Of ik even een kopje thee aan mevrouw wil geven? De vraag van de voeding assistente brengt mij bij een 96 jarige mevrouw in een rolstoel, die aan het eind van een lange tafel bij het raam zit. Het is zondagochtend even na half negen. Ik assisteer bij het ontbijt. Mevrouw is blij mij te zien. Ze vertelt mij een onsamenhangend verhaal. Ze wijst naar haar blote armen. De korte armen van zowel haar jurk als vest laten een groot gedeelte van haar armen bloot. Dat vindt ze niet fijn. Mevrouw vraagt aan mij of ik het vest uit kan doen.
Dat kan ik natuurlijk wel, maar ik heb geen idee waarom en door wie het vest is aangetrokken. Het kan zomaar zijn dat een zuster of broeder die mevrouw niet goed kent, mevrouw heeft aangekleed. Ik heb dit blauwe vest, mevrouw nog nooit zien dragen. Mevrouw houdt op dit moment van haar leven niet van korte mouwen vul ik in. Ik heb haar nog nooit met korte mouwen gezien. Toch kan het ook zomaar zijn dat mevrouw op dit moment geen ander vest heeft. Misschien zijn bijvoorbeeld zowel het rode als het groene vest in de was. Wie ben ik om mij te gaan bemoeien met de kleding van de bewoners?
Mevrouw vraagt of ik een ander vest uit haar kamer haal. Toch kan ik dat doen. Het is geen moeilijke vraag om aan te voldoen. Uiteindelijk ben ik hier voor het geven van een stukje welzijn. Daarbij hoort ook in dit geval kleding waarbij iemand zich wel voelt.
Hiermee heb ik mijn beslissing tot een interventie genomen. Hierbij moet ik moet wel een veiligheidsmarge inbouwen. Vanaf deze plek bij het raam in de woonkamer loop ik een risico. Doe ik mevrouw haar vest uit en ga ik dan pas in haar kledingkast kijken, dan kan het zomaar zijn dat er geen vest met lange mouwen in de kast hangt. Hoe krijg ik dan het blauwe vest weer aan?
Ik laat mevrouw in haar rolstoel bij het raam zitten achter haar kop thee en met blauw vest en loop door de lange gang naar de kamer van mevrouw. Ik open de deur en oriënteer mij. Waar is de kledingkast? De witte kast aan mijn linkerzijde? Hebbes. Nadat ik de deur van deze witte kast heb geopend zie ik het groene vest links op de roede hangen. Ik haal het eraf en loop met mijn trofee naar de woonkamer.
‘Doe maar weg’, met veel passie uit mevrouw haar wens als ik het blauwe vest uit doe. Ineens denk ik aan een beeld van gisterenavond op televisie waarbij werd getoond hoe kleding werd ingezameld voor de vluchtelingen die met niets hier naar toe komen. Er zijn vast nog mensen op deze wereld die dit vest nog willen dragen en mevrouw is dit vest dan kwijt. Een win win situatie. Ik besluit na afloop van het ontbijt het vest naar ons kantoor te nemen. Ik hang het op de kapstok. Als ik de kinderen van mevrouw zie dan zal ik vragen wat er met het vest moet gebeuren.
Later deze dag kom ik haar zoon met de hond, een wilde onbesuisde beige Labrador tegen. ‘Mijn moeder liep thuis altijd in een vest’, verklaart hij haar liefde voor een vest. Hij zal in overleg met zijn vrouw het vest wel meenemen. Als ik aan het eind van de dag naar huis ga is de kapstok leeg.
© Amiad Ilsar.