Maandelijks archief: september 2015

Het vest

Of ik even een kopje thee aan mevrouw wil geven? De vraag van de voeding assistente brengt mij bij een 96 jarige mevrouw in een rolstoel, die aan het eind van een lange tafel bij het raam zit. Het is zondagochtend even na half negen. Ik assisteer bij het ontbijt. Mevrouw is blij mij te zien. Ze vertelt mij een onsamenhangend verhaal. Ze wijst naar haar blote armen. De korte armen van zowel haar jurk als vest laten een groot gedeelte van haar armen bloot. Dat vindt ze niet fijn. Mevrouw vraagt aan mij of ik het vest uit kan doen.

Dat kan ik natuurlijk wel, maar ik heb geen idee waarom en door wie het vest is aangetrokken. Het kan zomaar zijn dat een zuster of broeder die mevrouw niet goed kent, mevrouw heeft aangekleed. Ik heb dit blauwe vest, mevrouw nog nooit zien dragen. Mevrouw houdt op dit moment van haar leven niet van korte mouwen vul ik in. Ik heb haar nog nooit met korte mouwen gezien. Toch kan het ook zomaar zijn dat mevrouw op dit moment geen ander vest heeft. Misschien zijn bijvoorbeeld zowel het rode als het groene vest in de was. Wie ben ik om mij te gaan bemoeien met de kleding van de bewoners?

Mevrouw vraagt of ik een ander vest uit haar kamer haal. Toch kan ik dat doen. Het is geen moeilijke vraag om aan te voldoen. Uiteindelijk ben ik hier voor het geven van een stukje welzijn. Daarbij hoort ook in dit geval kleding waarbij iemand zich wel voelt.

Hiermee heb ik mijn beslissing tot een interventie genomen. Hierbij moet ik moet wel een veiligheidsmarge inbouwen. Vanaf deze plek bij het raam in de woonkamer loop ik een risico. Doe ik mevrouw haar vest uit en ga ik dan pas in haar kledingkast kijken, dan kan het zomaar zijn dat er geen vest met lange mouwen in de kast hangt. Hoe krijg ik dan het blauwe vest weer aan?

Ik laat mevrouw in haar rolstoel bij het raam zitten achter haar kop thee en met blauw vest en loop door de lange gang naar de kamer van mevrouw. Ik open de deur en oriënteer mij. Waar is de kledingkast? De witte kast aan mijn linkerzijde? Hebbes. Nadat ik de deur van deze witte kast heb geopend zie ik het groene vest links op de roede hangen. Ik haal het eraf en loop met mijn trofee naar de woonkamer.

‘Doe maar weg’, met veel passie uit mevrouw haar wens als ik het blauwe vest uit doe. Ineens denk ik aan een beeld van gisterenavond op televisie waarbij werd getoond hoe kleding werd ingezameld voor de vluchtelingen die met niets hier naar toe komen. Er zijn vast nog mensen op deze wereld die dit vest nog willen dragen en mevrouw is dit vest dan kwijt. Een win win situatie. Ik besluit na afloop van het ontbijt het vest naar ons kantoor te nemen. Ik hang het op de kapstok. Als ik de kinderen van mevrouw zie dan zal ik vragen wat er met het vest moet gebeuren.

Later deze dag kom ik haar zoon met de hond, een wilde onbesuisde beige Labrador tegen. ‘Mijn moeder liep thuis altijd in een vest’, verklaart hij haar liefde voor een vest. Hij zal in overleg met zijn vrouw het vest wel meenemen. Als ik aan het eind van de dag naar huis ga is de kapstok leeg.

© Amiad Ilsar.

De vrolijke eieren

Dit verhaal begint op een vrijdagmiddag. Om de benodigdheden voor de sjabbatviering op de vierde etage op te halen gebruik ik een zilverkleurig wagentje van twee verdiepingen die ik bedekt met theedoeken in de keuken vind. Als ik boven kom bukt een vrijwilligster tilt een theedoek op en haalt er een pakje met drie eieren uit. Drie chocolade eieren met surprise van de Jumbo. Vrolijke eieren genaamd.

Om het verhaal verder te kunnen vertellen is het nodig om even stil te staan bij het kasjroet de koosjere spijswetten, die hier in het huis gehandhaafd worden. Een vrolijk ei kan zonder dat ik de precieze ingrediënten ken, als niet kosjer worden betiteld. Het eten van een vrolijk ei, kan dan als niet vrolijk worden geacht en niet geoorloofd zijn. Een vrolijk ei, van onbekende herkomst op een wagentje in een koosjere keuken is geen vrolijke gebeurtenis, maar een serieuze zaak, die snel moet worden opgelost. Bijvoorbeeld door de eieren weg te gooien, of op een andere manier te laten verdwijnen uit de openbare ruimten. Iemand heeft de eieren, waarvan de afkomst voor mij onbekend is, heimelijk onder de theedoek verstopt en zo zijn ze de keuken uit gesmokkeld en bevinden ze zich op de vierde verdieping.

Ik hou het pakje in mijn hand. Vrolijke eieren. Kan ik die lachende lekkernijen van een bekende supermarkt, vernietigen? Nee, dat ga ik niet doen. Ik zet de eieren op het wagentje. Nu echter open en bloot op de eerste verdieping van het wagentje. Zo kan ik ze niet vergeten, als ik het wagentje na afloop van de viering naar de keuken terug breng en daarbij weer misschien met niet geoorloofde eieren de heiligheid van de keuken schendt.

Uiteindelijk zet ik de eieren na afloop van de ceremonie op een bureaublad in ons activiteitenkantoor. Een vrolijke boodschap voor de maandagochtend. Die een van de collega’s vast wel met veel plezier zal adopteren.

Een weekend volgt waarin ik op zondag de eer heb om mijn dochter bij het huiswerk te helpen. Mijn dochter is sinds een week of twee leerling op het MBO waar ze dierverzorging volgt. In dit kader moet ze een classificatie maken van kippenrassen. Welke kip zou de vrolijke eieren leggen De vrolijke kip? Wat zou dat voor kip zijn? De vrolijke kip is beslist geen vechtkip. Het is een legkip met een enorme productie eieren. Een vrolijke kip heeft vast een bont verenkleed, een rode dubbelvoudige kam, grijze grote poten en bruine oorlellen. Kippen met bruine oorlellen leggen bruine eieren. Een kippenwetmatigheid.

Maandagochtend krijg ik van mijn collega’s de vraag wat de vrolijke eieren op het bureau betekenen. Mijn uitleg is niet van dien aard dat er een aanbod wordt gedaan om deze eieren mee naar huis te nemen. Onze achttienjarige stagiair die even later het kantoor binnenkomt, wandelen schat ik in als geschikt kandidaat als nieuwe eigenaar van deze vrolijke eieren. Inderdaad neemt hij met een en al vrolijkheid de eieren in ontvangst.

© Amiad Ilsar.

Joods nieuwjaar

Vanaf zondagavond 13 september tot en met 15 september vieren we Joods Nieuwjaar. Joods Nieuwjaar vier je zonder vuurwerk en oliebollen. Het is een ingetogen feest. Een feest waarin appel en honing symbool staan voor een zoete nieuwe periode, de ramshoorn ons eraan herinnert dat we de mogelijkheid hebben om tot inkeer te komen, de granaatappel de tora symboliseert en een vredesduif de hunkering naar vrede uitbeeld.

Het ingetogen karakter van het feest zorgt ervoor dat het best een opgave is om de grote ruimtes in het verzorgingshuis te versieren. Geen slingers, wel een thema tafel, met de ramshoorn, honing, gebedskleed en raamschilderingen. Op zoek naar een eigen inbreng van mijn cliënten staat er vandaag een collage op het programma. Door de bewoners uitgeknipte foto’s en ingekleurde kleurplaten op gekleurde vellen kunnen worden opgenomen in de versiering.

De bewoner beslist wat hij of zij doet. Versieringen, collages maken kan leuk zijn, maar niet iedereen wil daaraan meedoen. Aan de andere kant is het belangrijk dat bewoners een eigen inbreng hebben in wat er in het huis gebeurt. Een versiering ophangen als activiteitenbegeleider is makkelijk. Maar wat hebben bewoners met de thematafel als het overgrote gedeelte van de ouderen Joods of niet Joods geen enkele binding met het feest hadden en of hebben? Een tekening kleuren of knippen van een ramshoorn, een granaatappel het zegt hun niets. En een deel van de bewoners vind het kleuren maar niets.

Aan de andere kant is mijn doel om een sfeer van het feest te creëren. Dit is belangrijk omdat wij als huis de opdracht hebben een Joodse identiteit uitdragen. Hoe breng je dan die twee uitersten bij elkaar?

In mijn persoonlijke beleving is het eenvoudig om de bij ons wonende ouderen te betrekken in activiteiten. Veel mensen hoe oud of cognitief vaardig ze ook zijn hebben behoeften om samen te zijn en om bezig te zijn. Een mens is in basis een constant creërend wezen. Een mens is ook van nature een groepswezen. Die twee gegevens kunnen we gebruiken voor een activiteit. Kleuren lijkt voor vele kinderachtig of spreekt hen om een andere reden niet aan. Maar als er een aantal personen gaan kleuren werkt dat aanstekelijk en geheel onverwacht vraagt een mevrouw, die nog nooit in de anderhalf jaar dat ik haar ken om mee te doen. Ze wilt naar beneden met de groep naar de tafel in de binnentuin. Op zich al een bijzonder gebeuren voor iemand die het liefst aan de tafel op de afdeling blijft.

Dat mevrouw niet wilt kleuren is gezien haar levensgeschiedenis makkelijk te verklaren. Ze heeft vroeger nooit spelletjes gespeeld of hobby’s gehad. Ik zet mevrouw met haar rolstoel aan de tafel. Tien mensen zitten hier na enkele minuten te kleuren, knippen en plakken. Midden in het gebeuren kleurt mevrouw een duif. Met een door haar zelf gekozen geel kleurpotlood volgt ze contouren van de zwarte lijnen die een duif met een olijftakje uitbeelden. Ook deze duif is zelf door haar gekozen.

kleurplaat de duif

De niet Joodse mevrouw van ruim negentig, die niet gewend was te kleuren en actief bezig te zijn is vanmiddag even een deel van een gezamenlijke bezigheid. Haar behoeften om zich niet te lang te bevinden in drukke ruimten kan ik vervullen, door haar nadat ze uit gekleurd is weer naar boven te brengen. Terwijl de rest nog geconcentreerd een collage maakt rij ik mevrouw weer terug naar haar vertrouwde plek. Haar duif wordt uitgeknipt door een andere bewoonster, die niet aan de tafel wou zitten, maar vanaf haar stoel aan de zijlijn wel bereid was een deel van het geheel te vormen.

En zo komen we tot een geheel waarin vele personen een deel hebben gehad.

Zoals elk uur, elke dag, elke week, elke maand een deel van een jaar is.

Voor al mijn Joodse lezers sjana tova een goed, gezond en gelukkig nieuw jaar

© Amiad Ilsar.

Een bezoek aan het rijksmuseum (2)

We zijn met drie taxibusjes van dezelfde maatschappij naar het museum gereden. Je zou dan misschien kunnen verwachten dat de drie chauffeurs naar dezelfde plek bij het museum rijden om ons uit te laten stappen. Echter het verwachtte is het onverwachte ook nu weer. We worden op drie verschillende plekken afgezet. En dus zijn de eerste inspanningen nadat de passagiers van mijn busje, twee dames zittende op een rolstoel de bus zijn uitgereden erop gericht onze groep te herenigen.

Mijn collega’s en ik hadden het er gisteren nog over. De communicatiemiddelen in onze huidige tijd. Hoe organiseerde wij ons leven vroeger zonder mobiele telefoon? Hoe zouden we elkaar in deze drukke omgeving van het museum elkaar weer terugvinden zonder onze mobiele telefoons? Ik hoef daar nu geen antwoord op te geven en bel de contactpersoon van de andere groep. Terwijl ik dit doe zie ik hoe een ander busje ongeveer honderd meter van ons vandaan de stoep voor de onderdoorgang van het museum oprijd.

We verzamelen ons uiteindelijk allemaal bij dit busje.

We lopen gezamenlijk naar de ingang. Vervolgens krijg ik een vraag van een van onze vrijwilligers. ‘Wat doen we met een extra rollator?’. Een extra rollator? Een van de dames is slecht ter been en wij hebben haar om de grote afstanden in het museum te overbruggen op een rolstoel meegenomen. Echter de rollator, die geheel overbodig is, is ook meegenomen. ‘Ik ga wel bij de entree vragen’, is mijn antwoord.

‘We zijn hier met een groep en nu we hier zijn blijkt dat we een rollator over hebben’. De jongere tengere man aan de andere kant van de balie kijkt mij achter zijn brillenglazen in een dik en zwart montuur geruststellend aan.’ Hij legt mij uit dat hij hem bij de balie kan bewaren. Hij vraagt mij wel of ik een briefje met mijn naam kan invullen om op de rollator te plakken. Ik kan vervolgens de rollator bij de garderobe afgeven. ‘Hebben wij veel tassen en jassen?’ Vraagt hij verder. ‘Ja, we zijn met 18 personen’, is mijn antwoord. Wij mogen achter hem aanlopen naar de garderobe.

Als de rollator achter de balie verdwijnt, raakt de eigenaresse in de stress. Waar gaat haar rollator naar toe? We stellen haar gerust en leggen uit dat we hem straks na afloop weer kunnen ophalen.

Nu we ontdaan zijn van al onze ballast kunnen we het museum in. Na wat rondvragen blijkt dat we met de lift naar de tweede etage moeten. Daar kunnen we de oude meesters bekijken. Een in de hoek verstopte lift brengt ons in twee groepen naar boven. Een vrijwilligster, die een rolstoel duwt en ik met loopsters gaan als tweede naar boven. Als de lift stopt stap ik uit. Een weer is het verwachtte het onverwachte. De eerste groep wacht ons niet op. Slechts zalen met onbekende dwalende kijkers van zowel binnen als buitenland. Terwijl we naar mooie schilderijen kijken, waarbij ik zowaar een Van Gogh herken, blijf ik op zoek naar grijze dames en jonge begeleiders. Maar niets. Waarom hebben ze niet op ons gewacht. Het geeft mij geen goed gevoel. Begrijp niet waarom wij niet als een groep kunnen optrekken. Maar ik wil mijn mobiele telefoon niet gebruiken om de zaak opgehelderd te krijgen. Verbijt mij in stilte. En dan komen we weer bij de lift. Op het bord bij de lift een mededeling. Hollandse meesters 2e etage. Wat? Nu ineens is alles duidelijk.

Nadat we een verdieping zijn gestegen zien wij alle meesters. Onze bewoners genieten met volle teugen. De bewoonster naast mij ook. Ze loopt met haar rollator langs de Nachtwacht en andere meesterwerken. Mevrouw is slechtziend en dan beweegt haar rollator richting schilderij. Een wiel op het touw loopt vast tegen een touw. Het touw wordt richting muur geduwd en mevrouw nadert tot op centimeters van het eeuwenoude kunstwerk. Ineens zie ik een spookbeeld van een rollator die dwars door een doek gaat.

Na een uur vinden we ons alle weer bij de uitgang terug en is het wachten op de busjes, die geheel in hun stijl een voor een in een tijdbestek van ruim een half uur aankomen rijden.
© Amiad Ilsar.