Maandelijks archief: augustus 2017

Afscheid

‘De daders zijn rond de achttien jaar’, de stem van de nieuwslezer klinkt door de speakers van de auto, zoals een stem van een nieuwslezer behoort te klinken. Alsof hij een boodschappenlijst voorleest. Een wel heel verdrietige boodschappenlijst. Achttien jaar en dan rij je met een auto al zig zaggend alsof je een game speelt zoveel mogelijk mensen kapot. Later in het aansluitende weekend hoor ik dan weer dat de chauffeur tweeëntwintig was. Ongeveer op hetzelfde tijdstip dat onze buurvrouw verteld dat rond de vierentwintig het goed kwam met haar puberende zoons. Die goede tijden hebben de door haat gevoede jongens niet meer mogen beleven. Maar vele malen erger voor alle slachtoffers die gewoon als toerist op het verkeerde tijdstip op de verkeerde plek liepen zijn de goede tijden ook voorgoed verdwenen.  

Ik mag mijn auto langs een groep personen rijden die op de trottoir naast me mij tegemoet komen. Een bonte groep. Toeristen in onze wereld. Personen met een meest matige verstandelijke beperking. Twee jonge vrouwen gidsen de groep op dit moment door de buurt. Ik ben voor een van deze vrouwen hier naar toe gereden. 

Ik moet nog afscheid van haar nemen. Eigenlijk heb ik dat verleden week al gedaan. Maar het afscheid nemen van een dierbaar iemand doe je in etappes. De voorlopig laatste knuffel, de voorlopig laatste woorden, die we kunnen uitwisselen probeer je uit te stellen. Eigenlijk wil ik helemaal niet dat ze weggaat. Eigenlijk wou ik en vele collega’s van mij ook niet dat al de andere jonge vrouwen die hier eerder een jaar waren weer weggingen. Iedereen weet dat de vrijwillige bijdrage van de jonge mensen maar voor een jaar is. Ze komen en gaan weer. Zo is het. Goede mensen die wij mogen ontmoeten op het levenspad. Ergens onderweg in ons leven kruisen onze paden. Voor een jaar mogen we met elkaar oplopen en dan volgt een volgende kruising waar we elk een andere kant opgaan. Ongeveer een maand lopen we alleen totdat het volgend jong mens weer klaar staat om verder met ons te lopen. 

Jonge mensen kunnen net als ieder mens slecht en goed zijn. Vele jongeren lijken te kunnen worden beïnvloed door negatieve wandelaars op ons levenspad. Wandelaars die deze opgroeiende mensen weten te verleiden tot dood en verderf. In onze huidige tijd maar ook in het verleden en hopelijk nooit meer in de toekomst. 

Liefde tegenover haat en verderf. Zuiverheid, medeogen, empathie, enthousiasme, hulpvaardigheid en nogmaals veel liefde. Liefde voor de mens, dier en natuur.  Sociaal  werk gaat ze leren. Dat hoeft ze eigenlijk niet. Vanuit de basis weet deze jonge vrouw al wat sociaal werk is.  

De jonge vrouw met haar blonde haren, haar blauwe stralende ogen, de vele kleurrijke armbandjes, het glimmende neusringetje en lieve lach van rond de twintig heeft ons weten te betoveren. Zij is samen met andere Duitse jongeren hier in Nederland een jaar lang vrijwillig geweest. Al deze jongeren hebben geholpen om op verschillende vlakken van de samenleving kwetsbare mensen te helpen en de boodschap van vrede te versterken. Hun boodschap is  dan ook sterker dan ooit voor mij op deze vrijdagochtend. Zij zijn het antwoord in de strijd tegen de zinloze haat en dood. Hun boodschap is onze hoop op een vreedzamere en verdraagzamere toekomst. 

Ik parkeer de auto en ren achter de groep aan. Voor heel even zet ik de groep stil. Een knuffel en heel veel dank namens iedereen voor je inzet Teresa. Het ga je goed en hopelijk tot gauw. 

© Amiad Ilsar. 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het meisje

Ze is hier weer terug. Door haar zelf gekozen. Als vrijwilligster dit keer. Niet als verplichting van school. Het meisje zoals ze genoemd wordt door enkele van mijn collega’s. Een maand lang kan ze uit vrije wil onze ouderen ondersteunen. Ondersteunen is een ruim begrip en is voor dit meisje, voor deze jonge opgroeiende vrouw van zeventien een betrekkelijk begrip. Deze jonge vrouw heeft een speciale zorgvraag. Haar stage liep ze vanuit een school voor bijzonder onderwijs. Communiceren is een uitdaging voor haar en het begrip van sociale interacties zijn soms een raadsel voor haar.  

Aan de hand van deze gegevens zou er een doodsvonnis voor haar in de zorg kunnen worden getekend. Niet geschikt, geen competenties die haar een plek kunnen geven in de zorg voor ouderen, dat zou duidelijk kunnen zijn voor degene die geloven in de onveranderbare mens. Voortbordurende op deze gedachten zou er worden kunnen worden gesteld dat ons huis geen proeftuin is voor allerlei personen met een speciale zorgvraag. Het zou kunnen dat we dan volgens de gedachten, die ik niet deel dat we onze bewoners schaden door allerlei personen met een speciale zorgvraag toe te laten in hun huis. Zij, lees de bewoners vragen hier niet om. 

Het zijn argumenten die kloppen. Maar wel leiden tot een verzuiling en verarming van onze maatschappij. Willen wij, lees medewerkers, bewoners en ouders van kinderen met een speciale zorgvraag deze uitsluiten uit ons huis. Uit onze maatschappij. Willen wij de mensen met een speciale zorgvraag terug sturen naar de instituten in de bossen? Nee. Dat willen we niet. Het tegendeel zullen weinig mensen in het openbaar beweren. We willen integratie in plaats van separatie. Maar niet op ons werk, niet op de school van onze kinderen en niet in onze wijk. Dat zie ik wel veel in de praktijk gebeuren. 

Even moet ik denken aan hoe in het huis de verschillende afdelingen als eilanden in een grote oceaan zouden functioneren als we, wij de medewerkers in de binnentuin niet een brug zouden hebben gecreëerd. Bewust hebben we de verschillende doelgroepen bij elkaar gebracht. In de eetzaal en de binnentuin zitten de bewoners van de verschillende doelgroepen wat meer door elkaar. De afstand tussen de verschillende eilanden is gekrompen doordat buiten de wil van bepaalde doelgroepen ook minder functionerende in de gezamenlijke openbare ruimten werden gebracht en daar een plek hebben gekregen. 

Wij hebben de bewoners niet gevraagd of dit meisje hier mocht werken. Waarbij het werken vaak meer als een vertoeven, moet worden vertaald. Maar ook in mijn leven wordt mij niet van alles gevraagd. De stad waar ik woon presenteert over enkele jaren de floriade. De snelweg kwam honderden meters dichterbij, een nieuwe wijk ontspruit achter onze woningen en op het groenonderhoud is sterk bezuinigd.   

Aan het eind van de drie dagen dat de jonge vrouw hier in het huis is geweest viert zij met ons de sabbatviering. Het is vrijdagmiddag. Voor aanvang van de viering krijgen de bewoners wat sap en een koekje. De jonge vrouw gekleed met een gestreept shirt een licht groen vest spijkerbroek en witte gympen vraagt aan een van de bewoonsters wat ze wil drinken. Welke sap wil ze. Op een eerste vraag krijgt ze geen antwoord. Hulpeloos kijkt ze met haar diep bruine ogen in het rond. Een cruciaal moment. Een leermoment. Niet meteen afhaken, maar naar een oplossing zoeken. Nog een keer vraagt ze. Nu aan de andere kant. Dat werkt er is oogcontact en mevrouw bestelt een sinaasappelsap. De vrijwilligster loopt naar het aanrecht en vult een glas. Als ze terugkomt, benadert ze mevrouw opnieuw van de linkerkant. Het werkt. In een keer kijkt mevrouw naar de uitgestoken hand en pakt het gevulde glas. Er ontstaat een glimlach aan beiden zijden van het glas. Een lach die, je misschien kunt zien als bewijs dat werelden kunnen worden verbonden. Maar dat hangt echt af van welke je bril je draagt. 

© Amiad Ilsar 

Challes

Het is vrijdagochtend acht uur. Het is stil in de naar mijn gevoel donkere gang, die mij naar een belangrijk kloppend hart van dit gebouw brengt op dit vroege tijdstip van mijn werkdag. Gehuld in een witte jas, die mij volgens enkele bewoners het aanzien van een dokter geeft, betreed ik de keuken. Ook in de keuken is het stil, het enige geluid komt van een radio, die ergens in deze keuken staat. Via deze radio komen de laatste nieuwsfeiten van deze ochtend tot mij. Voor mij is er geen nieuws. De ingrediënten staan deels in de keuken deels in het magazijn zoals elke vrijdag. Meel, olie, gist suiker en zout. Mijn collega met zijn witte jasje en zwarte werkboek zegt mij vriendelijk goedemorgen. Vele vrijdagochtenden ontmoet ik hem hier in de verlaten keuken. Hij verdeelt het ontbijt aan de medewerkers van de voeding van de verschillende afdelingen.  

Vrijdagochtend de keuken is in slaapstand. Waar normaal er al druk voorbereidingen voor de lunch worden getroffen is het nu uitgestorven. De rede is dat er op deze laatste werkdag van de week een diner wordt geserveerd en alle voorbereidingen later in de ochtend starten. In deze rust zal zo meteen de garde van de metalen kom tikkend de twee kilo meel, glas olie en suiker, de eetlepel zout en drie zakjes gedroogde gist samen met twee eieren tot een zacht en soepel mengsel kneden. In verband met de koosjere regels zal de verantwoordelijke over de religieuze gang van zaken wat betreft het koken mij dadelijk de eieren komen schouwen. Koosjere eieren bevatten geen bloed en de opzichter van het kasjroet heeft de taak dit te controleren.  

De taak van de man met de gehaakte keppel en witte jas is meer dan alleen maar controleren. Het recept van het deeg is van hem. Hij heeft een Jemenitische afkomst, ook daar aten de Joden challes. Over de hele wereld eten Joden de zoete gevlochten broden tijdens de sjabbat maaltijden. Challes zitten tot in de diepste van de Joodse ziel. Daarom heeft deze activiteit een grote emotionele waarde.   

Emoties maken altijd deel uit van eten en ook van het voorbereiden van voedsel. Veel van de vrouwen, die later aan de tafel zitten om het deeg te vlechten hebben vroeger ook gebakken en gekookt. Die herinneringen van een ver verleden tijd prikkelen de bewoners om hun soms door de ouderdom gehavende handen te bewegen. Ooit was er ook een banketbakker die meedeed.  

In de tijden van de banketbakker bedekten we, een vrijwilligster uit Duitsland en ik de lange tafels in de binnentuin met plastic huishoudfolie om daarna erover heen de slangen van het deeg uit te rollen.  

Nu ruim een jaar later hebben we een ontwikkeling doorgemaakt en hebben we een plastic tafelkleed. Twee plastic tafelkleden om precies te zijn om het deeg uit te rollen. De vrouwenhanden van vandaag zijn voor een deel niet meer de handen van de groep waarmee we begonnen. Maar het eindproduct de challes, die we met eigen hand uit het zuur ruikende deeg hebben gevlochten zijn hetzelfde.   

‘Het is goed voor de motoriek’, zegt een van de bewoonsters als we later de slangen van het deeg uitrollen. Dat klopt mevrouw, het is ook goed voor de sociale interactie en voor de cognitie en het is bovenal lekker.   

Het is vrijdagmiddag ik loop opnieuw door de verlaten en donkeren gang, op weg naar de sjabbatviering. Ik duw een metalen kar met daarop een achttal challes en laat een reukspoor achter. 

© Amiad Ilsar.