Maandelijks archief: december 2016

Wat is Chanoeka ?

Wat is Chanoeka?

Chanoeka is het inwijdingsfeest. Gerelateerd aan een overwinning op de Hellenistische cultuur, die individuele verschillen wou laten opgaan in een algemeen kader. Chanoeka spreekt van een verwoeste de tempel die opnieuw werd ingewijd.

Chanoeka is een feest waarbij er naar buiten wordt getreden. Het is een feest waar een gebruik is om het licht naar buiten te laten stralen. We zetten de kandelaar voor het raam en wij steken de laatste jaren de kaarsen aan in algemene ruimten. Op het moment dat we dit doen maken we ons zichtbaar en tegelijkertijd ook kwetsbaar.

Klopt dit? Klopt de aanname dat je je als minderheid kwetsbaar maakt als je laat zien waar en wie je bent? Klopt het dat als men weet wie je bent je kwetsbaar bent? Het gevoel zegt dat dit zeker zo is en er zullen heftige tijden en extreme situaties zijn dat je je als minderheid moet verbergen. Soms kunnen we en moeten we ons in de duisternis verplaatsen, onze gebruiken in duisternis uitvoeren en de duisternis gebruiken als voorwaarde om te kunnen overleven.

Echter dat overleven is tijdelijk want een cultuur, religie een zorgstaat kan niet voor altijd overleven in de duistere kant van ons bestaan. Dit geld voor heel veel wat bloeit en groeit in deze wereld

Het is nog niet zo heel lang geleden dat de zorg voor de zwakken, de mensen die onze hulp nodig hebben in de maatschappij geplaatst werden. De algemene visie was om deze doelgroep niet midden in het licht maar ver weg in de bossen te plaatsen. Niet in het zichtbare gedeelte van de maatschappij maar achter de geraniums van voor buitenstaanders gesloten instellingen. Ze waren niet zichtbaar en daarmee waren hun werkelijke behoeften niet voldoende te vervullen.

Met het integreren van de zwakkere medemens in onze eigen wijken dichtbij het dagelijkse leven begon een proces dat vandaag de dag verder gaat. Vanuit de instellingen vanuit de woningen met de geraniums op de vensterbank werd duidelijk wat er nodig was en wat er mogelijk was. Maar dan waren er meer mensen nodig. De zorg werd mede door de groei van onze behoeftige medemens te duur. Als oplossing werd de participatie van familie en vrijwilligers gevraagd. Het samen doen, het samen zorgen met elkaar is een steeds duidelijkere ontwikkeling geworden.

Chanoeka vieren we samen met elkaar, met familie, vrienden met de gemeenschap. De kandelaar van Chanoeka heeft meerdere armen. Meerdere kaarsen. We zijn allemaal individuen en vormen samen een grote gemeenschap.

We doen het samen. Dragen samen de zorg voor elkaar. We leven samen. Verlichtten samen de wereld. Zichtbaar en open. Onze daden, onze creaties, onze zorg, ons zijn is zichtbaar. We zijn wie we zijn en mogen zijn wie we zijn met respect naar de ander. In een maatschappij, die steeds meer polariseert kunnen we relateren aan de kandelaar en stellen dat de eerste en laatste kaars zijn verbonden met nog zes en als we de hulpkaars meerekenen zeven kaarsen. Van de eerste tot de achtste dag steken we steeds meer kaarsen aan en groeien we in onze ontwikkeling en verbinden we uitersten.

Het proces begint met de eerste kaars aan de rechterzijde komt tot leven met behulp van de hulpkaars. Hij kan zichzelf niet aansteken. Een ander brengt hem en de opeenvolgende kaarsen het licht. Het is die ander die hem laat schijnen. Het is de ander, anders dan wij zelf die ons verlicht. De zorg voor de ander, het contact met de ander verbindt ons tot een groot geheel waarin uitersten samengaan tot een groot verlichtend geheel van aparte individuen. Iets wat gezien mag worden.

Dat is Chanoeka.

Chag Sameach @Amiad Ilsar

 

 

Kerst

Het Jodendom kent vele feestdagen. En na het verdwijnen van het loofhuttenfeest verschijnt al snel Chanoeka aan de horizon. Een feest met vele facetten. Het brengen van licht in de duisternis is er een van. Kaarslicht. Geen sterlicht en geen lichtjes aan bomen. Het is Chanoeka, geen Kerst.

Het Chanoekaverhaal vertelt over de herovering van de ontheiligde Joodse tempel in Jeruzalem. Na de herovering vind men in de door de Syriers verwoeste tempel een kruikje olie. Het kruikje is verzegeld. Een wonder. Kosjere olie. Echter de hoeveelheid olie in het kruikje is geschikt voor een dag.Om nieuwe olijfolie te maken, waarvan de zevenarmige kandelaar in de tempel opnieuw kan branden waren acht dagen nodig. Een wonder. De olie in het gevonden kruikje brandde acht dagen lang.

Om dit alles te vieren branden we elke avond de Chanoekia ook wel negenarmige kandelaar genoemd. Waarbij elke dag er een kaars meer wordt gebrand. De kaarsen steken we aan met een hulpkaars, zodat er al op de eerste avond twee kaarsen branden. De laatste avond brand de gehele kandelaar. Negen kaarsen in totaal. De beleving delen we met de buitenwereld. De kandelaar zetten we voor het raam.

Chanoeka valt altijd geheel of gedeeltelijk in december. Een enkele keer valt Kerst en Chanoeka zoals dit jaar samen. Een periode. Twee feesten.

Elk feest met zijn eigen symbolen. De Chanoekia, de kerstboom. Het lijkt duidelijk. In de praktijk is dat echter niet altijd zo. Er zijn Joodse mensen waar zowel de Chanoekia als de kerstboom de huiskamer siert. Mij is dit verwarrend. Een kerstboom hoort bij kerst en kerst vier ik niet. Nu niet meer.

Ergens in mijn jeugdjaren het moet voor mij tiende zijn geweest leerde mijn zus en ik op een openbare Montessorischool in Amsterdam. Onze moeder groeide na een onderduiktijd op in en gezin dat een socialistisch communistisch achtergrond had. De kennis van het Jodendom was gering. Onze vader was opgegroeid in een socialistische Kibboets ook hij had geen kennis van het Jodendom. Het is dus niet vreemd dat we als kind nauwelijks wisten dat we joods waren. Vanuit deze situatie was het niet vreemd dat ergens in de periode tot onze tiende jaar we zelfs een klein nepboompje in de woonkamer hadden staan. Zonder piek dat wel.

Vanaf mijn tiende ging er een nieuwe wereld aan mij open. Ik werd een leerling op de Joodse school in Amsterdam Buitenveldert. Ik leerde Hebreeuws lezen en ik leerde godsdienst. Samen met deze kennis kwam het bewustzijn dat ik Joods was. Anders dan de doorsnee Nederlander. Voor mij geen kerst. Geen kerstboom. De manier waarop ik mijn hernieuwde identiteit verkreeg was een wij tegen een zij.

Wij leerden Hebreeuws, wij zaten achter een hek, wij werden beveiligd. Wij vierden Joodse feestdagen en Sinterklaas.  Sinterklaas was een feest wat wel werd gevierd. Het was een kinderfeest. Wij zongen liedjes zette onze schoen en ik liep ’s nachts de trap af om te kunnen zien dat er een cadeau in onze schoen lag. Vervolgens deed ik in de ochtend geheel verrast en speelde het spel mee. Dat het Sinterklaasfeest eigenlijk een katholieke heilige draaide werd niet vermeld. Zo waren bij Joodse Sinterklaasen geen tekenen van een kruis op een mijter te vinden. Chanoekaklaas werd het als grap genoemd.

Kerst was zonder dat duidelijk werd uitgesproken echt een feest wat kenmerkend niet voor ons was. Kerst stond voor alles wat wij niet waren.

Aan de andere kant was Kerst een feest waar naar mijn gevoel stiekem veel Joden van genoten. Van de verlichtte bomen en versieringen, maar wie in huis een boom haalde was  erg ver van het jodendom verwijderd en dit gedrag werd in de gemeenschap afgekeurd. Een boom in huis halen stond gelijk in het opgeven van je Joodse identiteit en dat is het natuurlijk ook.

Kerstmis is niet van ons. Kerstmis ook niet een feest wat gelinkt is aan moslims. Juist op de dag dat ik bezig ben het uitwerken van deze tekst krijg ik een appje of ik na het werk mijn dochter bij haar vriendin wil ophalen. Dat kan en ik bel rond half zeven, die dag aan bij de voordeur van deze islamitische vriendin. ‘Kom binnen, ze eet nog even wat’. Deze boodschap van de moeder leidt mij naar de woonkamer. Daar zit mijn dochter op de bank, bord op schoot, starend naar de televisie. Naast haar een verlichte kerstboom, met ballen en een piek.

© Amiad Ilsar

Een vraag

Het beeld van een politieauto pal voor de deur van het verzorgingshuis als wij naar huis willen gaan is een beeld wat een gesprek tussen ons oplevert. Aanleiding is een vraag. Jouw vraag. Een vraag van een heel bewust opgroeiende jonge Duitse meid van achttien, die hier voor een jaar vrijwilligerswerk doet.

‘Of ik mij bedreigd voel’, is de vraag die jij mij stelt.

Mijn antwoord is complex. Ik voel mij niet bedreigt en tegelijkertijd ook wel weer.

Ik ben waakzaam, altijd waakzaam. Je weet maar nooit. Wie weet dat ik Joods ben? Dat ik uit Israël kom? Waar kan ik wel waar niet met een keppel lopen? Vragen die mij verbinden met het zogenaamde ‘je weet maar nooit gevoel’. Dit gevoel bestaat niet direct uit directe levensbedreiging, maar vloeit voort uit vervelende opmerkingen. Of nare gedragingen.

Nare gedragingen van anderen. Keiharde beelden. Spugende kinderen tijdens de traditionele avondvierdaagse. Een sportief evenement. Waarbij als Joodse school de Israëlische vlag meedroegen. Dit gaf de aanleiding om door mede Amsterdamse scholieren te worden beschimpt. Ik was rond de twaalf jaar oud.

Het gaat verder. Ik ben een jongen van rond de leeftijd van jou. De Holocaust herdenking in de Hollandse schouwburg was afgelopen. Op het balkon aan de overzijde staat een blanke jonge man. Misschien iets ouder dan ik toen. ‘Heil Hitler’, roept hij ons na compleet met teken. Bedreigend? Nee. Kwaad makend, wel.

Met meer concrete dreiging was ik opgegroeid, nadat mijn zus en ik naar de Joodse school gingen. We werden destijds bewaakt. Geen politie, maar een hek met een gesloten camera systeem en een stil alarm. Israëlische beveiligers, die slecht Nederlands konden als portier.

Een dreiging die reëler werd toen wij van onze moeder hoorde hoe de schoolbus, die de Joodse kinderen door Amsterdam reed soms ineens een andere route moest nemen. Of dat de bus soms plotseling op andere tijden zijn route reed. ‘Mensen konden wel eens iets slechts doen’, de dreiging werd niet bij zijn naam benoemd.

De dreiging was er in het verleden geweest. Een groot deel van de familie vermoord. Een deel waaronder mijn moeder en mijn oma en opa waren in leven gebleven door onder te duiken. Mijn moeder was bijna vanaf dat ze in 1940 ter wereld was gekomen, aan het oppervlak onttrokken.

Onderduiken. Het wordt in de televisiedocumentaire die ik afgelopen maandag, over het antisemitisme in Nederland kijk ook genoemd. Als ik geen tekenen van mijn Joodse identiteit aan de buitenwereld toon, duik ik onder. Dit heb ik nooit zo ervaren. Onderduiken is jezelf verstoppen om in leven te blijven. Niet om je identiteit te verbergen. Zo zag ik dit tot het moment dat het beeld op het scherm mij van gedachten liet veranderen.

Een pet op mijn hoofd zou mijn keppel moeten verbergen en mij laten onderduiken in een algemene wereld, waar iedereen hetzelfde is. Ik durf geen keppel op te hebben en naast je door Amsterdam te fietsen. Ik herinner mij nog de dag van de ontzetting, het verdriet en de verbijstering toen een jongen van de bovenbouw dood werd gereden. Hij was op zijn fiets met keppel aangereden van achteren op weg naar school.

Dus ja. Misschien voel ik mij wel bedreigd. Misschien klopt dat beeld wel. En misschien wil ik mij daar niet aan toegeven.

Heb je zo antwoord op je vraag?

© Amiad Ilsar

Het experiment

Ik begeef mij deze zondagochtend richting de eetzaal. Door de openstaande deuren zie ik een aantal collega’s bij elkaar staan. Ik neem aan dat ze aan het overleggen zijn. Een laatste afstemming hoe de tientallen tafels en stoelen gereorganiseerd moeten worden naar aanleiding van het concert van een dertigtal musici. Deze musici nemen straks plaats op de stoelen die in twee bogen in het midden van de zaal staan opgesteld. Stoelen zonder leuningen. Het is niet de eerste keer dat het orkest voor ons gaat spelen en het is altijd even een zoektocht voor stoelen zonder leuning. Want welke mensen van tachtig en negentig zitten op stoelen zonder leuningen? Zeker geen dertig van de bijna honderd. En dus is de personeelskantine leeggehaald en zijn er enkele reserve stoelen van de tweede verdieping naar beneden gehaald.

Er is inderdaad een overleg gaande. De sfeer is een beetje chaotisch. We staan voor een uitdaging. Hoe krijgen we straks alle bewoners voor de lunch op zijn plek? Er is geen plattegrond hoe we de opstelling zouden willen hebben. De oorzaak van het ontbreken van een gedetailleerd schema is mede afhankelijk van de dynamiek die elke verandering met zich meebrengt. Elke verandering brengt een sneeuwbaleffect in beweging. Een vaste plek die wordt verzet levert een verstoring van het evenwicht op. Het is bijna niet te plannen hoe een nieuwe opstelling eruit moet gaan zien. Simpel omdat het verstoorde evenwicht kan leiden tot onverwachte gebeurtenissen.

Niet alle bewoners zullen zich door een verandering van plaats naar een nieuwe plek laten leiden. Soms is een nieuwe plek niet acceptabel, omdat de afstand tot het orkest te ver of te dichtbij is. Soms levert een nieuwe plek weerstand omdat de afstand tot de andere tafels niet genoeg is. Uiteindelijk is er ook een grote variabele en dat is de vraag wie er uiteindelijk van de bewoners komt eten en genieten van de maaltijd en de muziek.

Een concert is leuk. Een gezamenlijke maaltijd is een terugkerend ritueel maar wie heeft dit bedacht? Een lunchconcert. Ik leg deze vraag voor aan mijn contactpersoon van de musici. ‘Ik’, is het antwoord, wat hij mij geeft. Hij licht mij nog toe, dat het een probeersel is. Een idee dat vorm krijgt in de praktijk en dat we wel gaan zien hoe het uitpakt.

Ik ben verbaasd, eigenlijk kwaad. Je hebt een idee en maakt er een experiment van. Over de ruggen van onze bewoners en de medewerkers? Hij kent de bewoners niet. Hij weet niet wat hier gebeurt als iedereen zijn vaste plek en dus zijn houvast kwijt is. Dan ontstaat er onrust.

We gaan verder met het slepen van tafels en stoelen. De missie is na een klein half uur voltooid. De tafels worden gedekt en terwijl het orkest begint in te spelen komen de eerste bewoners al de eetzaal inlopen. Een driekwartier voor het begin van de maaltijd. Boven de eetzaal op de tweede etage speelt en zingt een gitarist Joodse liederen. Iemand vraagt mij om de deuren van de eetzaal te sluiten, zodat de muzikanten elkaar niet storen. ‘Tot twaalf uur’, schreeuwt de organisator van dit concert mij over de balustrade vanaf twee hoog toe. Als antwoord op mijn vraag tot hoe laat het muziekspel doorgaat.

Na twaalven komen steeds meer bewoners richting eetzaal. Het is verrassend. Niemand klaagt of wordt boos. Heel verrassend blijft het rustig. De gehele eetzaal loopt vol. Het wordt een fijne lunch waarbij iedereen geniet, van zowel het eten als de muziek.

Conclusie, het experiment is geslaagd. Wij als begeleiders zijn verrast en een les geleerd. Niet altijd lopen de zaken zoals de verwachtingen. We moeten blijven durven om te experimenteren.

© Amiad Ilsar

 

 

 

Een gemalen portie.

De huidige vestiging van het huis bestaat 25 jaar. Daarom is er vandaag een feestmiddag. Er wordt aan de bewoners een maaltijd aangeboden. Met muzikale omlijsting van Nederlandse liedjes.

Omdat een feestelijke middag een andere opzet heeft dan een normale lunchmiddag is de opstelling van de tafels in de eetzaal veranderd. Dit levert veel stress bij binnenkomst. De bewoners zijn uit hun comfortzone gehaald. Ineens moeten ze zich oriënteren op een nieuwe situatie. Waar moet iedereen zitten? Het overgrote deel van de bewoners weet zijn weg met en heel soms zonder rollator te vinden. En eigenlijk gaat het achteraf gezien altijd vrij snel en eenvoudig, waarbij het grootste knelpunt de vele rollators zijn. Op het moment dat de eigenaar van dit hulpmiddel gaat zitten ontstaat er een uitdaging. Waar parkeer het karretje? In 1991 was de populatie van ouderen in dit huis nog mobieler en werd er naar mijn vermoeden nog niet zoveel gebruik gemaakt van deze ultieme rolls royce voor ouderen. Daarbij zien we naar mijn idee tegelijkertijd ook een toename van mensen die gebonden zijn aan rolstoelen. Al met al ontstaat er een plaatsgebrek in de eetzaal.  De open ruimtes bij de gedekte tafels kunnen niet meer open blijven en worden door de medewerkers en vrijwilligers bij gedekt.

Dit in de traditie van Joodse gastvrijheid. Als medewerker moet je je hier flexibel kunnen opstellen. Even later bij de eerste gang van de lunch wordt er weer een beroep gedaan op de flexibiliteit van ons allen als medewerker en ook als mens. Er wordt door een bewoonster een verzoek gedaan om gemalen voedsel.

Er is door vele medewerkers en vrijwilligers een broodje halfom uitgedeeld. De broodjes met lever en pekelvlees worden door de gasten in het algemeen erg gewaardeerd. Echter deze vrouw kan het brood met de taaie structuur van de worst niet wegkrijgen. Doordat er geen vaste plaatsen waren zit er rond de tafel vanwaar de noodoproep is gedaan een bont gezelschap van bewoners. Ze hebben verschillende cognitieve en fysieke mogelijkheden en helpen elkaar. Een van de wat hogere functionerende bewoonsters helpt een vrouw in de rolstoel. De vrouw in de rolstoel krijgt klein gesneden stukjes brood en worst van haar aangereikt. Het vlot niet erg en de helpende mevrouw vraagt om gemalen voedsel.

‘Ik ga even naar de keuken, ben zo terug’. Met deze woorden laat ik de dames achter en loop ik naar de keuken, waar de medewerkers druk doende zijn om de rest van de maaltijd voor te bereiden. Het broodje is alleen maar een aanzet naar opgemaakte schalen met worsthapjes, een warm aardappel, vlees gerecht en tot slot een bord met vier kleine porties nagerechten. In deze hectiek heeft de baas ter plekke alle aandacht om een oplossing voor de bewoonster te vinden. Zijn vraag of er nog gemalen voedsel is wordt door de medewerkers ontkennend beantwoord en ook de leverworst die een basis vormde voor een alternatief idee blijkt al te zijn verdeeld.

Wat nu? De door mij genoemde flexibiliteit maar zeker ook creativiteit leiden tot een nieuwe oplossing. Gemalen lever. Een medewerkster snijdt van een aantal witte boterhammen de korst en vervolgens schuin door midden. Met een ijslepel worden er een mooi bol vlees naast de boterhammen op een vierkant bordje gelegd.

Ik kom naar de eetzaal terug. Loop tussen de tafels naar de tafel. Bijna triomfantelijk laat ik de borden zien. ‘Hier is gemalen vlees’.

‘Ze wilt niet meer’, zegt mevrouw bijna zonder op te kijken en laat mij verbaasd stilstaan met twee borden in mijn handen.

© Amiad Ilsar.