Maandelijks archief: juli 2017

Een uitstapje naar de Orchideenhoeve

Daar is de rolstoelbus weer. Een kwartier vroeger dan gepland. Het is  enkele minuten voor tien op deze dinsdagochtend. Net als de twee eerdere uitstapjes zijn er vrijwilligers en familie uitgenodigd om mee te gaan. De eerste vrijwilligers komen tegelijk met de chauffeur de entree binnenlopen. De lunchpakketten zijn klaargemaakt en de telefoon is stil gebleven. Hij deed het niet er is een storing. Dus ik heb geen idee of er afmeldingen zijn. De lijst van 14 deelnemers zit opgevouwen in mijn broekzak. Een vrijwilligster gaat mensen van de eerste verdieping halen, ik ga met een andere vrijwilligster naar de vierde etage. De lift werkt wel dus lopen hoeft niet.   

Aangekomen op de vierde zie ik een van de deelneemsters al klaar in de huiskamer zitten. De mannelijke deelnemer is al onderweg naar beneden. De derde deelneemster heeft zich afgemeld. In haar kamer heb ik nog een kort gesprek. Het is definitief ze voelt zich niet goed genoeg om mee te gaan. Als ik terugkom klampt een stagiaire mij aan. Een jonge vrouw. Haar blauwe ogen fonkelen net zo als haar neuspiercing. Ze vraagt of een bewoner meekan. Een man, die erg van bloemen houdt en bijna nooit van zijn kamer komt. Ze wil hem overtuigen mee te gaan. Ze heeft al eerder met hem gesproken. Toen wou hij mee. Echter alleen onder haar begeleiding. Zij kan niet mee en moet op de afdeling blijven. Ik spreek af dat ze mij belt. Ik daal af naar de beneden verdieping en kom in een stroom terecht waarin de lopende bewoners zich een weg naar de bus banen. De bewoners op de rolstoelen worden met de lift in de bus gereden waarna de buschauffeur hen vastzet. Als ik mijn telefoon controleer, zie ik dat de stagiaire heeft gebeld. Ik had de telefoon op stil staan. Ik bel haar op. Meneer gaat mee en staat klaar bij de lift. Inmiddels zie ik door het raam dat de buschauffeur de rolstoellift weer inklapt en de achterdeur sluit. Als ik mij snel door de sluisdeuren mij naar hem beweeg is hij heel stellig. Er is geen plek meer voor nog iemand op een rolstoel. Wat nu???  

Ik bel weer naar boven. ‘Meneer kan niet mee’, het is heel even stil aan de andere kant van de lijn. Dan hoor ik de jonge vrouwenstem zeggen dat ze naar beneden komt. Ze gaat praten met de chauffeur. Ze komt met meneer naar beneden en dan ontstaat er bij de bus een compromis. Iemand gaat uit de rolstoel en neemt plaats op een gewone stoel. De rolstoel gaat niet mee en als we aankomen op de plaats van bestemming zullen we een leenrolstoel nemen. Op de vrij gekomen plaats in de bus kan meneer plaats nemen. Met veel geduld verplaatst de chauffeur bewoners waarbij een deel weer met de lift naar beneden worden gebracht om vervolgens weer naar boven te brengen. Met een kwartier vertraging vertrekken we even na elven richting het noorden.  

Het is een twee uur later als ik met meneer door een sluis van twee bruinen deuren rij. Behalve orchideeën zijn er ook vogels bij de orchideeën kwekerij in Luttelgeest. Mijn collega was tot nu toe op pad met meneer. Ik wissel haar even af. De vogels schrikken haar af en zij wou niet mee naar binnen in dit gedeelte. Het is fantastisch om de ruimte na de sluis te betreden tientallen gekleurde kleine vogels vliegen in het rond en zitten op armen en hoofden van bezoekers die een potje met gele vloeistof hebben. Deze potjes waren te koop voor een euro bij binnenkomst en heb ik eigenlijk geen aandacht aan besteed. Fout. Hoe mooi zou het zijn als we de vogels van dichtbij kunnen aanschouwen. Meneer steekt zijn handen uit maar zonder de gele drab maakt hij geen kans.   

En dan stapt een jonge vrouw op hem af. Met het woord don’t never give up op haar onderarm getatoeëerd. Ze heeft een potje in haar hand van de getatoeëerde arm en geeft deze aan meneer. 

 

Even later kijkt meneer, dezelfde man die dagen niets anders dan televisie vanuit zijn bed kijkt naar hoe de vogels op zijn hand en arm landen en uit het potje eten. Een grote glimlach verschijnt op meneer zijn gezicht. Dankjewel lieve vrouwen voor jullie hulp om deze meneer een mooie dag te laten beleven.   

© Amiad Ilsar 

 

Een boterham met worst.

Twee donkerbruine ogen kijken mij aan. ‘Mevrouw eet boven, op haar kamer, er is niemand die met haar mee eet in de eetzaal’. De mededeling komt van een vrouw met de donkerbruine ogen gekleed in een blauw jasje met korte mouw. De verzorgende.

Mevrouw van ver in de negentig, die je vriendelijk glimlachend met een tandeloze mond aankijkt eet vaak in de gemeenschappelijke eetzaal. Een eetzaal waar elke dag rond half een  naar schatting vijftig bewoners  komen eten.  Maar vandaag is er geen vrijwilliger, die toezicht kan houden bij mevrouw. Mevrouw is de enige nog in levend zijnde van een groep van acht, die hier elke middag aan een tafel bij de tuindeur van de eetzaal at. Terwijl de meeste tafelgenoten hulp nodig hadden at mevrouw zelfstandig. Niet dat ze veel at. Mevrouw hield niet van warm eten. Mevrouw houd nog steeds niet van warm eten. Maar nu eet mevrouw gewoon niets meer als ze alleen haar bord met een warme maaltijd voor zich krijgt. Alleen de appelmoes eet ze meestal wel op. Mevrouw houdt van zoet. Ik vermoed dat mevrouw als ze naar boven gaat in haar kamer moet eten. Zou daar hulp zijn? In ieder geval is er geen gezelschap en meer dan dat ze wordt uit de structuur gehaald, die ze al jaren kent. Structuur levert voorspelbaarheid op. Voorspelbaarheid wekt herkenbaarheid, vertrouwen en veiligheid op. Kortom genoeg argumenten om mevrouw in de eetzaal te laten eten. De vrijwilligster is afwezig. Deze afwezigheid veroorzaakt op dit moment dat we mevrouw, die sinds haar val van enkele maanden geleden in een rolstoel zit, niet kunnen bieden wat ze nodig heeft.

Ik heb een groot dilemma. Ik kan zonder veel probleem mee eten met haar. Echter dan ben ik wel mijn pauze kwijt. Ik moet mezelf grenzen stellen. Ik kan niet iedereen redden en zelf ten onder te gaan. Een pauze is belangrijk. Ik heb de neiging mij voorbij te lopen en straks is er een opening van een expositie. We verwachtten veel gasten en bewoners in de binnentuin. Ik heb de rust hard nodig.

‘Ik eet wel met haar mee’, hoor ik mijzelf zeggen tegen een andere vrouw met donkere ogen en een blauw jasje met korte mouwen. Verzorgenden zijn goed herkenbaar. Mijn boodschap zal ze haar collega doorgeven.

Waarom kies ik nu voor een maaltijd met mevrouw? Simpelweg omdat het mee eten van een warme maaltijd in de eetzaal voor mij niet aanvoelt als het verlies van mijn pauze. Het mee eten kost mij geen inspanning. Mevrouw is voor mij een prettige etenspartner. Ze eet netjes, lacht en kan wat babbelen en het in de keuken vers gekookte eten is smakelijk. Deze mevrouw heeft behalve wat aandacht niets nodig en eet of eet niet haar bord leeg. Het idee is dat gezelschap haar eetlust verhoogt. Eten doet eten.

Echter mevrouw heeft dit gezegde niet bedacht. Ik eet met nog een bewoonster, die links van mij zit de hoofdrolspeelster van dit verhaal eet puree met kalfsrollade en zomergroenten. Het enige wat mevrouw eet is haar appelmoes. Dit wordt niets.

‘Wilt u een boterham met worst’, vraag ik haar. Ik weet dat mevrouw wel van brood houdt. Ze beantwoordt de vraag met een hoofdknik. Vervolgens haal ik uit de personeelskantine een bruine boterham waar ik de rollade op doe. Ze begint met veel plezier aan de boterham. Het tempo zakt echter snel en het meeste blijft achter.

‘Heeft ze een boterham met zoet gegeten?’, twee  bruine ogen kijken me aan. De vrouw zonder blauw jasje, een begeleidster, oppert nog een idee. Daar had ik helemaal niet aangedacht. Omdat elke woensdagmiddag er geen vrijwilligster is, zal ik nog wel vaker met haar mee eten. Doen we het gewoon over met een boterham met jam.

© Amiad Ilsar.

 

Effe weg

Effe weg. De oranje blauwe letters vormen dit woord op de bus die achter ons op de parkeerplaats voor de hoofdingang van het congrescentrum komt aanrijden. Ook wij, een groep van rond de twintig bewoners en begeleiders, zijn effe weg. Effe weg op met vier taxibusjes. Een rustige zomeravond. Effe weg naar een concert. Een concert in het RAI congrescentrum, hemelsbreed ongeveer twee kilometer van het verzorging en verpleeghuis.

De met groene shirts uitgedoste personen in de bus zijn duidelijk herkenbaar. Het zijn de begeleiders van kinderen. Kinderen met kanker. Zieke kinderen, zowel Joodse, Arabische en christelijke, die een week effe weg zijn om te genieten van Nederland. Een immense logistieke operatie. Tachtig begeleiders op honderddertig kinderen.

We gaan naar binnen de meeste ouderen kunnen even op een aantal tijdelijk geplaatste stoeltjes zitten. We kunnen de zaal nog niet binnengaan. Eerst de zieke kinderen, ook zij dragen groene shirts. Achter ons gaan ze de zaal binnen. Een klein jongetje met pet, die zijn kaal hoofdje bedekt, zoekt contact. Hij kijkt met zijn diep bruine ogen naar ons. Ogen die glinsteren. De levensglans van een kind. Hij maakt een klein dansje voordat hij de zaal in verdwijnt. We zwaaien naar hem. Ik hoop dat het hem gegeven is om in gezondheid verder te kunnen leven. Achter hem doemt nog even een meisje in een rolstoel op. Ik vind het niet makkelijk dit te zien.

Zodra de laatste groepsleden in het donkere gat van de zaal zijn verdwenen, mogen wij naar binnen. Rollators in de hoek van de zaal en langzaam schuifelend enkele rijen verder de zaal in lopen. Onze plaatsen zijn gemarkeerd. Een wit A4, met de naam van het huis en de naam van de persoon. Niet weer, denk ik. We hebben net een hele procedure achter de rug gehad bij de taxi’s. De chauffeurs stonden erop dat de bij hun opgegeven persoon ook daadwerkelijk in hun taxi plaatsnamen. Nu, hier in de zaal maakt het niet uit waar iedereen precies gaat zitten. Enkele bewoners zijn echter in de war, ze denken dat ze op een plek van een ander zitten. We leggen het uit dat het niets uitmaakt en de rust keert snel terug.

Het concert begint met ruim een kwartier vertraging. Een opwarmzanger zingt twee liedjes, waarna er wordt gesproken. Er wordt gesproken over oprichters van de stichting, de ouders van een vijftienjarige jongen, die uiteindelijk overleed aan de gevolgen van leukemie, de vrijwilligers, de Nederlandse organisator en de donateurs.

Ik weet niet hoeveel hiervan de rond de negentig jarige buurvrouw aan mijn rechterzijde beleefd. Hoeveel verstaat ze en begrijpt ze van de door de versterkers, galmende woorden? Alles wordt in twee talen uitgesproken. In het Hebreeuws en Nederlands.

De drie mannelijke zangers waar het allemaal om draait deze avond, komen na een muzikale intro op. De lichten in de zaal zijn gedoofd. De muziek is voor mij herkenbaar. Het zijn allemaal bekende covers. Liedjes, die anderen vroeger hebben gezongen. Het ritme is meeslepend, Vreugde verdringt verdriet. Maar kennen de bewoners deze Hebreeuwse muziek? Ik kijk naar het door de ronddraaiende lichten van het podium wisselend verlichte gezicht van mijn buurvrouw. Deze Nederlandse niet joodse vrouw kent deze muziek zeker niet. Ik vraag hoe ze het vind. Ze hoort mij niet. Ik waag een tweede poging schreeuw de woorden in haar oor. ‘Leuk’, is haar antwoord. De harde muziek overstemt alles. Een van onze bewoners heeft er geen last van, ze vertelt lachend in de pauze dat haar gehoorapparaat in haar colbertjas zit. De zesennegentig jaar oude man naast haar vind het leuk. ‘Het is wel wat hard’, zegt hij met een kleine lach.

Nog voor de afloop van het concert moeten we weg. De taxi’s staan voor. Weer volgt het stressvolle gezoek naar de juiste taxi’s, met de onverbiddelijke chauffeurs, die alleen de bewoners toelaten, die op hun lijst staan. Een bewoonster van ruim negentig, die er doorheen glipt, moet de taxi weer uit.  Ik neem haar plaats in en we rijden als tweede taxi richting het huis. Daar aangekomen is het mijn buurvrouw uit de zaal, die ik uit de eerste taxi mag helpen en mij bedankt voor een leuke avond.

Om even over elven als ik richting mijn huis rij, zie ik de laatste twee taxi’s aan komen rijden. Weer thuis van effe weg.

@Amiad Ilsar

 

 

 

 

Naar toilet

Na een busrit van een uur komen we aan op onze plek van bestemming. De Noordoostpolder, Luttelgeest. De chauffeur rijdt met de bus langs de entree van de Orchideeënhoeve om achteruit er weer voor te komen rijden. Je hoeft niet oud te zijn om hier in eerste instantie niets van te begrijpen. Elk beroep heeft zijn eigen geheimen en bij navraag van deze manoeuvre vertelde de chauffeur dat de heen en weer rit te maken heeft met de plaatsing van de rolstoellift. De verschillende obstakels en hoogteverschillen bij de draaideur van de entree vereisen een grote precisie. De chauffeur moet over een grote stuurmanskunst beschikken om zijn meters lange bus op centimeters nauwkeurig te parkeren.  Als we later die dag terug rijden en bij de ingang van het verzorging en verpleeghuis aankomen, gaat het bijna mis en raken we bijna onze receptioniste kwijt onder de over stoep achterruit rijdende bus.

Iemand van de groep tijdens een uitstap kwijt raken is de nachtmerrie van elke begeleider, die op een mooie zonnige dag een kwekerij van orchideeën bezoekt. Daarom heeft de groep van 14 bewoners, acht begeleiders. Vorige keer toen we op deze overzichtelijke plek, met behalve orchideeën, vissen en vlinders bezochten waren we met 12 bewoners waarvan twaalf op een rolstoel. Ideaal. Geen enkele bewoner kon weg lopen.

Uit de ervaring puttend van vorige keer hebben we deze maal besloten ons lunchpakket buiten op te eten. We verdelen onder de aanwezigen de door de keuken verzorgde lunchzakjes, met een broodje kaas een rozijnen broodje een banaan en een pakje sap. In elk zakje is papieren servet toegevoegd. Het is altijd weer fijn dat we blindelings kunnen vertrouwen op de zorg van de keuken.

Dan hoor ik mijn collega zeggen. ‘Mevrouw is weg’. Het eerste wat ik mij bedenk dat ze nog net, ik schat minder dan een halve minuut, hier heeft gezeten. Ze vroeg naar toilet te gaan en ik vertelde haar dat we na het eten meteen zouden gaan doen. Ik heb mij even bezig gehouden met iemand en weg is mevrouw.

Mijn collega en ik laten de groep buiten en gaan naar binnen. De hartslag is door de vrijgekomen adrenaline flink gestegen. We nemen de draaideur, die erg traag lijkt te draaien. De hal waar de deur toegang tot geeft is leeg. Een fontein waar vele muntjes in zijn geworpen voor geluk heeft dringend een muntje van ons nodig. ‘Vijf minuten’, ‘vijf minuten’, is de tijd die officieel er is om een spoorloos iemand te zoeken, in dit soort situatie voordat de politie moet worden gebeld.

Ik loop snel naar de deur van het invalide toilet aan de rechterkant van de fontein. Ik klop. Geen antwoord. De deur is zwaar en draait naar binnen open. De leegte is drukkend. Mijn collega gaat vervolgens links richting het restaurant, ik naar rechts, richting de entree van de Orchideeënhoeve. Een tweetal deuren aan de rechterkant. Blauw, witte symbolen. Toiletten. De rechterdeur is voorzien vrouwen persoon. Ik zwaai de deur open, ook nu naar binnen. Leeg. Een zevental gesloten deuren. Ik schreeuw de naam van mevrouw. Er volgt meteen een ‘ja’.

De opluchting is groot. Maar buiten dat is het een fantastisch mooi voorval. Het geeft aan dat mensen met een sterk dalend cognitief vermogen toch nog in staat zijn hogere cognitieve taken uit te voeren. Het vinden van een toilet in een totaal vreemde ruimte verreist deze inzet namelijk.

© Amiad Ilsar.