Maandelijks archief: september 2018

De zanger

We zitten met een aantal dames in de open huiskamer rond de tafel. Er ligt een wit tafelkleed. Daarop glaasjes met de resten van wijn en druivensap, er branden een tweetal kaarsjes. Er is een plankje met de resten van een challe. Een tweede challe ligt er nog. Onaangebroken. Er staat een soort versterker waar ik de precieze naam niet van ken. Een soort moderne streetblaster zoals ik die uit mijn jeugd kende. Die grote draagbare stereoapparaten van de begin jaren tachtig van de vorige eeuw. Deze versterker heeft bluetooth en via deze verbinding laat hij muziek vanaf mijn telefoon door de ruimte schallen. We zingen met elkaar de traditionele liederen.

De huiskamer staat in een open verbinding met een grote ruimte die naar de lift leidt. De deuren gaan open. Enkele seconden lijkt het dat de lift leeg is. Maar dan verschijnt hij. De man, die de hoofdrolspeler van dit verhaal wordt. Bewoner van deze verdieping. De plek waar hij enkele weken maanden geleden als halfdood werd opgenomen. Als een nog onbekende ster schuifelt hij moeizaam achter zijn rollator naar ons toe. Hij lijkt mij niet bewust van wat hier aan de tafel gebeurt. Dat verandert als ik op sta van mij stoel en naar hem toe loop. ‘We hebben op u gewacht. Komt u er gezellig bij’, zeg ik tegen hem als we gezamenlijk verder lopen richting de tafel.

De muziek houdt op. We zijn bij de hoek van de tafel blijven aangekomen. ‘Kent u dit lied?’, vraag ik hem. Ik scroll het scherm naar een lied dat ik hem en de anderen wil laten horen. Het lukt mij niet. Ik worstel met het besturingssysteem van deze iPhone. Het lukt mij uiteindelijk, maar als ik de eerste tonen de ruimte vullen begrijp ik dat ik een fout heb gemaakt. Toch neem ik aan dat hij ook dit lied kent.

Ik ken inmiddels de tekst van dat lied wat ik zoveel keren hier heb afgespeeld dat ik het uit mijn hoofd ken. Hij staat nog steeds naast mij. Licht gebukt houdt hij met twee handen de rollator vast. De muziek laat hem groeien als een verdorde plant die water krijgt. Hij recht langzaam zijn rug. De slobberige trui en broek worden strakker getrokken door de strekking van het lichaam. Hij neuriet de melodie. Ik probeer hem te begeleiden het voelt super dit. Een professioneel duo, begeleid door de muziek van een van mijn lievelings componiste uit Israël.

Onze zangkunst trekt de aandacht van de dames aan de tafel, maar nog meer van de verantwoordelijke medewerkers. Er komen toeschouwers. Ik zie collega’s, die enthousiast naar ons kijken.

Even voor het eind van het lied, wordt het stil naast mij. Meneer vertrekt en schuifelt als een onbekende ster, maar nu met opgeheven hoofd weer de coulissen in.

Muziek doet groeien, muziek is een stok waar een klimmende plant zich aan kan optrekken.

©Amiad Ilsar

Controle houden

Het is vrijdagmiddag. Tijd voor de sjabbatviering. Ik loop naar de derde verdieping van het gebouw. Ik sleep een karretje met spullen mee en ook nog een grote versterker op wieltjes achter mij aan. Ik stap een woonkamer in. Een woonkamer op de afdeling waar zorg wordt geleverd voor mensen met dementie. Er staat een brede tafel. Of beter gezegd twee tafels, die een brede grote tafel vormen. Hier zitten enkele mannen en een enkele vrouw. Een halve meter van de tafel in een niemandsland zit een man in een rolstoel. Hij kijkt naar mij als ik binnen kom. Hij wenkt mij. Als ik naar hem toe ga pakt hij mij hand. ‘Ik ben blij je te zien’, zegt hij met een glimlach. Ik weet dat meneer Joods is en vroeger voorganger was in de synagoge. Een sjabbatviering zou hij misschien wel fijn vinden. Ik vraag hem. ‘Zou u het fijn vinden, om mee te doen aan de sjabbatviering?’ Hij knikt instemmend. 

Meneer is een gevoelige man, die niet houdt van onverwachte situaties. Ik geef hem bewust de controle over de situatie en ik vraag hem in welke huiskamer we zullen gaan zitten. Hier of de aangrenzende woonkamer. Hij wil hier blijven. Het is een duidelijk en resoluut antwoord.  

Nu laat ik hem kiezen tussen twee plekken aan de tafel. Hij kiest. Uiteindelijk komt hij links van mij aan de zijkant van de tafel te zitten. Door de breedte van de tafel kunnen wij oogcontact houden. De man is op zijn gemak, een ontspannen gloed siert zijn gezicht.  

Op zijn hoofd een zwarte leenkeppel. Hij heeft hemzelf op zijn hoofd gezet, nadat ik hem een mandje met allemaal keppels heb aangereikt. Hij is niet de enige man aan tafel. Het is vandaag een opvallend grote mannenwereld. Dat is niet gebruikelijk en niet elke vrijdagmiddag zo. 

De wisselende samenstelling van de groep is kenmerkend op een groep waar veel personen met dementie leven. Hier leven we het moment. Gisteren was alles anders en morgen zal weer alles anders zijn. Niet fijn voor iemand die gesteld is op controle. 

We zegenen de sjabbat en de wijn. Dit stuk weet meneer goed te lezen. Echter de laatste keer las hij het heel zachtjes en niemand kon hem verstaan. Wat doe ik nu? Laat ik hem het lezen? Als ik het hem niet laat lezen ontneem ik hem een mogelijkheid van controle. Ik ontneem hem ook om zijn nog aanwezige vaardigheden tot bloei te brengen. Aan de andere kant ontneem ik de groep de kans de zegening te horen. Ik kies nu even voor de groep, aangezien het voor bijna de gehele groep vandaag de zegening van betekenis is. Het zijn meest Joodse mannen en een Joodse vrouw, die de zegening kennen.  

Daarna zingen we met behulp van de versterker, mijn mobiele telefoon en het internet nog wat traditionele liedjes. Meneer kent de liedjes nog goed en ik zie zijn lippen duidelijk meebewegen met de muziek. De ontspannen gloed blijft zijn gezicht sieren. Hij is inmiddels aan mijn gezang gewend. Vandaag geen opmerking van hem. 

Ik hoor hem na afloop van een liedje mij nog zeggen. ‘Dat heb ik beter gehoord’.  

@ Amiad Ilsar.

Geen vrijwilliger

Het telefoontje verrast mij. De vrouw aan de andere kant vraagt mij of ik even heb. In dagen dat mijn collega vrij heeft heb ik eigenlijk nooit tijd. ’Jazeker’, lieg ik haar voor. De vrouw is coördinatrice van een organisatie die elk jaar ons een vrijwilliger weet te geven voor een jaar. Vrijwilligers, die vaak jonge vrouwen en mannen zijn. Duitse jongeren, die na de middelbare school, een jaar van hun leven aan Nederlandse behoeftige mensen geven. Of zich inzetten voor een Nederlandse organisaties, die zich bezighouden met de in stand houding van de herinnering van de tweede wereldoorlog en de of de Jodenvervolging.

Bij ons in het verzorgingshuis en verpleeghuis zijn veel ouderen met een Joodse achtergrond, die zorg krijgen. Mede daarom krijgen ook wij elk jaar een vrijwilliger, man of vrouw. Deze jonge mensen ondersteunen meestal de activiteiten. In de loop van het jaar worden ze een echte collega. Ze weten wat en wanneer alles te doen.  Ze zijn een steun en toeverlaat in een dynamische wereld.

Dit telefoontje maakt een eind aan de verwachting voor een nieuwe vrijwilliger voor het komende jaar. De beoogde vrijwilliger komt niet. Zijn afwezigheid op het allerlaatste moment laat alle hoop op een vervanger vervliegen, is de mededeling. Ik ben sprakeloos en de volgende uren loop ik wat verdwaasd door het huis. Een jaar lang geen vrijwilliger. Dat is echt heel erg.

In een poging de realiteit te omzeilen zit ik deze middag rond de tafel met acht andere Duitse vrijwilligers van dezelfde organisatie, die dit jaar naar Amsterdam zijn gekomen. Het doel is deze vier jonge mannen en vrouwen te proberen te overtuigen om een dagje in de twee weken onze cliënten te helpen. Ze zijn nog maar twee dagen in Nederland en hebben nog niet eens kennis gemaakt met hun eigen werkplek en nu kom ik met mijn vraag. Verwarrend moet dat zijn. En wat kunnen ze zeggen? Ze kennen de doelgroep niet. Hebben er niet voor gekozen, maar de meeste lijken wel te willen helpen. Daarvoor zijn ze uiteindelijk ook voor hier in Nederland. Hulp aan de maatschappij bieden.

Ze krijgen er ook veel voor terug. Warmte , liefde, kennis op Joods gebied, contact met overlevende van de tweede wereldoorlog, een smakelijke warme maaltijd.

Een van de jonge mannen, met een dunne baard, zit tegenover mij. Zijn blauwgrijze ogen doen hem aan zijn zus denken. Zij heeft twee jaar geleden bij ons vrijwilligerswerk gedaan. Hij stelt zich op vriendelijke, maar daadkrachtige wijze voor als leider op dit moment. Heel anders dan de wat timide en meestal zwijgzame zus.

Ondanks de zware druk die ik voel om mijn missie te laten slagen met zoveel mogelijk enthousiastste aanmeldingen geniet ik van deze ontmoeting. Een reis van bijna een uur met verschillende trams heeft mij naar een gebouw in het stadsdeel West gebracht. Daar huist het kantoor van de organisatie. Helemaal vlekkeloos ging het niet ik kwam namelijk bij de overburen terecht. Het huisnummer 7 zit namelijk tussen 2 t/m 20 maar omdat de huisnummers nu eenmaal even en oneven nummers worden verdeeld moest voor 7 bij 1t/m 15 zijn.

De hindernissen op weg naar het doel zijn voor een deel genomen. In de loop van de volgende twee weken komen de vrijwilligers het verzorg en verpleeghuis bezoeken en gaan ze beslissen of ze vrijwilligerswerk komen doen.

Wordt vervolgd.

© Amiad Ilsar.

 

Rondvaart

De sporen van de rondvaart, die we gisteren met een aantal bewoners hebben gemaakt zitten nog in mijn linker broekzak. Dat blijkt als ik mijn hand eruit haal en er een stukje plastic op de straat valt. In mijn rol van iemand, die zich wil inzetten voor een betere leefomgeving en het milieu, gooi ik zelfs de kleinste deeltjes plastic niet zomaar bij het afval. Ik gooi dit bij het plastic afval. Het scheiden van afval was op de boot niet mogelijk. Met afkeer nam ik waar hoe aan boord de lege plastic bakjes van de sandwiches en de papieren lunchzakjes bijeen in een vuilniszak werden gedaan. Zou dan het kleine restje plastic verpakking van drie bij zes centimeter iets uitmaken?

De verpakking is een herinnering aan de rondvaart met bewoners, die we gisteren door de Amsterdamse grachten hebben gemaakt.

Een van de deelnemers was een vrouw gekleed in een groene trui die we in een rolstoel de taxi in namen. Ik kende haar niet. Op het moment van de rondvaart droeg ze paarse slippers. Deze slippers vielen constant van haar met donkerblauwe sokken bedekte voeten. Ze zat voorovergebogen en leek niet veel van de wereld om haar heen mee te krijgen. De vrijwilligster die haar van de afdeling had meegenomen vertelde mij, dat ze op de begeleidsters van de zorg zich afvroegen of mevrouw tijdens de rondvaart zou slapen.

In de taxi leek ze in ieder geval niet te slapen en haar neergebogen gezicht kwam zo nu en dan wat omhoog. Het vele schudden van de auto, hield haar wakker.

Aangekomen bij de boot, brachten we mevrouw van de rolstoel over naar de rode stoelen van de boot. Zonder rolstoel is er meer plaats in de boot. Deze stoelen die aan de zijkant van de geheel elektrische boot zijn geplaatst, werden oorspronkelijk gebruikt voor bioscoopbezoekers. De slippers gingen onder stoel.

Tijdens de rondvaart zit mevrouw weer vooruit gebogen. De pogingen haar attentie te trekken lukte niet echt. Toen we echter onder een brug door voeren en het voor even donker werd in de boot ging haar hoofd even omhoog en lachte ze. De wisselende stimuli van licht en donker zijn door haar waargenomen en mevrouw reageert daarop.

Er is ook een reactie als ik haar wat koffie geef. Het is nog heet, ze neemt dit waar en ik zet het kopje weer op tafel. Bij de koffie hoort een koekje. Om dat koekje te eten moet echter eerst het beschermde plastic worden verwijderd. Mevrouw heeft het koekje vast. Uit mijn volgende observaties zie ik geen pogingen om het te openen.

Samen openen we vervolgens de verpakking. Ze neemt het koekje in haar hand en leest hardop. ‘Candy’. Mevrouw kan ondanks haar situatie nog lezen. Ik ben verrast. Het zijn de enige duidelijke woorden die ik de hele vaart van twee uur van haar hoorde.

De verpakking gleed in mijn broekzak. Ik zou het volgens plan later thuis bij het plastic afval weggooien…..

© Amiad Ilsar.