Maandelijks archief: november 2018

Aandacht geven

‘Ik zit niet goed’, klaagt mevrouw. Ze zit duidelijk niet goed in haar rolstoel. Helemaal scheef. Ervaringen uit het verleden leren mij dat ik niet veel kan doen aan haar zithouding. Bij elke poging haar recht op te zetten schuift ze zichzelf weer net zo snel naar beneden. ‘Voel mij niet lekker’, gaat ze verder nog voor ik kan antwoorden op haar eerste opmerking. ‘Daar kan ik helaas niet veel aandoen’, antwoord ik haar met spijt in mijn stem. ‘Geef mij dan maar aandacht’, zegt ze mij terwijl ze met haar hoofd naar de grond gericht is. Tja.. aandacht geven hoe doe je dat, als de hele binnentuin vol zit met bewoners. Het is woensdagmiddag. Pannenkoekenmiddag, de middag waarop hongerige bewoners na de lunch als jonge vogels met geopende snavels zitten te wachten tot er voedsel wordt aangevlogen. Ik kan onmogelijk met haar apart gaan zitten. Mijn bezigheden op deze momenten is vooral in de logistiek. Het aanreiken van benodigdheden zoals margarine, servetten, kopen van stroop en poedersuiker, inspringen bij het bakken of bewoners heen en weer brengen.

Er zijn twee plekken waar in totaal met drie koekenpannen, pannenkoeken worden gebakken. Tegenover elkaar staan twee bakkers en een enkele bakker. Deze enkele bakker is meestal een vrijwilliger, die in de praktijk meestal een jonge volwassen is. Aan de andere kant staan twee gepensioneerde dames, die met volle overgave de wedstrijd aan gaan om hun pannenkoeken donkerder laten bakken dan de lichtbruine pannenkoeken van de overbuurman.

De vrouw die op dit moment klaagt zit aan twee aan elkaar gekoppelde tafels waar een nicht van een van de bewoners helpt met het verstrekken van thee, koffie en het snijden van de pannenkoeken. De klagende vrouw krijgt ook hier na mijn gevoel aandacht. Maar dat is mijn gevoel. Haar gevoel is duidelijk anders.

Omdat er vandaag weinig vrijwilligers zijn en ik aan de solo tafel sta, neem ik haar mee, naar de tafel waar ik bak en waar al een andere bewoonster zit, die ook aandacht wil hebben en eigenlijk al vroeg om naar boven te gaan. Het vragen van een andere plek, terug naar de vaste plek aan de tafel in de woonkamer is vaak een uiting van een gebrek aan directe aandacht. Wat is de oplossing om zoveel mogelijk bewoners de aandacht te geven, waar ze behoefte aan hebben?

Ze dicht bij mij houden. Korte lijntjes geven veiligheid en dus sta ik even later met twee vrouwen aan de tafel. Naast mij en tegenover in hun rolstoel zitten de twee dames, die op deze manier aandacht kunnen krijgen. Even niet alleen in hun wereld op wielen vol met onduidelijke, onverwachte en ongestructureerde prikkels waar ze geen betekenis aan kunnen geven. Voor nog een half uur zitten de twee dames dichtbij mij en moesten de pannenkoeken vragers even een beetje omlopen en was mij bewegingsruimte wat beperkt. Dan willen ze allebei naar boven en vraag ik de jongeman die mij deze dag vrijwillig helpt om hen naar boven te begeleiden.

© Amiad Ilsar.

 

 

 

‘O Gott O Gott’

‘O Gott O Gott’, mevrouw verwelkomt me met een uitspraak in het Jiddisch als ze mij met de kinderen ziet aankomen. De kinderen zijn hier op een zondagochtend om met de bewoners bingo te spelen. De vrouw ontmoeten we op de afdeling waar mensen met dementie wonen. Ik maak de koppeling tussen een meisje en de mevrouw. We gaan met nog enkele bewoners naar beneden. Naar de binnentuin.

Ik laat het meisje in de binnentuin naast de vrouw, op de oranje stoelen zitten. Ze krijgt een bingokaart waarbij de gevallen cijfers met een klepje worden bedekt. Het is mooi hen zo hier te zien zitten. Een meisje van rond de twaalf, zij met een opgestoken haardos. De vrouw met een los wijd uitgewaaierd haardos. Een scholiere met een bewoonster, die zomaar haar oma zou kunnen zijn. Even weg van de gesloten afdeling. Het beeld is mooi. Ze zitten dicht bij elkaar, het meisje naar de vrouw gebogen met de bingokaart in haar hand, de vrouw met haar groene training, met de benen over elkaar, tas op de schoot, kijkt met aandacht naar de bingokaart.

De tijd verstrijkt met het opnoemen van veel nummers. De jongen die de balletjes uit de machine trekt is in een cadans. Ik praat met iemand als ik word gevangen door een beeld. Er loopt er een rank gestalte met een stevige haardos en een groene trainingsbroek richting de uitgang. Mevrouw is opgestaan en het meisje wat haar begeleidde is even uit het lood geslagen. Ze staat wat verloren om zich heen te kijken. We zijn te laat. Mevrouw zal nu naar buiten willen en als de deuren van de entree openschuiven naar buiten lopen. Op zoek naar vader. Nu ben ik de regie kwijt en moet ik mij voegen naar de ontwikkelingen.

Ik versnel mij pas en ga achter haar aan. Mevrouw komt eerder bij de deur aan dan ik. Buiten staat iemand. Hij moet even geduld hebben de receptioniste beweegt haar vingers niet. Er worden geen knoppen ingedrukt totdat mevrouw bij de deuren weg is. Maar hoe krijg ik haar nu weer richting de binnentuin? Mensen die lijden aan dementie vergeten veel, maar niet hun doel waarvoor ze in beweging zijn gekomen. Bovendien herkend mevrouw de straat die duidelijk zichtbaar is door de glazen ruiten van de deur nog heel goed.

Wat ik ook nu ga zeggen, het moet met een grote natuurlijkheid worden gebracht. Ook moet ik er zelf in geloven. Een kleine aarzeling in mijn lichaamstaal of in de klank van mijn stem en de kans zal toenemen dat mevrouw bij de deur zal blijven staan.

‘Komt u mee?’, vraag ik haar terwijl ik op haar afloop. ‘Kom, dan gaan we terug welk nummer er is gevallen’. Ik steek mijn arm uit om haar een arm te geven. Ze haakt meteen in en we draaien om. Lopen met ons tweeën naar de binnentuin. Ik koppel mevrouw opnieuw aan het meisje en ga verder met mijn gesprek.

Oh gott, oh gott, dat was weer een avontuur.

© Amiad Ilsar.

 

Wie is Els

In het verzorgingshuis hebben we in de binnentuin een buffet. Het doel daarvan is om thee en koffie uit te delen aan onze bewoners, hun familieleden en gasten. De uitreik van de thee, koffie en misschien het allerbelangrijkst de koekjes, wordt in het algemeen verzorgd door de gastvrouwen en vrijwilligers. Om te vermijden dat bewoners ongecontroleerd de suikerzakjes, de melkcupjes en de koekjes buitmaken zitten er sloten op de kastjes onder het buffet. De sleutel wordt bewaard door de receptioniste. Aan de sleutel-die al een keer is verdwenen- zit sinds kort een lint. Een dergelijk lint –zo is het idee- zal de oplossing zijn voor een verdwijning van de sleutel in de toekomst.

Ik merkte het lint op toen ik na de herfstvakantie weer naar het werk terugkeerde. Ongeveer een maand, drie weken geleden. Toen ik bewoners moest voorzien van de koffie en thee haalde ik de sleutel op bij de receptie. Aan de sleutel hing een roze gevlochten lint dat deel uitmaakt van een sleutelhanger. Op dat lint staat de naam Els. Het intrigeerde mij waar dit lint vandaan komt. Wie is Els? Ik begon een onderzoek.

Zover ik weet zijn er geen vrijwilligers met de naam Els. Ook bij onze rond de 150 medewerkers ken ik niemand met de naam Els. Verder is het zo dat er ongeveer honderd bewoners onderdak krijgen in het vier verdiepingen tellende huis, maar gaan van hen staat bij mij te boek als Els.

Ik vroeg vele vrijwilligers de vraag. Wie is Els? Bruine, blauwe en allerlei combinaties ander gekleurde ogen keken mij vragend aan. Zonder enige uitzondering was er verbazing en onwetendheid. Niemand wist wie Els was.

Ook mijn collega’s aan de balie van de receptie, wisten mij niets te vertellen over de afkomst van het sleutellint of van een persoon met de naam Els.

De weken gingen voorbij en ik wist niet wie Els was. En dan begeef ik mij op donderdagochtend deze week naar de VU. Het hoofdgebouw van de universiteit waar ik ruim dertig jaar geleden aan een studie psychologie was begonnen.

Ik ben hier omdat ik deelneem aan een congres. Op de dag van de muziektherapie komen achthonderd muziektherapeuten en andere geïnteresseerden bijeen om te luisteren naar lezingen van muziektherapeuten en wetenschappers. Onder hen de wetenschappelijke grootheden Eric Scherder en Dick Swaab. Zij vertellen over wat muziek met ons brein doet en dat is niet mis. Muziek heeft een grote invloed op de ontwikkeling van ons brein en heeft wetenschappelijk aangetoonde invloed op ons welzijn.

Het congres start wat later dan gepland. Erik Scherder weet met enthousiasme en humor de zaal te boeien. De bebaarde en bebrilde ranke man wandelt over het grote podium als een ervaren entertainer. Hij krijgt een seintje om te stoppen. Daarop reageert hij dat hij tien minuten later is begonnen. Hij laat zich niet inbinden en hij verwijst naar Els. Els is degene die verantwoordelijk heeft over de planning en Els zal dit gaan oplossen.

Dit is dus Els. Een wat gezette blonde vrouw van middelbare lengte en leeftijd. Zij is de sleutel naar de oplossing………in de universiteit en in het verpleeghuis.

© Amiad Ilsar.

 

Naar buiten of niet ?

‘Ik nam gisteren, meneer naar buiten’, zegt de fysiotherapeut tegen mij. Het is een begin van een relaas over hoe een wat een korte wandeling in de buurt van het huis had moeten zijn zich tot een lange wandeling in de richting van het nabije gelegen winkelcentrum transformeerden. Meneer wou naar huis en weigerde om de geplande route van de fysiotherapeut af te leggen. Verder en verder ging het, totdat de man moe werd en zich gewillig richting het verpleeghuis liet brengen. ‘Neem hem nog maar niet naar buiten. Hij moet nog wennen’. Is zijn advies.

Ik ken die situaties waarbij je wordt geconfronteerd tot een stuurloos gedreven client. Die niets liever doet dan verder en verder weg te gaan van de plek je hem of haar wilt hebben. Het gevoel van verlies van controle wat ik dan voel is heftig. Het gepaard met een snellere hartslag en je kan het behoorlijk warm krijgen. Koortsachtig probeer je in die situaties een oplossing te vinden. De juiste woorden, de juiste zin te zeggen om de teugels weer in handen te krijgen.

Het gebeurde gisteren opnieuw. Ik neem een client, mee naar de binnentuin. Het is een vrouw, die nog niet zo lang geleden is opgenomen. Ze woont daar en we nemen haar beneden om wat sport en spel te gaan doen in de binnentuin. Ze loopt met ons mee. Ze is enthousiast energiek en weet zo nu en dan haar omgeving met scherpe zinsneden en humor de aandacht op zich te vestigen. Beneden aangekomen gaat mevrouw zitten op een plek in de kring, die niet direct onder mijn controle is. Dit is een fout, waardoor ik later tijdens de activiteit haar weer in de gaten krijg als ze al opgestaan is. Ze is onderweg naar de uitgang. Ze gaat naar haar vader. Ze noemt het adres. Ik ben te laat. Het doel is door haar gesteld en ik kan er alleen maar achter haar aan gaan. Zij heeft de controle en ik zal moeten volgen. Tot de voordeur komen we. Nu moet ik assertief zijn. ‘Mevrouw U kunt er niet uit’, zeg ik tegen haar. Ik ga verder. ‘Het is veel te koud buiten. U moet eerst een jas halen’. Dit is een poging om haar de lift in te krijgen. Het lukt niet. ‘Ik ga zonder jas naar buiten’. Zegt ze stellig. Ik heb het nakijken. ‘U kunt echt niet naar buiten’, zeg ik nogmaals. ‘Gaat u maar even zitten. Ik wijs haar naar de bank die hier naast de elektronische schuifdeuren, die toegang naar de straat geeft, staat. Het werkt ze gaat zitten. Hoe krijg ik mevrouw hier weg?

Het antwoord zal moeten komen vanuit de omgeving. Een prikkel waarbij ik met mevrouw kan aanhaken. Zoals de accordeonspeler die even later als een mogelijke redder de lift verlaat. ’Kom we gaan naar de muziek’. Het werkt mevrouw loopt achter mij aan. Weg van de deur.

Moet ik na dit voorval mevrouw niet meer naar beneden nemen? Heeft de fysiotherapeut een punt? Moeten we de cliënten binnen of op de afdeling houden? Moeten we onze cliënten laten wennen totdat ze zich niet meer bewust zijn van de mogelijkheden om uit een verpleeghuis te ontkomen?Misschien? Maar kunnen we het misschien ook omdraaien? Moeten we de behoefte aan een wandeling of een gang van de afdeling juist vervullen? Moeten we juist de tijd nemen voor een uitgebreide wandeling? Zouden we juist meer tijd moeten nemen voor onze cliënten en mogelijkheden moeten scheppen om echt inhoud te geven aan vraag gestuurde zorg?

© Amiad Ilsar.

Rookbeleid

Volgende week is uitgeroepen tot de vitaliteitsweek op mijn werk. In dit kader deel ik graag een gedachte over het rookbeleid.

‘Mag ik even roken?’ Vraagt de jonge vrijwilliger mij. Hij is twintig jaar. Een jong mens. Drie jaar rookt hij al. Ooit begonnen als stoer doenerij en nu een verslavende gewoonte. Een collega vrijwilligster heeft hem eerder deze dag overgehaald een sigaret over te slaan. Niet naar buiten gaan, niet roken, niet toegeven aan de drang van de verslaving om de giftige stoffen te inhaleren in de jonge longen. Hou ze schoon.

Iedereen weet inmiddels dat roken slecht is, maar moet ik mij met de slechte keuze van de vrijwilliger bemoeien? Is dit mijn zaak? Het voelt als betutteling en toch heeft de druk van de vrijwilligster gewerkt. De jongeman heeft daarnet mooi een sigaret minder gerookt.

In de discussie over betutteling spreken wij van vrije keuzes. Maar heeft iemand die? Kun je spreken van een vrije wil – als die al zou bestaan- als iemand een sigaret opsteekt? Aangezien er sprake is van stoffen die onze hersenen beïnvloeden en afhankelijk maken, zou ik neigen om de vraag met nee te beantwoorden. Geen vrije wil en dus zouden we roken rond het huis kunnen verbieden.

Het is nog maar ruim vier jaar geleden, toen er een rookhok was, in onze oude kantine. Nu staan de fervente rokers buiten. Dat is algemeen geaccepteerd. Net als dat we niet meer roken in de trein, vliegtuig, restaurant, de bowlingbaan en op het schoolplein. Door veranderende wetgeving hebben we onze gewoonten verandert. Ik vraag mij hardop af of dit hadden bereikt zonder wetgeving. Dat weet je natuurlijk niet, maar het feit is wel dat het verbod gewerkt heeft.

In een gesprek van een aantal weken geleden met een collega kwam naar voren dat het roken op het terrein en voor de deur van het gebouw misschien verboden zou gaan worden. Voor de deur zitten vaak onze verstokte rokers. Het zijn diegene die de statiek onderuit hebben gehaald. Met ruim negentig zitten ze hier in weer en wind nog dagelijks hun sigaretten weg te puffen. Zij hebben een punt om te blijven roken. Ze hebben het jarenlang gedaan, ze zijn er oud mee geworden en waarom zouden ze nu niet meer mogen toegeven aan hun verslaving?

Toevallig of niet als ik een deel van deze tekst thuis heb geschreven en ik op het werk ben, is er brandalarm. Een client blijkt dit te hebben veroorzaakt door binnenshuis te hebben gerookt. Kortom binnen in je kamer roken is ook niet altijd een oplossing. Behalve een brandalarm activeren, verspreidt het trouwens een doordringende stank door de gangen van het verblijf.

Het is de stank die de rokers na een sigaret te hebben gerookt mee naar binnen nemen. Het is de rook die soms naar binnen waait als er op het balkon of beneden onder het raam wordt gerookt. Of als je het gebouw wilt binnen of uit gaan. Roken is niet gezond en niet fijn voor je naaste omgeving en daarom willen wij een rookvrije omgeving.

De vrijwilliger werkt ook in de verslavingszorg waar het hele gebouw stinkt en merkt op dat het zo prettig schoon ruikt in het huis.

Vitaal, jong en oud, gezond in een rookvrije omgeving. Laten we daarvoor gaan. Niet alleen voor deze week, maar voor onze toekomst en die van onze kinderen en kleinkinderen.

© Amiad Ilsar.