonijnsalade ook de patat smaakt naar niets. De klok geeft inmiddels kwart over acht aan. Ik loop weer in de richting van kamer 5. Ik laat Anna en de kennis alleen achter. Ik houd het niet uit. Ik moet bewegen.

De moeder en het meisje van twaalf, die bij het raam ligt, de Surinaamse  jongen van zestien met ernstige verlammingsverschijnselen, het zijn mijn lichtboeien in de mist. Ik ben zo zenuwachtig. Het geplande uur wat voor de operatie is verstreken. Ik wil een sein krijgen dat Denise ok is. Maar de minuten tikken verder. Tien voor half negen, niets. Twee minuten later nog steeds niets. Ik wil weg. Ver weg. Wil ontwaken uit deze nachtmerrie, uit de waas. Maar de klok boven de ingang van de kamer, die in het vakjargon zaal wordt genoemd tikt verder. Hier in het Flevoziekenhuis op donderdagavond. De plek van Denise is leeg. Haar bed is boven in de operatiekamer, zijzelf ligt misschien nog op de operatiekamer. ‘Laten ze de tijdnemen’, hoor ik me eerder deze avond zeggen. “Laten ze de boel goed schoon maken, doen wat ze nodig achten’. Dat ze niet nog een operatie nodig heeft. Tweemaal is genoeg.

Maar met het verhaal van de moeder van een zevenjarig meisje, die ik vanmiddag in de gang tegenkwam en mij in haar met tekeningen behangen box vertelde, dat haar dochter maar liefst vier keer in de afgelopen drie weken moest worden geopereerd maakt mij onrustig. Vier keer. Je houd het niet voor mogelijk. Een verhaal over een buikgriep, de een over een hoofd geziene blindedarmontsteking bleek te zijn. daarna met spoed geopereerd. Buik was geheel gevuld met push. Zondes werden na de eerste operatie uitgekotst en een tweede operatie waarbij de buik werd gespoeld gaf een tijdelijke oplossing. Daarna leverde in een holte boven de anus gezakt geïnfecteerd vocht aanleiding tot een derde operatie via de anus. een vierde operatie ook via de anus  leidde tot een eind aan drie weken ziekenhuisopname. Complicaties zouden volgens de moeder nog later kunnen optreden in de vorm van samengekleefde eileiders kunnen optreden.

20.32 uur Anna komt de kamer binnen lopen ze mag naar boven. Het duurde wat lang totdat Denise wakker werd. Er was bij mij de gedachte dat ik weer als eerste naar boven zou gaan. Nu Anna gaat is dat ook goed. Een kwartiertje later loop ik met bebrilde zuster Marjan naar boven. Omdat Denise de laatste in de uitslaapkamer is mag ik ook naar boven en hoeft de regel dat er maar een persoon de uitslaapkamer in mag niet te worden gevolgd. Ik loop langs de tafel waar onze kennis rustig zit te wachten samen met de zuster door de klapdeuren. De waas is aan het optrekken.

©Amiad Ilsar.

 

De juiste diagnose stellen deel 3

De beige gordijnen met de gekleurde strepen in schakering van bruin naar geel, doen mij de strepen van het digitale bord denken. Het digitale bord dat aan de muur in een klas van een Amstelveense school hangt. Het taalprogramma waar de jongen die ik in zijn klas begeleid heeft een moeilijkheidsgraad, die wordt aangegeven en met bruingele strepen. Vijf in totaal. Niet zeven zoals deze hier voor mijn gezicht hangen. De jongen kiest voor de moeilijkheidsgraad vijf. Het getal vijf heeft een bijzondere betekenis voor de vijfjarige jongen. Vijf krijgt later deze maandag ook weer voor mij een betekenis.

 Het is nog ochtend en de spoedeisende hulp is niet de plek waar ik volgens plan zou moeten zijn. Mijn plek zou in de klas moeten zijn. Maar het leven bepaalt ons soms andere wegen dan wij zelf plannen. Wij leven in een alledaagse illusie waarin wij veronderstellen dat morgen net zo zal zijn als vandaag, hier achter het gordijn blijkt het zicht op het leven echter voor even te veranderen.

Denise ligt op een bed. Gekoppeld aan war draden die de hartslag en bloeddruk meten. Het leven achter het gordijn bestaat op wachten op de dingen die komen gaan. De verantwoordelijke arts van de spoedeisende hulp, die komt vertellen dat vreemd genoeg er geen bacteriën meer in de urine zitten. De verpleger Edward, die de diagnose blindedarmontsteking al heeft gesteld toen hij haar binnen zag komen en enkel stappen moest zetten. Maar de spoedeisende hulp dokter heeft andere ideeën. De gestelde diagnose blaasontsteking moet eerst worden uitgesloten. Daarom moet de blaas nog even met de handscan worden bekeken. Edward komt even later met het apparaat langs. Edward doet wat hem is opgedragen, ondanks dat hij beter weet. Zo werkt het nu eenmaal, dokters gaan uit van diagnoses, objectieve metingen via bloed, urine en foto’s. Iets wat wij als ouders later in deze week gaan merken.

De handscan levert niets op. De blaas is leeg. Edward sloft op zijn witte klompen met gekromde rug de gang op. Het gordijn is weer dicht. Naast ons horen we geluiden van mensen die onderzocht worden. Buikproblemen. Is heel Almere aan de buikloop? Een man , die hevige buikpijn heeft, net als Denise vooral aan de linkerkant lijkt een dikke darmontsteking te hebben. Zou Denise dat dan hebben. Het idee van een blindedarmontsteking leek mij zo vreemd. De pijn van een blindedarmontsteking zit toch rechts?

Toch wordt de veronderstelling van de huisarts en van Edward , die met zijn heldere blauwe ogen, die ondersteund worden door dikke wallen, al bij binnenkomst de diagnose blindedarm had gezien, dadelijk gecheckt. Elke stap in het ziekenhuis kost tijd. Een arts die moet komen, een onderzoek wat moet uitgevoerd alles kost tijd. En hoelang, ja dat weet meestal niemand. De dokter komt zo, we gaan zo meteen een onderzoek doen, alles kost een onbekende hoeveelheid tijd. In de wereld achter het gordijn lijkt de klok de enige die beweegt.

Het is bijna half twaalf als Denise voor een echo wordt gehaald. De wieltjes van het bed worden over de met wit en minuscuul kleine zwarte stippen bedekte vloer gereden op weg naar een zwart wit beeld, dat hopelijk meer uitsluitsel gaat geven over de stekende buikpijn. Ondertussen rij ik met de auto terug naar huis om Hadas uit school te halen. Onderweg gaat de mobiele telefoon. Ik parkeer de auto op de vluchtstrook en hoor door een ruisend geluid de stam van mijn vrouw. “Ze zien een gaatje in de blindedarm, ze wordt geopereerd. Het is druk in de operatiekamer’.

Na met Hadas te hebben gegeten, rij ik terug naar het ziekenhuis. Op weg naar de kinderafdeling waar Denise naar toe is gebracht vanaf de spoedeisende hulp, leidt mij door een lange ruimte. Donker zwart gekleurde stenen worden belicht door het wisselende buitenlicht wat van meters hoog door een glazen dak naar beneden valt en wordt geabsorbeerd door het harde steen. Op een aantal gekleurde banken voor de naar buiten zwiepende witte met glas voorziene deuren van de nieuwe wereld, de kinderafdeling, zitten twee bekenden. Ze lezen de Metro, de gratis krant, die hier in het ziekenhuis bij de hoofdingang te vinden is. Een hoofdingang die vanaf het stadshuisplein je in een zwart gat van witte jassen trekt. Een gat waar zoals de bekenden mij vertellen, Denise zo meteen nu ergens als dood op een tafel zal liggen. Denise zal worden bestraald door felle lampen. Ze zal aan de mannen en vrouwen, die hun witte kleding voor blauwgroen gaan verwisselen en zal haar vervuilde binnenste aan hen tonen. De mannen en vrouwen gaan een poging doen haar weer gezond te maken. Denise is naar de operatiekamers gebracht en Anna zal bij haar blijven totdat ze in slaap zal worden gebracht.

Een paar minuten na twee, komt Anna terug vanuit de operatiekamer. Een uur lang zo is de schatting zal Denise verdoofd en onbewust als lijdend voorwerp worden behandeld. Wij gaan ondertussen met ons vieren wat drinken in het cafetaria van het ziekenhuis. Ik herinner me dat de uren waarin familieleden werden geopereerd ook aan mij als een verdoofde periode voorbij zijn gegaan. De geboorte van Denise via een keizersnede, de buikoperatie van Anna, de operaties van mijn moeder, de buisjes operatie van Denise, het zijn verdoofde plekken, die aanvoelen als littekenweefsel. De herinnering is vertroebeld.

Zo ook het verblijf in de cafetaria. Het gaat voorbij als een waas. De munt thee, met de vele takken en blaadjes smaakt naar niets. De komst van mijn broer, de terugweg naar de kinderafdeling, het is een waar gebeurd verhaal, maar ik lijk het te dromen.

Als we de kinderafdeling oplopen, komt zuster Marjan, een grote brede gebrilde vrouw met een harde stem, die een Israëlische vriend blijkt te hebben ons mededelen dat we naar boven kunnen. Denise ligt op de uitslaapkamer. Ik loop met haar mee de weg naar boven. Door de automatisch klappende deuren, de lift, de bruine deuren, die met een elektronische pas een raamloze felverlichte ruimte doen opengaan. Daar links in de hoe ligt ze. Denise. Afgedekt met een dunne deken, haar blauwe operatiekleding is duidelijk boven de deken zichtbaar. Een eerste opslag ziet geen slangen, geen zakjes, alleen een aantal electroden onder andere verbonden aan haar wijsvinger en een infuus. Een slangetje met watten is in haar linker neusgat gestopt. Denise kijkt met verwarde blik naar me. Ze wordt onrustig als ze me ziet .’Ík wil naar huis’, roept ze. Ik probeer haar te kalmeren en haar te vertellen dat we zo deze afdeling verlaten en naar haar kamer terug gaan.’Nog even’, beloof ik haar. Ze rukt de slang uit haar neus, ze wil opstaan, is huilerig. Mijn pogingen tot kalmering lijken niets uit te halen.

Nadat de chirurg met zijn papieren haarkap ons vertelt dat de blindedarm is verwijderd en de buik is schoongemaakt. Mag ze naar beneden. Grote Marjan is terug gekomen met een donkere kleine vrolijk kijkende Marjan. M & M brengen Denise naar de kinderafdeling. Kamer 5. Daar heeft ze een plek rechts naast de kasten van de vier patiënten. 

word vervolgt…

©Amiad Ilsar