Maandelijks archief: oktober 2021

Het sjaaltje

Mevrouw zit voor mij. Ik sta in een grote kring van bijna twintig bewoners die wonen op de verschillende verdiepingen van het verzorgingshuis. Mijn collega’s en ik zijn hier om samen met de bewegingsagoog – een jonge blonde vrouw- een echte spring in ’t veld, ruim een half uur te bewegen op de klanken van allerlei muzikale hits. Vele gekleurde sjaaltjes worden gebruikt als attribuut. In mijn hand een zwarte sjaal. Een opvallend gegeven. Elke maal als we deze activiteit doen en de deelnemers een sjaaltje laten kiezen, blijven de twee zwarte sjaals over. Niemand kiest deze. Met de zwarte sjaal in mijn hand kan ik de mensen tegenover mij stimuleren en hoop ik hen in beweging te krijgen. Mevrouw heeft echter geen sjaal. Een andere deelneemster uit de groep heeft als enige twee. Hoe komt ze aan twee? Het is wel heel kenmerkend voor haar, altijd weer iets speciaals. Ik werp een blik in het witte plastic bakje waar op dit moment geen sjaaltje meer is. Leeg. Dan kan ik haar mijn sjaal geven. 

Maar wat is dat? Vraag ik mij af als ik mevrouw aankijk. Een paarse tulband een lichtbruine trui en…… een paarse sjaal, keurig om haar hals gedrapeerd en met zorg geknoopt. Ik sein een collega is. “zie je die paarse sjaal van mevrouw om haar nek?” Die is van vorige week. Meegenomen en tot haar eigendom verworven.  

In een lang verleden na het bloemschikken hadden we een deelneemster die het heel leuk vond om scharen mee te nemen. Deze mevrouw legde een hele verzameling aan. Mede omdat ze de tascontroles na afloop heel goed wist te omzeilen en als ze wel werd betrapt steevast beweerde dat dit haar schaar was en het onder geen beding wou afstaan. 

Terug naar de vrouw met het paars sjaaltje, zij heeft haar sjaal losgeknoopt en is mee gaan bewegen. De lengte van mevrouw of beter gezegd het gebrek hiervan leiden ertoe dat haar voeten in de lucht zweven. Met het paarse sjaaltje in haar handen volgt ze mijn bewegingen die ik met het zwarte sjaaltje in mijn hand doe. De bewoners hebben plezier. Wij hebben plezier het lijkt allemaal heel eenvoudig een activiteit met een gekleurd sjaaltje en wat muziek.  

Maar er is meer. Mevrouw had nu nog met haar paarse sjaaltje om ergens in haar eentje lopen of zitten te rommelen, in haar eigen fantasiewereld ver van hier. Net als vele anderen is mevrouw hier in de kring komen te zitten door haar persoonlijk op te halen. Kortom het creëren van deze groep kost veel persoonlijke inzet, motivatie en energie. Het gaat niet vanzelf. 

Maar op het moment dat iedereen hier nu is, is het feest. Een feest waar mevrouw nu niet weer na afloop met een sjaaltje kan ontsnappen. Als de muzieklijst klaar is en de stilte weer invalt krijg ik het lege witte bakje voor de verzameling van de sjaaltjes in mijn hand.  ‘Kunt u hier u sjaaltje in doen? Dan hebben we hem weer voor de volgende keer’. Daar gaat het paarse sjaaltje. ‘Dank u wel mevrouw’. 

© Amiad Ilsar. 

Vatsgelopen

Ik ben bezig om mevrouw over te halen met mij naar beneden te gaan. Mevrouw wacht op mensen die haar komen halen vertelt ze mij. ‘Voor de begrafenis’ voegt ze toe. Het is geen leuk moment waarop ik aansluit in de fictieve werkelijkheid van mevrouw. Terwijl wij daar in de gang van het verzorgingshuis staan hoor ik het geluid van vallende spullen. Een kletterende en tikkende symfonie van geluiden. Ik hoor mijn naam roepen en draai mij om. Verderop in de gang zie ik een buurvrouw van de dame waarmee ik sta te praten met haar rollator voor haar kamer staan, om haar heen spullen die op de grond liggen. Wacht u even, ik moet even u buurvrouw helpen’, zeg ik tegen de kleine vrouw met de opvallende paarse tulband, die nog steeds denkt dat ze zo meteen naar de begrafenis gaat.  

Ik loop naar de buurvrouw en automatisch zonder veel na te denken verzamel ik vanaf de grond het theeglas- gelukkig heel gebleven- de zoetjes en het plastic lepeltje. Ik leg ze op het plankje van de rollator, zonder dat ik realiseer wat de oorzaak van dit alles is geweest. Het blijkt dat mevrouw zich niet meer kan verplaatsen niet meer naar achteren, niet meer naar voren, geen centimeter, geen millimeter. Haar lange rok is vastgelopen in het mechanisme van het linker wiel van de rollator. Daar staat ze vastgezet door haar eigen stommiteit zoals ze het uitdrukt. Een te lange rok aangedaan. 

Geknield op de grond probeer ik vanaf de rechterkant van haar de rok los te trekken, geen beweging. Een tweede poging ditmaal vanaf de linker kant levert ook niets op. De rok blijft muurvast zitten. De rok gaat geen centimeter voor of achterruit. Dit gaat mij zo niet lukken. Ik heb een schaar nodig. Een schaar waar kan ik die vinden? Er is geen collega uit de zorg te zien in de gangen rondom ons heen. ‘Blijf staan, ik ga een schaar zoeken’, zeg ik tegen mevrouw en ik loop snel naar het kantoor van de collega’s van. Een collega van mij zit te typen achter een op tafel gelegen laptop. ‘De rok van mevrouw is vastgelopen tussen het wiel van haar rollator. Heb je een schaar?’ Mijn collega heeft zo gauw geen antwoord. We gaan samen op zoek in het kantoor, We trekken laden open en graaien tussen paperassen en dozen. Zoals gewoonlijk lukt het mij niet datgene te vinden wat ik zoek. Maar mijn collega wel.  

Alhoewel. Hij laat mij een verbandschaar zien, dat is natuurlijk ook een schaar, ik hoop dat de schaar scherp genoeg is om door de stof van de rok knippen. Hij geeft mij de schaar en samen lopen richting mevrouw, die als een stilleven in de gang staat. 

Ik ga voor de tweede maal voor mevrouw op mijn knieën. Ik doe geen huwelijksaanzoek maar begin te knippen. Even later geef ik de schaar aan mijn collega die de rok aan de andere kant losknipt. Eenmaal los moet er nog een stuk achtergebleven stof uit de wielas worden gehaald en dan kan mevrouw weer verder en ga ik naar de buurvrouw die alles vanuit een fauteuil in de gang heeft waargenomen en inmiddels vergeten is dat ze naar een begrafenis moest. Gezamenlijk lopen we naar de lift en gaan we naar beneden. 

© Amiad Ilsar. 

De film

Mijn vrouw en ik zitten in de zaal van een filmhuis. Op het scherm het beeld van een verzorgster. Ze zit naast de man. Zijn hoofd regen haar borst aan gedrukt en ze streelt zijn witte haar. Ze vertelt de onrustige en verdrietige man, die zijn moeder wil dat ze straks misschien even kunnen wandelen in het park. Op de achtergrondmuziek. Les percheurs de perles een opera van Bizet. Ik heb nog nooit van deze opera gehoord. In de film is de muziek eerder gebruikt. De film is een schitterende weergave van de tragiek rondom dementie. De ontkenning, de verwarring en de totale ineenstorting van de patient. Stap voor stap wordt het weergegeven met behulp van bijzonder acteerwerk van de zelf al ruim tachtig jarige acteur.  

De film geeft heel goed aan, hoe er meer werkelijkheden kunnen zijn. De man met de dementie ziet beelden van vroeger en nu die door elkaar lopen en een compleet ander hier en nu vormen dan waarin wij leven. De werkelijkheid is een product van ons brein. Een verstoord brein geeft signalen af die afwijken van de objectieve werkelijkheid. De subjectieve beleving loopt daardoor niet meer synchroon en er ontstaat verwarring. 

Als ik deze week in het verzorgingshuis een bewoonster naar de binnentuin wil halen zegt ze tegen mij dat ze wel even in haar kamer een briefje moet achterlaten voor haar moeder, dan weet die waar ze is. Dat haar moeder kan langskomen is een reële mogelijkheid voor haar. Een boodschap voor haar achterlaten is gewenst. Vroeger moest mevrouw bij het weggaan waarschijnlijk ook haar moeder informeren. Mevrouw is ruim dertig jaar ouder dan mij, maar ik moest als kind ook briefjes schrijven en mijn ouders mij, als we weg gingen en er was verder niemand thuis. In de huidige tijd hopen we een digitale boodschap van de kinderen te krijgen. 

Een dag later als ik weer een poging onderneem om mevrouw in de middag wil uitnodigen om naar beneden te komen om een pannenkoek te eten, is ze verdrietig en afwijzend. Ze kan niet met mij meekomen haar moeder is overleden. Ik kende haar wel. Van vroeger. Ik ga er verder niet op in en vertel haar wel dat ik begrijp dat ze geen zin heeft om naar beneden te gaan. Maar aan de andere kant geeft dat wat afleiding. Een lichte twijfeling. Nu kijkt ze naar haar sloffen. Nog voor dat ze nee zegt, vertel ik haar dat ze ook op haar sloffen naar beneden kan. 

Ze gaat bijna-akkoord ze moet nog wel even het tijdschrift die ze in haar handen heeft op de stapel oude tijdschriften leggen, anders wordt de meneer boos op haar. Hand in hand lopen we naar de lift. We komen een vrijwilligster tegen die met een andere bewoonster staat te wachten om naar beneden te kunnen. 

‘Is dat je dochter?’ vraagt ze. 

© Amiad Ilsar. 

Naar het strand

Afgelopen maandag zijn we met een aantal bewoners van het verzorgingshuis naar het strand geweest. Het strand bij Noordwijk. De zandvlakte ten noorden van het centrum van Noordwijk was uitgestorven, eind september er waren wat honden en hun eigenaars en wij. Wij waren er met een twaalftal bewoners en een viertal begeleiders. Voor de tweede keer dit jaar een uitje naar deze plek. Twee bewoners waren er vandaag voor de tweede keer. Dat was niet gepland. Maar het werd mogelijk omdat er op het allerlaatste moment een groot aantal van de eerder gevraagde kandidaten het in de vroege ochtend af lieten weten en besloten om maar niet mee te gaan. Vrouwen annuleerden en mannen vulde de plek. 

Het allerlaatste moment stond ik met een lijst in mijn handen waarvan zes van de twaalf hadden afgezegd. Drie kwartier voordat de taxi’s voorreden. Wat nu? In overleg met de collega’s van de zorg worden er vervangende kandidaten genoemd. Een deel daarvan wil wel mee. Voor een ander deel moet nog verder worden gezocht. Nog meer plaatsvervangers worden genoemd en weer maak ik verschillende rondgangen om negen uur in de ochtend. De eerste taxi’s staan voor de deur. Even later hebben we de nieuwe lijst. Telefoontjes naar het management plegen om nieuwe namen door te geven. Dit in verband met het tonen van een vaccinatiebewijs- er is een koffiestop gepland- en dus snel even naar kantoor, achter de computer plaatsnemen. Naar mijn mail gaan vervolgens kopiëren. Alle paperassen bij de receptie leggen en de eerste mensen ophalen die klaarstaan en naar beneden kunnen.  

Ik ga naar de vierde verdieping, mevrouw daar wil vast nog mee. Dat klopt, het enige wat mevrouw niet wil is een jasje, heeft ze niet nodig, vind ze, dan maar een vest voor haar meenemen. Mevrouw gaat met mij naar beneden, anderen volgen en personen kunnen nu ook in de inmiddels derde taxi plaatsvinden. Rollators en de lunchpakketten worden ingeladen en als de laatste reserve bewoonster door een vrijwilliger wordt opgehaald, verschijnt een voor mij bekend persoon bij de geopende liftdeuren. 

Ik sta bij de receptie en bij mij een aantekenlijst met de deelnemers. Het is een lijst die veel aantekeningen kent. Veel doorhalingen en met de hand geschreven namen. 

Een collega uit de zorg heeft gebeld en gevraagd of een bewoonster mee mocht. Deze vrouw was verleden keer ook mee geweest, de angst dat we met onopgevulde plekken blijven zitten, doet mij besluiten om toestemming te geven. De persoon, die nu de lift uit komt ken ik. Het is de betreffende vrouw maar in haar kielzog verschijnt een man waarvan niemand heeft gemeld dat hij meegaat. Hij is een vriend van de vrouw die extra meegaat, misschien daarom. Ze mogen doorlopen naar de taxi’s. 

En dan. Een verrassing. Een vrouw verschijnt achter de geopende liftdeuren. Ze draagt een jas. He? Mevrouw wou toch niet mee. Tot nu blijkbaar…..Een begeleidende collega uit de zorg geeft aan dat mevrouw mee gaat. Snel een telefoontje naar de vrijwilliger. We hebben iedereen. Kom maar naar beneden.  

Ik geef aan een van de drie chauffeurs het adres- bij de reservering doorgegeven- omdat hij ernaar vraagt en we kunnen vertrekken.  

© Amiad Ilsar.