Maandelijks archief: juni 2019

Wat betekent ASF voor ons

Het is vrijdagmiddag. Ik kijk op mijn telefoon. Op het scherm van de telefoon lees ik sjabbat sjalom. Het is een mooie wens. Een wens geschreven door een vader van een oud ASF vrijwilliger. ASF, de organisatie Aktion Sühnezeichen Friedensdienste, viert dit weekend zijn zestigjarige samenwerking met Nederland. Zestig jaar lang compenseren Duitse vrijwilligers landen, die geleden hebben van de Tweede Wereldoorlog. Deze vader is niet Joods, maar het is bijzonder attent. Juist omdat hij niet Joods is. Hartverwarmend. Dit appje is kenmerkend van hoe vrijwilligers en familieleden van de ASF zich openstellen tegenover de Joodse gemeente. Open begripvol met liefde, warmte en nieuwsgierigheid.  

Ik heb in de afgelopen jaren veel vrijwilligers ontmoet. Met bruine, blauwe, groene en grijze ogen keken zij mij altijd met interesse aan. Vrouw, man, meestal in de leeftijd van rond de twintig, net klaar met de middelbare school. Ze komen dan vaak worstelend met de vraag wat verder te gaan te studeren voor een jaar naar Nederland en andere landen in de wereld. Een vrijwilliger of vrijwilligster komt dan naar ons verzorging en verpleeghuis. 

Een jaar van hun leven geven de vrijwilligers voor onze bewoners. Een heel klein deel hiervan heeft nog de tweede wereldoorlog meegemaakt. Bij hun kinderen speelt vaak nog de tweede generatie problematiek.  

De vraag die nu wordt gesteld bij dit zestig jaar jubileum of en hoe ASF in de toekomst verder wil. De tweede wereld oorlog komt steeds verder weg te liggen en de nieuwe generaties zijn allang niet meer schuldig aan de donkere dagen van toen. Ik denk dat het antwoord te vinden is in de tweede generatie. Deze generatie is nog lang niet klaar met de invloeden van de oorlog op hun leven. Ikzelf ben ook tweede generatie en bij ons net als vele anderen was het gebrek aan familie altijd voelbaar. Een klein hecht groepje familie was overgebleven. Het was soms verstikkend. We werden beschermd opgevoed.  

En dan was er de stilte. De tweede wereldoorlog, was altijd aanwezig, maar je kon er nooit over praten. Aan de andere kant had je gezinnen waar de overlevenden familieleden niet ophielden met vertellen en de overige familie traumatiseerde. Kortom de sporen van de Tweede Wereldoorlog zijn nog steeds in de Joodse Gemeente aanwezig.   

Het huidige concept van de organisatie geeft mij voor elf maanden een collega. Iemand met een groot verantwoordelijkheidsgevoel, die er is wanneer hij of zij er moet zijn. Iemand die feilloos weet en aanvoelt wat hij of zij kan bieden aan een bewoner van ons huis. Er wordt geholpen bij een ontbijt, activiteiten en cliënten krijgen extra persoonlijke aandacht. 

Kijkende naar de toekomst dan is het die aandacht, die een deel uitmaakt van de missie van de ASF. Aandacht voor de medemens. Aandacht naar wie hij of zij is, zijn religie, cultuur en afkomst.  

Het is een tegenovergesteld proces van generalisatie, creëren van een hij zij gevoel, van een wij en een vijand. Processen die ten grondslag lagen aan het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog.  

Aandacht voor de ander is het middel om het doel namelijk de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden. Dit is de missie die ik de ASF voor de toekomst zou willen meegeven.  

© Amiad Ilsar. 

Activiteiten

Een ontmoeting in een verzorging en verpleeghuis levert een beeld op van vele kamers en woonkamers. Verstopt in de kamers zitten er bewoners, die niet mee willen doen met de algemene activiteiten. Ook in de woonkamers kan er eenzaamheid heersen. Ouderen kijken elkaar aan zwijgend aan, terwijl ze tegenover elkaar zitten aan een al dan niet gedekte eettafel. Het is somber, deprimerend een verzameling van droefenis. Zo een beeld brand op het netvlies. Het is aan ons- de proffessionals, de mantelzorgers, de vrijwilligers-om dit beeld te veranderen. Hoe doen we dat? 

Er zijn grofweg twee wegen. De weg waarbij we zorgen dat er meer activiteiten zijn in de woonkamers. Deze manier heeft meestal een aantrekkende kracht op de bewoners en zorgpersoneel, die zich rondom de woonkamers bevinden. De activiteiten creeeren een sfeer van veiligheid en warmte. Het wordt prettig om de afdeling op te lopen en er te vertoeven. Het lijkt een oplossing in het geven van gepaste zorg voor een behoeftige doelgroep.  

In ons verzorging en verpleeghuis is er nog een andere mogelijkheid namelijk mensen van verschillende afdelingen samenbrengen voor een activiteit in de binnentuin. Een algemene ruimte die tot doel heeft om een samenzijn te creeeren. In het bijna 30-jarige huis kwamen bewoners, bezoekers en medewerkers samen in het verleden samen. Bewoners waren daartoe in staat. Maar in een veranderende realiteit waarbij de bewoners steeds cognitiever en fysieker beperkter worden moeten bewoners gepord en vaak ook gehaald worden om naar het groene hart te komen en er zijn momenten dat de stilte en leegte als een grauwe deken over de oranje stoelen hangt.  

Persoonlijk geloof ik een model waarbij de nadruk ligt in een centrale rol van de binnentuin als ontmoetingsplek en activeringsplek. Ik ben iemand die erg gelooft inclusie. Juist op de dag dat ik hier mijn mening formuleer wordt er bekend wordt dat inclusie op scholen lijkt te zijn mislukt. Geen gemengde klassen met kinderen meer. Geen kinderen met en zonder rugzakje samen. De leraren hebben geen tijd en middelen, te veel kinderen met problemen die aandacht eisen, de scholen voor speciaal basisonderwijs lopen weer vol. 

Ook bij in het verzorging en verpleeghuis speelt het gebrek van tijd en middelen een rol. De afstanden van boven naar beneden moeten met de bewoners worden afgelegd, de looptijd is relatief lang en dan moet er ook nog worden gewacht op de lift. En na een uurtje moe de weg omgekeerd worden genomen. De inclusie van de verschillende doelgroepen kost veel, maar de winst is enorm. Een kloppend hart in het gebouw, bewoners komen hun afdelingen af, vriendschappen tussen bewoners door alle lagen van de bewoners komen tot stand. En ja er blijven mensen achter in woonkamers en kamers. Het lastige is dat het geen zaak van of, of van en, en zou moeten zijn.Daarvoor moeten condities geschapen worden. Meer tijd, meer middelen. Iets wat een grote uitdaging is. 

Het eerder genoemde beeld van een verlaten binnentuin is namelijk de andere kant van de gewilde activiteiten op de afdelingen.  

© Amiad ilsar 

Stemmen

Een man met een grote en brede zwarte tas in de hand komt even voor achten het gebouw binnen. Even denk ik dat de tas vol zit met medische spullen. Maar deze veronderstelling wordt verworpen. 

‘De pianostemmer’, zegt de lange man, gekleed in een colbert en spijkerbroek, tegen de receptionist als hij doelgericht verder het gebouw inloopt. De man weet waar onze vleugel staat en even later klinken er losse klanken door de ruimten. Zo wordt een woensdag in juni opnieuw een stemdag.  

Het is net enkele weken geleden dat we verkiezingen voor het Europese parlement hadden. Net als in de buitenwereld, was er in de wereld van de vier verdiepingen van dit gebouw, minder belangstelling dan voor de verkiezingen van de provinciale staten. Twee heren hadden zich uiteindelijk deze ochtend gemeld om te gaan stemmen.  

Het stemlokaal is in een hotel op een steenworpafstand van het huis. Een bijzondere plek om te gaan stemmen, de enige plek, die ik ken waar je gebak en koffie kan krijgen na het stemmen.  

Een van de mannen zit klaar bij de receptie op de afgesproken tijd. Meneer loopt met een rollator maar nu we verder dan enkele verdiepingen van het huis moeten heeft hij een rolstoel ter beschikking. Ik haal de andere man op.  

De man zit in zijn kamer op de tweede verdieping, hij is klaar. Hij doet zijn bruin leren jas aan. Hij loopt moeilijk maar slaat het aanbod van mij af om met een rolstoel te gaan. Als we beneden zijn vraag ik de man of hij zijn legitimatiebewijs en kiespas heeft. Geen legitimatiebewijs. ‘Dan kun u niet stemmen’. Zo werkt dat, of beter gezegd niet, bedenk ik mij. Waar halen we een legitimatiebewijs vandaan? Mijn zelfkennis zegt mij dat ik beter niet kan gaan zoeken. Zoeken is niet mijn sterkste kant. De vrijwilligster, die de andere man begeleidt, kan dat vast veel beter. Zij gaat naar zijn kamer en wij wachten beneden. Net als zoeken is wachten niet mijn sterkste kant, als er enkele minuten zijn verstreken loop ik naar boven.  

Boven in de gang komen de man en de vrijwilligster, Claudia mij tegemoet. Mijn eerdere veronderstelling is uitgekomen. Er is een rijbewijs gevonden. In een schaal die op een open plank in een kast staat. Ik zou daar nooit gezocht hebben. Mijnheer beweert dat het rijbewijs ongeldig is. Oh, nee. Alle moeite voor niets. Maar een nadere analyse van het roze kaartje laat zien dat het nog enkele jaren geldig is. We gaan op weg. 

De man naast mij schuifelt achter zijn rollator en hoe dichterbij wij bij het hotel komen hoe moeilijker de stappen worden genomen. Mijnheer trilt en lijkt geen controle te hebben over zijn benen. Ik neem een tweetal rustpauzes met de toegangsdeur van het hotel in zicht.  

Vlak voor de deur vraag ik aan een personeelslid de deur open te houden. Bijna vallend komt mijnheer de entree binnen. Claudia loopt met haar bewoner richting de lift- de stemhokjes zijn op de eerste verdieping- en ik laat mijnheer even zitten op een door de medewerkers aangesleepte stoel.  

‘Kan mijnheer hier beneden stemmen?’, vraag ik de medewerkester van het stemlokaal. Dat mag. Papieren worden gehaald, een rood potlood wordt aangereikt en mijnheer kleurt midden in de entree het hokje van zijn keus rood. Hij wordt geholpen om het lap papier weer op te vouwen en als even later Claudia met man naar beneden zijn gekomen verlaten we het gebouw. Gestemd, maar geen koek en of koffie gehad. 

© Amiad Ilsar. 

De voetballer

Ze zitten in de binnentuin. Hij een man, client met dementie en zij een jonge vrouw die hier een half jaar vrijwilligerswerk doet. Een roodharig geverfde jonge vrouw, een man met grijs haar.  Hij geboren in Israël, zij in Duitsland. Samen zitten ze naast elkaar en praten in het Duits.

 Duitssprekende bewoners verwachtten we hier niet. De man heeft echter voetbal in Duitsland gespeeld. Als Jood voetbal spelen in het Duitsland, de eerste Israëlische voetballer in Duitsland, misschien in heel Europa. Twintig, misschien dertig jaar na het einde van de oorlog dat was bijzonder. In die jaren kon mijn moeder, die aan de Jodenvervolging was gered door het feit dat ze ondergedoken heeft gezeten niet eens een auto met Duitse kenteken zien. Misschien heeft de man nog meer in Duitsland gedaan, dat weet ik niet. Maar waar het om gaat is dat hij ondanks zijn dementie nog goed Duits weet te spreken. Hoe mooi is het dat hij nog kan communiceren in een voor hem vreemde taal en hoe mooi is het dat de vrouw kan communiceren in haar moedertaal.  

Het is mooi te zien hoe de verbinding plaatsvindt. De eenzaamheid van de man doorbroken. Het verval door de dementie nog even teruggehouden. Dit alles in de binnentuin, de binnentuin, een omgeving met veel licht en groene bladeren.  

Het zou haar opa kunnen zijn, het zou zijn kleindochter kunnen zijn. Ze kennen elkaar enkele weken. Ondanks de dementie, herkent hij haar. Herinnert wie ze is. Weet dat ze Duits spreekt en benadert haar in het Duits. Hij voelt zich veilig bij haar en stapt met haar de wereld van de voor hem onbekende binnentuin binnen. In die wereld kan hij de optredens zien en horen. Genieten van muziek die deels bekend voor hem is.  

Het bekende, wat steeds verder wegglijdt naarmate de cognitieve functies afnemen. Het bekende wat niet alleen in het huis te vinden is, maar ook in de omgeving van het verzorgingshuis. Er is later in de week een gelegenheid om met hem een kopje koffie te drinken bij de koosjere bakker op enkele tientallen meters afstand van het huis. Samen met een collega, de vrijwilligster en een ander bewoner gaat de man op pad.  

Daar bij de bakker terwijl ze genieten van een kop koffie, hoort hij de Israëlische muziek en ziet hij klanten. Klanten die vaak ook een Israëlische achtergrond hebben.  Dit alles samen met de koffie en de typische lekkernijen maakt de wereld herkenbaar. ‘Het lijkt wel Tel Aviv’, zegt hij tegen mijn collega. Lijkt wel. Het begrip dat het niet echt tel Aviv is nog aanwezig. 

Na de koffie wordt er gewandeld, in de buurt. Meneer is verwonderd kijkt rond geniet van de gebouwen en de bomen. Er komt een man op hen af. Hij richt zich tot mijn collega. ‘Je weet niet wie hij is, ik ken hem.’, vervolgens richt hij zich tot de voetballer, die nu op ruim tachtig jarige leeftijd nog goed loopt, zonder rollator. ‘Ik heb als kind naar je op de televisie gekeken. Wat was je goed. Ik heb naar jou gekeken, Ik ken jou. Jij kent mij niet, maar jij hebt bij mij dertig jaar geleden in de winkel shoarma gegeten. Je bent altijd een mooi mens gebleven’. 

En nu ruim een week later zit hij opnieuw in de binnentuin. Met een kopje koffie. Even uitblazen na een driekwartier beweging. Naast hem mijn collega. Hij roept mij als ik langs kom. Hij vertelt mij van de ontmoeting. ‘Ik liep buiten en ineens kwam een man naar mij toe. Hij zag mij van ver. Hij herinnerde wie ik ben. Ik ben emotioneel’.  

Wij ook….. 

© Amiad Ilsar. 

De schoen

Ik bevind me in een schoenenwinkel. Ik pas een nieuwe schoen. Hij is nog stug, ruikt naar nieuw, ik moet de veters ontwarren en wring mijn voet in de ruimte waar net nog een prop papier zat. Ik loop met een nieuwe en oude schoen naar de spiegel. Kijk hoe het nieuwe schoeisel aan mijn voet zit en ik loop enkele passen. Controleer de pasvorm.  

Het is druk in de winkel. De aanbiedingen trekken vele potentiele kopers op deze zondag. Als ik terugloop moet ik mijn plaatsje op de bank heroveren. Overal liggen schoenen. Op de bank en op de grond. 

Enkele weken geleden lag er ook een schoen op een bank. Niet in een schoenenwinkel maar op mijn werk in een verzorgingshuis. Een zwarte herenschoen. Hij lag op een witte bank, die in de gang bij de lift stond. Een bank die er inmiddels niet meer staat en een schoen die er inmiddels niet meer is.  

De zwarte schoen ligt verlaten op de witte bank

Een beeld uit het verleden opgeroepen door het heden. 

Mijn gekochte schoen is niet zwart. Het is een gekleurde moderne sportschoen van een bekend Amerikaans sportmerk. Ik maak Amerika great again, terwijl ik mijn grijze sportschoenen met opvallende oranje veters van hetzelfde merk achterlaat.  

We stappen door de tijd en laten na afzienbare onze al dan niet versleten schoenen achter. Als medewerker in het verzorging en verpleeghuis heb je sterke stappers nodig.  Je moet sterk in je schoenen staan en lopen. De werkdruk is hoog, maar op de dag dat ik mijn schoenen vooral in de huisomgeving gebruik, omdat het openbaar vervoer staakt, mis ik de aandacht voor de druk in de zorg.  

Na eerdere stakingen in het openbaar vervoer en onderwijs over werkdruk, wordt er nu weer gestaakt ditmaal voor de pensioenleeftijd. Net alsof de medewerkers in de zorg geen zwaar beroep hebben. Op de witte bank staan echt geen schoenen van medewerkers. 

Hier op de gesloten derde verdieping worden voorwerpen op de meest onverwachte plekken achtergelaten. De man of vrouw van de schoen- een herenschoen impliceert hier niet dat degene die hem in het bezit had ook een heer was- is hem misschien allang weer vergeten. In deze gesloten wereld is de verbinding tussen de stappen soms zoek.  

Het zijn de schoenen, de stappen, van de medewerkers, vrijwilligers en familieleden, in wisselende volgorde, die hier het geheel vormgeven. De meeste bewoners, die nog kunnen lopen weten de weg niet meer. Ze weten niet meer waar, wanneer zij hier gelopen hebben.  

Zittende op de witte bank kun je hier in de gang een wisselende stroom van bewoners waarnemen. Achter je bevindt zich de gecamoufleerde lift waar bezoekers en medewerkers eventueel ongezien gebruik van kunnen maken. 

De zwarte schoen ligt hier misschien minuten, een kwartier, een half uur een uur. Zou iemand het hebben opgemerkt? De kans is klein. 

De meeste bewoners missen de opmerkzaamheid, de energie en de wil om alleen naar beneden te gaan. Medewerkers hebben het druk en lopen hier gehaast voorbij. Ze hebben andere doelen voor ogen dan de omgeving te bestuderen. En toch heeft iemand uiteindelijk de schoen weggehaald. Wie hem heeft weggehaald en wie hem daar eerder heeft neergelegd blijft voor mij een raadsel.  

Nadat de schoen is verdwenen verdween ook de witte houten bank.  Drie losse leunstoelen staan er nu. Zonder schoen. 

© Amiad Ilsar.