Maandelijks archief: februari 2017

Een horeca medewerker of een welzijnswerker in de zorg ?

Ben ik een horeca medewerker of een welzijnswerker in de zorg ?

Ik lig op deze maandagochtend op de stoel bij de mondhygiëniste. Ze wacht nog even met de grote schoonmaak in mijn mond. Ze wil weten of ik vandaag nog ga werken.

‘Ik ben vandaag vrij. Ik heb gisteren gewerkt’. Een moment is het stil. Ze had niet verwacht dat ik op zondag werk. ‘Werk je in de horeca?

‘Nee, in de zorg’.

Tussen het welzijnswerk in de zorg en de horeca, of beter gezegd de bediening lopen wel paralellen. Een voorbeeld hiervan is het verhaal over het bord.

Op het witte bord met de geel en grijze band, liggen de resten van de mandarijn. Een oranje rode gepelde schil. Naast de schil liggen nog meer resten van het ontbijt. Een aantal broodkorsten en een tweetal lege kuipjes een van boter en een van koffiemelk. De plek aan de tafel is leeg. Degene die hier heeft ontbeten is van de eetzaal naar de binnentuin vertrokken en ze heeft behalve het bord ook haar lege theeglas en haar bestek achtergelaten. Even was ik bij de ontbijttafel weggegaan en als ik terug kom waan ik mij in de horeca bij het zien van het tafereel. De gast is na het betalen van de rekening naar huis gegaan en nu mag ik afruimen.

De gast een mevrouw van even boven de negentig vertelde mij eerder deze ochtend dat haar ochtend weer goed was begonnen. Na een douche, huidverzorging en wat lichamelijke oefening had ze met veel plezier haar kamer had opgeruimd. Daar dus wel en hier niet.

Het bord op de tafel roept daarom weerstand bij mij op. Ik overweeg enkele seconden om mevrouw terug te roepen. Zo verlaat je niet de tafel, heb ik altijd geleerd. Als je blij bent om je kamer op te ruimen waarom laat je dan al je afval en vuile vaat zomaar op de tafel staan? Als ik bij mij thuis een vergelijkbare situatie aantref op de eettafel roep ik mijn kinderen ook terug naar tafel. Ik ben geen horeca bediende, niet thuis en niet op mijn werk.

Toch ruim ik wel regelmatig vuile vaat van het ontbijt of de lunch op. Echter het gaat dan om borden en andere eetgerei, die de gebruiker niet meer zelfstandig kan afruimen. Op dat moment voel ik mij absoluut geen horeca medewerker. Dan is het werk wat voortvloeit uit de zorg voor de bewoner. Dat is iets anders dan een bord afruimen van iemand die het zelf kon doen.

Een achtergebleven bord, dat moet worden afgeruimd is ook een doel in het activeren van de medemens. Een gebruikt bord op de verpleegafdeling kan in een samenspel van begeleider en bewoner worden ingezet voor mentale en fysieke stimulatie.

Ik rij het afwaskarretje waarop de vuile vaat wordt geplaatst naast een van de bewoners, die in haar rolstoel zit. Met enig denkwerk, fysieke inspanning en met grote nauwkeurigheid stapelt mevrouw het bord op de stapel gebruikte witte borden. Het bestek gaat in de daarvoor bestemde emmer, onderaan op de kar en als laatste verdwijnt na mijn verzoek het theeglas op de kar.

mesjek-foto2

Ik duw aan het eind van het ontbijt de kar met de vuile vaat richting keuken. Niet als een horeca medewerker maar als een welzijnswerker in de zorg.

© Amiad Ilsar.

 

 

De manderijn

Mijn werkdag begint zoals elke ochtend met het ontbijt. Een tweetal aan elkaar gezette tafels vormen de ontbijttafel. Het is een uitgebreid ontbijt. Bruin en wit brood, jam van verschillende smaken, hazelnootpasta, hagelslag, Goudse kaas, ontbijtkoek havermoutpap en vanille vla. Het brood kan gesmeerd worden met margarine of echte boter. Ook liggen er nog enkele eieren op tafel, die over zijn van de vorige ochtend.

Dit ontbijt dient een potentieel van tien bewoners. Niet elke dag komen alle bewoners. Negen vrouwen en een man. Deze man is vandaag zonder dat hij het weet de hoofdrolspeler in een bijzondere gebeurtenis.

Deze gebeurtenis wordt ingeluid door de komst van de eerste bewoonster. Een bijzondere persoonlijkheid, een vrolijke vrouw, die al vroeg in de ochtend zingt. Het door haar gezongen ‘daarbij de molen’, dreunt nog vele uren in mijn hoofd na. In haar versie van het lied heeft ze het hoe jij wordt mijn man en niet vrouw, aangezien ze niet lesbisch is, zegt ze met veel overtuiging.

Mevrouw neemt plaats op haar vaste plek links op de hoek. Net als de meeste bewoners heeft ze een vaste plek. Een mens is nu eenmaal een gewoonte dier en dat blijft men ook als men al negentig is. Vaste plekken en vaste eetpatronen. Zo eten de meeste bewoners elke ochtend bruin, de ander wit brood en weer een ander een pap.

De man die later aanschuift is een van huis uit orthodoxe Joodse man. Niet iemand die zijn leven in zwarte witte kleding met een flinke baard heeft rondgelopen, maar iemand met standaard Nederlandse kleding, glad geschoren en wel een keppel. Die keppel heeft hij vanochtend niet op als hij bij het ontbijt aanschuift.

Het is deze ochtend enkele dagen voor het Joodse bomenfeest. Een feest dat onder andere wordt gevierd met het eten van veel fruit. Met zicht hierop krijg ik de vraag van onze zingende bewoonster. ‘Heb je fruit voor me?’ Ik vind het een bijzondere gave om op een dergelijk gedekte tafel nog iets te vinden wat er niet is. Maar ik kan niet anders dan een ontkennend antwoord geven. ‘Heb je geen mandarijn?’ ‘Nee, die heb ik helaas niet’. Ik twijfel even of ik even naar de keuken moet gaan om de bron van vezels en vitamines zoals hij door mevrouw omschreven wordt te gaan halen. Hoe dan ook kan ik nu terwijl andere bewoners naar de tafel komen lopen of met een rolstoel worden gebracht niet even naar de keuken gaan. Het heeft zeker ook geen haast.

Wat ik wel zo meteen wil gaan doen is de keppel van meneer gaan halen. Ik krijg hiervoor de gelegenheid als een zuster de medicijnen komt uitdelen. Ik vraag aan haar of ze even de zorg van de groep op zich kan nemen en loop via de trap naar de eerste verdieping. Ik loop in een lange gang die aan een kant uitzicht geeft op de binnentuin en aan de ander kant toegang geeft tot een aantal kamers. Ongeveer midden in deze gang is een kleine uitsparing, waar naast het balkonhek een tweetal stoelen tegenover elkaar staan en een ronde tafel in het midden. En wat ligt er midden op deze tafel een oranje vrucht. Een mandarijn. Alsof hij daar voor mevrouw is neergelegd. Hier op deze tafel in de gang, sterker nog op geen enkel ander tafels in de gangen van dit huis ben ik nog nooit eerder fruit of ander voedsel tegen gekomen.

Een aantal minuten kom ik weer beneden met keppel en mandarijn. Als iemand een mandarijn zoekt dan kunt u bij mij een mandarijn krijgen.

img-20170216-wa0003

© Amiad Ilsar.

Toebisjvat het nieuwjaar van de bomen

Toebisjvat, het nieuwjaar van de bomen. De vijftiende van de maand sjevat. Rosj Hasjana sjel ha ilanot. Het Nieuwjaar van de bomen. Een dag die van oorsprong voor de Joden belangrijk was toen de tempel in Jerusalem er nog was en de wetten over het afdragen van de oogst nog van toepassing was. Deze dag wordt nu in de Joodse gemeenschap wereldwijd vooral gevierd met het eten van veel soorten fruit en in Israël is het een boomplantdag. Dit jaar valt de feestdag op sabbat, de zaterdag en dat heeft consequenties voor vooral het planten van bomen. Dat mag je namelijk alleen op werkdagen en zondag.

In het verzorgingshuis planten we geen bomen, maar maken de wereld groener door het planten van bloembollen. We beperken ons tot het overbrengen van bollen uit enkele potjes naar een bak zodat ze als geheel hun omgeving verblijden. Voor deze activiteiten is er hulp nodig van collega’s en vrijwilligers. We maken samen een mooiere wereld.

Voor de bewoners in het verpleeghuis zijn deze activiteiten een belangrijk onderdeel in het samen gevoel. Voor hen en vooral met hen doen wij dit alles.

bloemenbollen

 

Tu bisjvat op woensdag vieren betekent ook dat we het pannenkoeken bakken hebben vervangen door het maken en eten van fruitspecies. De keuken heeft ons fantastisch geholpen. Fruit is ingekocht, klaargemaakt en klaargezet, ananas, mango, meloen, vijgen, druiven en satéstokjes. De glans van het gekleurde fruit wordt al snel bedreigd door de donkere wolken van kritiek. Er wordt door enkele bewoners geprotesteerd. Met name oudere mensen hebben het moeilijk met elke verandering van de routine ” Geen pannenkoeken, hoezo?” Men is er niet blij mee. En heel even verklaar ik dat ik nooit meer het pannenkoeken bakken vervang door welke andere activiteit dan ook. Maar zoals zo vaak zijn de tegenschreeuwers harder en indrukwekkender, maar in de loop van de middag zijn er velen die erg genieten van het fruit.

Als we bezig zijn op te ruimen en de laatste species rijgen, komt een mevrouw, die in eerste instantie tot de tegenstemmers behoorde, achter een rollator aan geschuifeld. Ze vraagt of ze een specie mag. “U mag er wel twee”, is mijn antwoord. Ze pakt de twee species en zegt. “Rosj Hasjana Le ilanot, maar weinigen kennen dit hier”. Vervolgens schuifelt ze met volle mond langs on richting lift.

fruitspieces

 

© Amiad Ilsar

De mitswe

Het is zaterdagochtend. Ik begeleid de bejaarde man van tegen de tachtig in het grijze pak met de slecht gestrikte gestreepte stropdas en de gekleurde keppel, die meer weg heeft van een ronde muts, dan een klein stukje stof. De man loopt richting de tafel, die in de zaal staat, die als sjoel dienst doet. Aan deze tafel zit de gabbe, degene die de verantwoordelijkheid heeft over het technische verloop van de sjoeldienst. De man in het pak met zijn verstandelijke beperking houdt van regelmaat. Hij is gewend om het koperen plaatje te krijgen. Ook nu krijgt hij een koperen plaatje overhandigd als bewijs van de Mitswe, de verdienste, de taak, die hem gegeven is. Op het plaatje staat altijd de taak van het vasthouden en aankleden met de mantel, schild en kroontjes, van de Thora nadat hij weer opgerold is. Als de man op zijn plek zit komt de gabbe naar mij toe.

‘Ik heb hem de mitswe voor het tweede Sefer gegeven. ’Ik ben verbaasd bij het horen van deze mededeling. Een tweede Sefer op een gewone sabbat? Misschien heb ik iets gemist? Op een normale zaterdagochtend wordt er uit een Thorarol gelezen. Een tweede Sefer staat voor een tweede Thorarol. Zover ik weet is het een gewone sabbat, dus hoezo een tweede Sefer? Het antwoord komt snel.

‘Er is geen tweede Sfeer’, zegt de kalende man breed lachend. Ik zie een twinkeling in zijn blauwe ogen.  ‘Ik heb een jongen die binnenkort zijn bar-mitswe, de kerkelijke meerderjarigheid de taak al gegeven’. Legt hij uit. De vraag is aan mij om de man met de gekleurde keppel straks later in de dienst even in de gaten te houden.

Als het wekelijkse stuk, de parsja van de week, uit de Thora is uitgelezen, worden de mensen die nu een taak hebben opgeroepen aan de hand van hun taak. Er is iemand die de Thorarol gaat optillen en aan de gemeente tonen er is iemand die vervolgens de Torero bindt met een doek of stoffen gordel en er is de besproken taak van het vasthouden van de Thorarol en aan het eind het kleed over de Thorarol met de schilden en kroontjes doet, de ets haim. Ik sta op een halve meter voor de man met de gekleurde keppel hij zit onbewogen op zijn stoel. Het tafereel van het aankleden van de Thorarol lijkt hem te ontgaan. Op de opengeslagen Siddoer, het gebedenboek, houd hij de koperen plaat met zijn taak vast.

Ik heb geen directe verklaring voor zijn onoplettendheid. Zijn opgelopen leeftijd heeft zijn cognitieve mogelijkheden aangetast. Maakt hij daarom geen relatie tussen wat er nu gebeurt en het koperen plaatje? Heeft hij die relatie ooit wel gemaakt, vraag ik mij af. Misschien waren wij als begeleiders degene die hem elke keer riepen om zijn taak uit te voeren en het krijgen van het koperen plaatje gewoon een gewoonte is geworden.

Als de Thorarol weer is aangekleed, ontstaat er het volgende tafereel. Een man, die naast de man met de gekleurde keppel zit, staat op. Deze man met een stoornis in het autistische spectrum woont in dezelfde woongroep als de man met de gekleurde keppel. Hij mompelt wat en grist snel het koperen plaatje uit het gebedenboek en loopt naar de tafel waar de man met de geleurde keppel eerder zijn taak heeft gehaald. Hij geeft het koperen plaatje weer aan de gabbe terug.

© Amiad Ilsar.