Maandelijks archief: juni 2017

Ik heb iets leuks te vertellen

‘Heb je vandaag nog iets leuks meegemaakt?’ Deze vraag wordt mij regelmatig door mijn dochter gesteld als ik thuis kom van weer een werkdag. Ze zit naast mij aan de eettafel als ik haar het volgende verhaal kan vertellen.

‘Op zondagen, zoals vandaag vervang ik de gastvrouwen. Dat betekent dat ik tijdens de lunch help met het uitdelen van het eten. Maar voordat het zover is krijgt iedereen, die daar behoefte aan heeft een schort. Ik loop met een bakje vol schorten langs de verschillende tafels en vraag of iemand een schort wil. ‘Verse schorten, hier verse schorten’, roep ik uit. Een dame wenkt mij. Ik wil graag een schort zegt ze. Ik geef haar het in plastic verpakte schort en wil de verpakking eraf halen. ‘ Niet doen’, zegt ze tegen mij. Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Het is nog warm’, grijnst ze tegen mij.

De vrouw zit in een deel van de eetzaal die ik later krijg toegewezen om te bedienen. Er zitten aan haar tafel ook nog een echtpaar. Ik mag ze de soep en de hoofdmaaltijd bedienen. Als iedereen die hoofmaaltijd, bestaande uit een keuze van groenten en een braadworst heeft gegeten is er nog een toetje. Vandaag is dat fruit.

Het fruit wordt door een van de collega’s rondgebracht. Ik zit samen met enkele bewoners aan tafel. Op zondag zit er bijna niemand in het personeel kantine en ik vind het best gezellig om samen met de cliënten te eten. Aan de tafel kiezen mijn tafelgenoten van de appels, kiwi’s en sinaasappelen vooral bananen. Dat is eenvoudig te eten wordt er beargumenteerd. Ondertussen hoor ik een verhaal over hoe mevrouw als kind is ondergedoken. Oorlog is elke dag weer een centraal onderwerp. Vanochtend vertelde een meneer mij of ik bepaalde muziek kon opzetten. Muziek die hij in de bevrijding na zijn onderduik tijdens feesten in Nijmegen en Breda heeft gehoord. Oorlog die ineens tijdens een concert wat later deze dag wordt gehouden, van een Israëlisch koor tot onderwerp wordt gebombardeerd. Leuk is dit niet.

De man, die mij even later roept heeft gezien zijn leeftijd zeker ook die vreselijke oorlog overleefd. Mijnheer is altijd goed gekleed, inclusief colbert en stropdas. Hij roept mij naar zijn tafel. Hij wijst naar de banaan. Die ligt voor hem op tafel. De kleur van de schil is wat dof geel en er lijken wat kleine licht bruine plekken zichtbaar. ‘Die is niet goed. Kan ik wat anders krijgen?’

‘Dat kan. Ik ga wat anders voor u zoeken’. Ik kijk rond in de eetzaal. Waar is mijn collega met de fruitwagen? Niemand te bekennen. Ik bedenk mij dat ik in de koeling van de verlaten personeelskantine schaaltjes met ananas op siroop staan. Ik ga een bakje voor hem halen.

Ik loop terug. De kalende man kijkt mij grijzend aan. Hij tilt zwijgzaam de schil van de banaan op. De binnenkant is leeg.

© Amiad Ilsar

 

 

 

 

 

De overbuurvrouw

Onze hoofdrolspeelster zit in de grote eetzaal een beetje in een verborgen en stil hoekje. Op de hoek van een lange tafel kijkt ze de wereld in. Een wereld van verandering. Ze is de enige nog in leven zijnde persoon van een groep van soms wel acht vrouwen en een man, die hier ooit in de middag aan deze tafel hun lunch gebruikten.

Onze hoofdrolspeelster heeft ook haar zus overleefd waar ze goed contact mee had. De zus was een van de weinige cliënten van dit huis die ze tolereerde. Ooit bleef ze met deze zus, die braaf achter de hoofdrolspeelster liep, op het plein. Het plein, was de hangplek op de tweede verdieping. Nu zit ze vaak in de binnentuin. Twee keer per dag. In de ochtend van rond half elf tot twaalf en in de middag nogmaals van half twee tot vier. Bijna elke dag. Een vaste structuur en een vaste plek. Net als veel andere cliënten.

De cliënten, die vaak gebruik maken van de binnentuin vinden al snel een sociaal raamwerk waarin zij aansluiting vinden met anderen die enigszins zijn afgestemd in behoeften en interesses. Door de tijd heen ontstaan er zo vaste groepjes van individuen, die op dit moment vanwege het grote verloop onder de cliënten vooral kortdurend met elkaar verbonden zijn.

Bewoners met fysieke problemen zitten de laatste maanden in het algemeen met de wat cognitief slechter functionerende bewoners van de eerste en tweede verdieping. In deze laatste groep zit onze hoofdrolspeelster. Tot voor kort zocht mevrouw haar eigen plek uit. Schuifelend achter rollator week ze vaak naar links waar haar groepsgenoten rechts gingen. Zo kwam mevrouw in haar eentje te zitten. Tegenover de groep. Nu mevrouw niet meer mobiel zelfstandig is en in een rolstoel zit duw ik haar na de lunch in de eetzaal naar links. Ik verwijder een tweetal stoelen en manoeuvreer de rolstoel achterwaarts zodat mevrouw overzicht heeft op de groep die ruim vijf meter tegenover haar zit.

Nadat ik afscheid van mevrouw heb genomen, keer ik mij tot de groep. Een groot aantal vrouwen kijken mij vooral achter hun brillenglazen aan. ‘Hier is u nieuwe overbuurvrouw’, roep ik hen toe. De groep lijkt geraakt door mijn uitroep en de hoofden draaien een aantal millimeters naar rechts.

De overbuurvrouw leeft op van deze aandacht. Precies zoals ik haar ken. Zoals ze zich zelf lachend noemt, de koningin van het huis. Apart boven het gewone volk staan. Als een balkonscene kijkt de overbuurvrouw nu breed lachend, met een tandeloze mond, naar de overkant. Haar bruine ogen twinkelen van plezier.

Langzaam gaat linkerarm omhoog en begint ze te zwaaien naar de groep. De groep zwaait in een reactie terug een zestal armen en handen bewegen heen en weer en weer heen en weer.

Op weg naar huis zie ik een reclame bord langs de kant van de dreef. Nieuwe buren staat erop.

@Amiad Ilsar

Het weerzien

Zondag. Ik loop door het verlaten dagcentrum. In gedachten klikken mijn geluidloze rubberen zolen over het blauw groen linoleum. Klik, klik. Ik moet de map voor de rittenregistratie en de sleutels van de bus hebben. Het geluid van de metalen kantoorkasten en lades verbreken de stilte. Het klikken van de sleutels in het slot zijn de laatste geluiden, waarna ik het dagcentrum verlaat. Ik start de bus en rij enkele meters naar de woning om de cliënten in te laten stappen.

We gaan vandaag naar Amersfoort. Op bezoek bij cliënten, die lang geleden ook deel uit maakte van een grote groep volwassenen met een verstandelijke handicap. Al deze cliënten kregen hun zorg bij een overkoepelende zorginstelling het Sinaï centrum. Nu is de zorg van de grote groep over verschillende plaatsen in Amstelveen en Amersfoort verdeeld. De blauwe bus is vandaag een verbindingselement om heden en verleden bij elkaar te brengen.

Een half uur later kunnen wij na installatie van de gps op weg. Wij zijn een groep van vijf cliënten en een vrijwilligster als extra begeleidster. Ondanks de zon is iedereen gekleed in een jas. Een detail wat later een grote rol gaat spelen.

De gps leidt ons feilloos naar de waterbuurt in Amersfoort waar deze groep een enkele jaren geleden naar toe is verhuist, nadat het overgrote deel van de groep mensen met een verstandelijke handicap en meest Joodse achtergrond naar Amstelveen was verhuisd. In twee aaneengeschakelde eens gezin woningen leven een twaalftal cliënten hun leven.  Een aantal van hen zijn net als de bezoekers ruim in de zeventig.

We komen in een huiskamer terecht. Het is heel lastig voor mij te beschrijven wat er allemaal plaatsvind. Ik probeer details van het meubilair in mij op te nemen, de interacties van de cliënten waar te nemen en mijn aandacht ook nog eens op de cliënten te richten. Dat is een onmogelijke opgave, mede omdat ik ontroerd ben in de manier waarop de cliënten met elkaar communiceren en reageren. Het is een warm weerzien.

We krijgen wat te drinken en worden getrakteerd op pure chocolade met een groot cacao gehalte. De woonkamer voelt voor mij klein aan. En dan zijn er ook nog twee dames, die op een rolstoel zitten. Een van hen kan gelukkig ook op een stoel zitten en na een tijdrovende operatie verplaatst mevrouw naar een gemakkelijke fauteuil.

In de aangrenzende keuken van de naastgelegen woonkamer worden de pannenkoeken gebakken. De rituelen spijswetten dicteren een scheiding van melk en vlees. De naast gelegen keuken is een melkkeuken waar de met melk gebakken lekkernijen kunnen worden bereid. De geur is echter grensoverschrijdend en wekt de eetlust van de in de woonkamer wachtende cliënten op.

We eten in de gemeenschappelijke tuin de pannenkoeken met suiker en of stroop en na een verblijf van ruim twee uur keren we huiswaarts. Precies als we richting de bus gaan komt een vrijwilligster voor een van onze vrouwelijke cliënten, die net de bus in wilt stappen. Deze vrijwilligster, is door voor mij onbekende redenen veel later dan afgesproken. Wij hadden niet meer op haar gerekend. De cliënte is verrast. Wij zijn verrast.

Het overtollige zonlicht heeft de temperatuur doen stijgen. Daardoor vergeet de cliënte met de stoornis in het autistische spectrum haar jas. Als we halverwege zijn, hoor ik haar met hoge en harde stem van achter in de bus roepen dat ze haar jas is vergeten. Ik kan nu niet meer terug. In de weken die volgen vraagt de cliënte meerdere malen per week om haar jas. Over enkele dagen zal ze daarmee hopelijk opnieuw worden herenigd, als de groepen elkaar opnieuw ontmoeten bij een feest in de liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam.

@Amiad Ilsar

De ex patiënt

Ook deze week zitten we zoals gebruikelijk op onze vaste plek. Een rij mannen, een aantal opvallend gekleed, in pak met op zeer speciale manier door hen zelf gestrikte stropdas. Een andere in een sjofele broek met groen t-shirt met opdruk en een speciale gebreide keppel met opdruk. Het is fijn deze man weer bij ons te hebben. Het is fijn dat hij vandaag hier in de sjoel weer gewoon bij ons kan zitten en handen schudden zonder dat hij in een rolstoel zit en zonder zuurstof in zijn neus. Vandaag is de patiënt die verleden week nog patiënt was, ex patiënt.

Hier in de synagoge schudden vele mannen elkaar bij binnenkomst de handen. Daarbij wordt de wens uitgesproken voor een goede sjabbat. Het vijftal cliënten met een verstandelijke beperking hebben dit ook via observaties begrepen. Maar er zijn sjoelbezoekers, die ons rijtje in gedachten voorbij lopen. Indien dit gebeurt treed er een herinneringsmechanisme in werking. Ongeveer  midden in de rij wordt de voorbijloper eraan herinnerd dat hij handen moet schudden. De kalende man met het ruim vallend donkerblauwe colbert houdt elke binnenkomer in de gaten. Als deze langs de rij schuifelt en geen hand schudt onderneemt hij actie. Hij komt in actie. Razendsnel steekt hij een hand uit en een wens van ‘sjabbat sjalom’ wordt uitgesproken.

De eventuele voorbijloper, die nu aan het ritueel wordt herinnerd, begrijpt meestal dat hij een aantal personen is gepasseerd. Gevolg er wordt terug gelopen en de voorbij gelopen mannen, krijgen alsnog een hand uitgereikt. Het gehele vijftal wordt begroet waarna de gecorrigeerde binnenkomer of passant zijn weg kan vervolgen.

Vandaag zit iedereen weer als vanouds op zijn plek in de rij. De man die twee weken nog patiënt was zou weer op zijn eigen vertrouwde plek zitten aan het eind van de rij. Vanaf de deur is dit de laatste stoel, in stilte gemarkeerd voor hem. Het is zijn stoel. Ik weet dat en de sjoelbezoekers weten dit. Alleen een van de mannen in ons gezelschap beseft dit feit niet en gaat op de hoek zitten.

Iedereen nam plaats op een stoel in de voor ons bestemde rij. Alleen waren wij op dat moment nog niet compleet. De ex patiënt, die ik de gehele weg van de instelling naar de synagoge in een rolstoel had voortgeduwd was voor binnenkomst in zijn typerende waggelende loop naar het toilet gelopen. Zijn toiletgang was herkenbaar en vertrouwd als vanouds. En dus ontstond er een situatie waarin alle stoelen bezet zijn en de ex patiënt nog elders is. Ik moet een plek creëren.

Een sjoelbezoeker ziet dat ik aanstalten maak om een van de mannen van zijn stoel te verjagen en een open plek op de hoek te creëren. Hij seint mij te wachten en zet een lege stoel aan de andere kant van de rij. Lief bedoeld, maar dat is dus wel de verkeerde kant want als na enkele minuten de deur opengaat en de ex patiënt binnenstapt hebben we een probleem. De verwachtingen zijn gericht op de laatste stoel in de rij. De ex patiënt eist in stilte zijn oude plek op. Ik loop naar de man in het pak en vraag hem om zijn stoel af te staan.

Niemand zit op de stoel van de ex patiënt, behalve hij zelf.

© Amiad Ilsar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook deze week zitten we zoals gebruikelijk op onze vaste plek. Een rij mannen, een aantal opvallend gekleed, in pak met op zeer speciale manier door hen zelf gestrikte stropdas. Een andere in een sjofele broek met groen t-shirt met opdruk en een speciale gebreide keppel met opdruk. Het is fijn deze man weer bij ons te hebben. Het is fijn dat hij vandaag hier in de sjoel weer gewoon bij ons kan zitten en handen schudden zonder dat hij in een rolstoel zit en zonder zuurstof in zijn neus. Vandaag is de patiënt die verleden week nog patiënt was, ex patiënt.

Hier in de synagoge schudden vele mannen elkaar bij binnenkomst de handen. Daarbij wordt de wens uitgesproken voor een goede sjabbat. Het vijftal cliënten met een verstandelijke beperking hebben dit ook via observaties begrepen. Maar er zijn sjoelbezoekers, die ons rijtje in gedachten voorbij lopen. Indien dit gebeurt treed er een herinneringsmechanisme in werking. Ongeveer  midden in de rij wordt de voorbijloper eraan herinnerd dat hij handen moet schudden. De kalende man met het ruim vallend donkerblauwe colbert houdt elke binnenkomer in de gaten. Als deze langs de rij schuifelt en geen hand schudt onderneemt hij actie. Hij komt in actie. Razendsnel steekt hij een hand uit en een wens van ‘sjabbat sjalom’ wordt uitgesproken.

De eventuele voorbijloper, die nu aan het ritueel wordt herinnerd, begrijpt meestal dat hij een aantal personen is gepasseerd. Gevolg er wordt terug gelopen en de voorbij gelopen mannen, krijgen alsnog een hand uitgereikt. Het gehele vijftal wordt begroet waarna de gecorrigeerde binnenkomer of passant zijn weg kan vervolgen.

Vandaag zit iedereen weer als vanouds op zijn plek in de rij. De man die twee weken nog patiënt was zou weer op zijn eigen vertrouwde plek zitten aan het eind van de rij. Vanaf de deur is dit de laatste stoel, in stilte gemarkeerd voor hem. Het is zijn stoel. Ik weet dat en de sjoelbezoekers weten dit. Alleen een van de mannen in ons gezelschap beseft dit feit niet en gaat op de hoek zitten.

Iedereen nam plaats op een stoel in de voor ons bestemde rij. Alleen waren wij op dat moment nog niet compleet. De ex patiënt, die ik de gehele weg van de instelling naar de synagoge in een rolstoel had voortgeduwd was voor binnenkomst in zijn typerende waggelende loop naar het toilet gelopen. Zijn toiletgang was herkenbaar en vertrouwd als vanouds. En dus ontstond er een situatie waarin alle stoelen bezet zijn en de ex patiënt nog elders is. Ik moet een plek creëren.

Een sjoelbezoeker ziet dat ik aanstalten maak om een van de mannen van zijn stoel te verjagen en een open plek op de hoek te creëren. Hij seint mij te wachten en zet een lege stoel aan de andere kant van de rij. Lief bedoeld, maar dat is dus wel de verkeerde kant want als na enkele minuten de deur opengaat en de ex patiënt binnenstapt hebben we een probleem. De verwachtingen zijn gericht op de laatste stoel in de rij. De ex patiënt eist in stilte zijn oude plek op. Ik loop naar de man in het pak en vraag hem om zijn stoel af te staan.

Niemand zit op de stoel van de ex patiënt, behalve hij zelf.

© Amiad Ilsar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook deze week zitten we zoals gebruikelijk op onze vaste plek. Een rij mannen, een aantal opvallend gekleed, in pak met op zeer speciale manier door hen zelf gestrikte stropdas. Een andere in een sjofele broek met groen t-shirt met opdruk en een speciale gebreide keppel met opdruk. Het is fijn deze man weer bij ons te hebben. Het is fijn dat hij vandaag hier in de sjoel weer gewoon bij ons kan zitten en handen schudden zonder dat hij in een rolstoel zit en zonder zuurstof in zijn neus. Vandaag is de patiënt die verleden week nog patiënt was, ex patiënt.

Hier in de synagoge schudden vele mannen elkaar bij binnenkomst de handen. Daarbij wordt de wens uitgesproken voor een goede sjabbat. Het vijftal cliënten met een verstandelijke beperking hebben dit ook via observaties begrepen. Maar er zijn sjoelbezoekers, die ons rijtje in gedachten voorbij lopen. Indien dit gebeurt treed er een herinneringsmechanisme in werking. Ongeveer  midden in de rij wordt de voorbijloper eraan herinnerd dat hij handen moet schudden. De kalende man met het ruim vallend donkerblauwe colbert houdt elke binnenkomer in de gaten. Als deze langs de rij schuifelt en geen hand schudt onderneemt hij actie. Hij komt in actie. Razendsnel steekt hij een hand uit en een wens van ‘sjabbat sjalom’ wordt uitgesproken.

De eventuele voorbijloper, die nu aan het ritueel wordt herinnerd, begrijpt meestal dat hij een aantal personen is gepasseerd. Gevolg er wordt terug gelopen en de voorbij gelopen mannen, krijgen alsnog een hand uitgereikt. Het gehele vijftal wordt begroet waarna de gecorrigeerde binnenkomer of passant zijn weg kan vervolgen.

Vandaag zit iedereen weer als vanouds op zijn plek in de rij. De man die twee weken nog patiënt was zou weer op zijn eigen vertrouwde plek zitten aan het eind van de rij. Vanaf de deur is dit de laatste stoel, in stilte gemarkeerd voor hem. Het is zijn stoel. Ik weet dat en de sjoelbezoekers weten dit. Alleen een van de mannen in ons gezelschap beseft dit feit niet en gaat op de hoek zitten.

Iedereen nam plaats op een stoel in de voor ons bestemde rij. Alleen waren wij op dat moment nog niet compleet. De ex patiënt, die ik de gehele weg van de instelling naar de synagoge in een rolstoel had voortgeduwd was voor binnenkomst in zijn typerende waggelende loop naar het toilet gelopen. Zijn toiletgang was herkenbaar en vertrouwd als vanouds. En dus ontstond er een situatie waarin alle stoelen bezet zijn en de ex patiënt nog elders is. Ik moet een plek creëren.

Een sjoelbezoeker ziet dat ik aanstalten maak om een van de mannen van zijn stoel te verjagen en een open plek op de hoek te creëren. Hij seint mij te wachten en zet een lege stoel aan de andere kant van de rij. Lief bedoeld, maar dat is dus wel de verkeerde kant want als na enkele minuten de deur opengaat en de ex patiënt binnenstapt hebben we een probleem. De verwachtingen zijn gericht op de laatste stoel in de rij. De ex patiënt eist in stilte zijn oude plek op. Ik loop naar de man in het pak en vraag hem om zijn stoel af te staan.

Niemand zit op de stoel van de ex patiënt, behalve hij zelf.

© Amiad Ilsar.

 

 

 

 

 

 

 

Ook deze week zitten we zoals gebruikelijk op onze vaste plek. Een rij mannen, een aantal opvallend gekleed, in pak met op zeer speciale manier door hen zelf gestrikte stropdas. Een andere in een sjofele broek met groen t-shirt met opdruk en een speciale gebreide keppel met opdruk. Het is fijn deze man weer bij ons te hebben. Het is fijn dat hij vandaag hier in de sjoel weer gewoon bij ons kan zitten en handen schudden zonder dat hij in een rolstoel zit en zonder zuurstof in zijn neus. Vandaag is de patiënt die verleden week nog patiënt was, ex patiënt.

Hier in de synagoge schudden vele mannen elkaar bij binnenkomst de handen. Daarbij wordt de wens uitgesproken voor een goede sjabbat. Het vijftal cliënten met een verstandelijke beperking hebben dit ook via observaties begrepen. Maar er zijn sjoelbezoekers, die ons rijtje in gedachten voorbij lopen. Indien dit gebeurt treed er een herinneringsmechanisme in werking. Ongeveer  midden in de rij wordt de voorbijloper eraan herinnerd dat hij handen moet schudden. De kalende man met het ruim vallend donkerblauwe colbert houdt elke binnenkomer in de gaten. Als deze langs de rij schuifelt en geen hand schudt onderneemt hij actie. Hij komt in actie. Razendsnel steekt hij een hand uit en een wens van ‘sjabbat sjalom’ wordt uitgesproken.

De eventuele voorbijloper, die nu aan het ritueel wordt herinnerd, begrijpt meestal dat hij een aantal personen is gepasseerd. Gevolg er wordt terug gelopen en de voorbij gelopen mannen, krijgen alsnog een hand uitgereikt. Het gehele vijftal wordt begroet waarna de gecorrigeerde binnenkomer of passant zijn weg kan vervolgen.

Vandaag zit iedereen weer als vanouds op zijn plek in de rij. De man die twee weken nog patiënt was zou weer op zijn eigen vertrouwde plek zitten aan het eind van de rij. Vanaf de deur is dit de laatste stoel, in stilte gemarkeerd voor hem. Het is zijn stoel. Ik weet dat en de sjoelbezoekers weten dit. Alleen een van de mannen in ons gezelschap beseft dit feit niet en gaat op de hoek zitten.

Iedereen nam plaats op een stoel in de voor ons bestemde rij. Alleen waren wij op dat moment nog niet compleet. De ex patiënt, die ik de gehele weg van de instelling naar de synagoge in een rolstoel had voortgeduwd was voor binnenkomst in zijn typerende waggelende loop naar het toilet gelopen. Zijn toiletgang was herkenbaar en vertrouwd als vanouds. En dus ontstond er een situatie waarin alle stoelen bezet zijn en de ex patiënt nog elders is. Ik moet een plek creëren.

Een sjoelbezoeker ziet dat ik aanstalten maak om een van de mannen van zijn stoel te verjagen en een open plek op de hoek te creëren. Hij seint mij te wachten en zet een lege stoel aan de andere kant van de rij. Lief bedoeld, maar dat is dus wel de verkeerde kant want als na enkele minuten de deur opengaat en de ex patiënt binnenstapt hebben we een probleem. De verwachtingen zijn gericht op de laatste stoel in de rij. De ex patiënt eist in stilte zijn oude plek op. Ik loop naar de man in het pak en vraag hem om zijn stoel af te staan.

Niemand zit op de stoel van de ex patiënt, behalve hij zelf.

© Amiad Ilsar.

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook deze week zitten we zoals gebruikelijk op onze vaste plek. Een rij mannen, een aantal opvallend gekleed, in pak met op zeer speciale manier door hen zelf gestrikte stropdas. Een andere in een sjofele broek met groen t-shirt met opdruk en een speciale gebreide keppel met opdruk. Het is fijn deze man weer bij ons te hebben. Het is fijn dat hij vandaag hier in de sjoel weer gewoon bij ons kan zitten en handen schudden zonder dat hij in een rolstoel zit en zonder zuurstof in zijn neus. Vandaag is de patiënt die verleden week nog patiënt was, ex patiënt.

Hier in de synagoge schudden vele mannen elkaar bij binnenkomst de handen. Daarbij wordt de wens uitgesproken voor een goede sjabbat. Het vijftal cliënten met een verstandelijke beperking hebben dit ook via observaties begrepen. Maar er zijn sjoelbezoekers, die ons rijtje in gedachten voorbij lopen. Indien dit gebeurt treed er een herinneringsmechanisme in werking. Ongeveer  midden in de rij wordt de voorbijloper eraan herinnerd dat hij handen moet schudden. De kalende man met het ruim vallend donkerblauwe colbert houdt elke binnenkomer in de gaten. Als deze langs de rij schuifelt en geen hand schudt onderneemt hij actie. Hij komt in actie. Razendsnel steekt hij een hand uit en een wens van ‘sjabbat sjalom’ wordt uitgesproken.

De eventuele voorbijloper, die nu aan het ritueel wordt herinnerd, begrijpt meestal dat hij een aantal personen is gepasseerd. Gevolg er wordt terug gelopen en de voorbij gelopen mannen, krijgen alsnog een hand uitgereikt. Het gehele vijftal wordt begroet waarna de gecorrigeerde binnenkomer of passant zijn weg kan vervolgen.

Vandaag zit iedereen weer als vanouds op zijn plek in de rij. De man die twee weken nog patiënt was zou weer op zijn eigen vertrouwde plek zitten aan het eind van de rij. Vanaf de deur is dit de laatste stoel, in stilte gemarkeerd voor hem. Het is zijn stoel. Ik weet dat en de sjoelbezoekers weten dit. Alleen een van de mannen in ons gezelschap beseft dit feit niet en gaat op de hoek zitten.

Iedereen nam plaats op een stoel in de voor ons bestemde rij. Alleen waren wij op dat moment nog niet compleet. De ex patiënt, die ik de gehele weg van de instelling naar de synagoge in een rolstoel had voortgeduwd was voor binnenkomst in zijn typerende waggelende loop naar het toilet gelopen. Zijn toiletgang was herkenbaar en vertrouwd als vanouds. En dus ontstond er een situatie waarin alle stoelen bezet zijn en de ex patiënt nog elders is. Ik moet een plek creëren.

Een sjoelbezoeker ziet dat ik aanstalten maak om een van de mannen van zijn stoel te verjagen en een open plek op de hoek te creëren. Hij seint mij te wachten en zet een lege stoel aan de andere kant van de rij. Lief bedoeld, maar dat is dus wel de verkeerde kant want als na enkele minuten de deur opengaat en de ex patiënt binnenstapt hebben we een probleem. De verwachtingen zijn gericht op de laatste stoel in de rij. De ex patiënt eist in stilte zijn oude plek op. Ik loop naar de man in het pak en vraag hem om zijn stoel af te staan.

Niemand zit op de stoel van de ex patiënt, behalve hij zelf.

© Amiad Ilsar.

 

 

 

 

 

 

 

Ook deze week zitten we zoals gebruikelijk op onze vaste plek. Een rij mannen, een aantal opvallend gekleed, in pak met op zeer speciale manier door hen zelf gestrikte stropdas. Een andere in een sjofele broek met groen t-shirt met opdruk en een speciale gebreide keppel met opdruk. Het is fijn deze man weer bij ons te hebben. Het is fijn dat hij vandaag hier in de sjoel weer gewoon bij ons kan zitten en handen schudden zonder dat hij in een rolstoel zit en zonder zuurstof in zijn neus. Vandaag is de patiënt die verleden week nog patiënt was, ex patiënt.

Hier in de synagoge schudden vele mannen elkaar bij binnenkomst de handen. Daarbij wordt de wens uitgesproken voor een goede sjabbat. Het vijftal cliënten met een verstandelijke beperking hebben dit ook via observaties begrepen. Maar er zijn sjoelbezoekers, die ons rijtje in gedachten voorbij lopen. Indien dit gebeurt treed er een herinneringsmechanisme in werking. Ongeveer  midden in de rij wordt de voorbijloper eraan herinnerd dat hij handen moet schudden. De kalende man met het ruim vallend donkerblauwe colbert houdt elke binnenkomer in de gaten. Als deze langs de rij schuifelt en geen hand schudt onderneemt hij actie. Hij komt in actie. Razendsnel steekt hij een hand uit en een wens van ‘sjabbat sjalom’ wordt uitgesproken.

De eventuele voorbijloper, die nu aan het ritueel wordt herinnerd, begrijpt meestal dat hij een aantal personen is gepasseerd. Gevolg er wordt terug gelopen en de voorbij gelopen mannen, krijgen alsnog een hand uitgereikt. Het gehele vijftal wordt begroet waarna de gecorrigeerde binnenkomer of passant zijn weg kan vervolgen.

Vandaag zit iedereen weer als vanouds op zijn plek in de rij. De man die twee weken nog patiënt was zou weer op zijn eigen vertrouwde plek zitten aan het eind van de rij. Vanaf de deur is dit de laatste stoel, in stilte gemarkeerd voor hem. Het is zijn stoel. Ik weet dat en de sjoelbezoekers weten dit. Alleen een van de mannen in ons gezelschap beseft dit feit niet en gaat op de hoek zitten.

Iedereen nam plaats op een stoel in de voor ons bestemde rij. Alleen waren wij op dat moment nog niet compleet. De ex patiënt, die ik de gehele weg van de instelling naar de synagoge in een rolstoel had voortgeduwd was voor binnenkomst in zijn typerende waggelende loop naar het toilet gelopen. Zijn toiletgang was herkenbaar en vertrouwd als vanouds. En dus ontstond er een situatie waarin alle stoelen bezet zijn en de ex patiënt nog elders is. Ik moet een plek creëren.

Een sjoelbezoeker ziet dat ik aanstalten maak om een van de mannen van zijn stoel te verjagen en een open plek op de hoek te creëren. Hij seint mij te wachten en zet een lege stoel aan de andere kant van de rij. Lief bedoeld, maar dat is dus wel de verkeerde kant want als na enkele minuten de deur opengaat en de ex patiënt binnenstapt hebben we een probleem. De verwachtingen zijn gericht op de laatste stoel in de rij. De ex patiënt eist in stilte zijn oude plek op. Ik loop naar de man in het pak en vraag hem om zijn stoel af te staan.

Niemand zit op de stoel van de ex patiënt, behalve hij zelf.

© Amiad Ilsar.

 

De patient

‘Het is druk. Ik denk dat er een feest is’, zegt mijn vrouw als ik met drie cliënten, allen volwassenen met een verstandelijke beperking, bij de entree van het ziekenhuis kom aanlopen. De toon van de geuite veronderstelling is duidelijk wat geïrriteerd. De verrassing en de drukte geven haar een ongemakkelijk gevoel. Mijn vrouw baseert haar woorden op het feit dat ze al een tijdje met mijn dochter en nog drie anderen bewoners heeft gestaan, vele bezoekers van de synagoge heeft zien langskomen. Deze zaterdag doet zich de kans voor om met de bewoners van twee verschillende vestigingen naar de synagoge te gaan. De synagoge in het ziekenhuis. Een unieke synagoge in de Joods Nederlandse wereld. Een synagoge waar ook Joodse patiënten gebruik van kunnen maken.

Het is inderdaad druk. Ik zie zorgelijke blikken in de blauwe ogen van mijn echtgenote. ‘Wat is er vandaag?’ vraagt ze mij. Ik zie een bekende in de hal waar wij ons ontdoen van onze jassen. Deze bekende, een vrouw, die ik ken van haar vrijwillige inzet voor de behoeftige bejaarden in het joodse bejaardenhuis, heeft mij deze week verteld over de bruiloft van een familielid. In de gewoonten zoals die in deze synagoge worden aangehouden wordt de bruidegom op de sjabbat, de zaterdag voor de plechtigheid naar de Thora opgeroepen. Deze zogenaamde Anruff, zegent het verbond tussen de echtlieden en is een feestelijke gebeurtenis. ‘Een choepa’, het Israëlische woord voor bruiloft, is mijn antwoord

Ik moet mij even concentreren zie geen mogelijkheid om uit te leggen dat de bruiloft nog moet gaan plaatsvinden. En voor de toelichting dat ik dacht dat de Anruff in een andere synagoge hier in de buurt zou plaatsvinden is al helemaal geen tijd. De mannelijke cliënten ontdoen zich al van hun hoeden en jassen. Bij de twee vrouwelijke cliënten is het anders. Een loopt met jas de synagogezaal in en de andere vrouw, die op een rolstoel zit heeft hulp nodig.

Het is van groot belang om de jassen bij elkaar te hangen. In de drukte is het lastig om na afloop alle jassen van alle bewoners terug te vinden. Deze conclusie kan ik opmaken uit eerdere ervaring. Ook de hoeden van de heren moeten op een duidelijke plek worden neergelegd, aangezien een van de bewoners er al een keer met de hoed van de rabbijn vandoor is gegaan. Ons gekleurd gezelschap van vrouwen en mannen, waarvan een vrouw op een rolstoel zit verdeelt zich in tweeën. Een deel gaat naar het vrouwen gedeelte een deel naar het mannen gedeelte.

De bewoners en ik als begeleider hebben een vaste plaats. Nu zijn de meeste stoelen in dit gedeelte van de synagoge bezet door feestgangers. Nog voor ik een overzicht heb van wat de mogelijkheden in de aanwezige constellatie is, organiseren enkele vaste sjoelbezoekers dat de stoelen worden ontruimd en dat de gasten zich verplaatsen naar een ander gedeelte van de zaal. Voor mij wordt er nog een klapstoel gebracht, die lichtelijk wegzakt in het oranje bruine tapijt.

‘Hij komt er zo aan’, zegt een sjoelbezoeker, terwijl hij zich voorover naar mij buigt. De hij wordt in werkelijkheid bij naam genoemd maar kan ik hier niet vermelden. Hij is de cliënt, die hier al enkele dagen in het ziekenhuis is opgenomen. Hij heeft longproblemen.

Even later gaat de deur open en wordt ik door weer iemand anders geroepen. ‘Hij is er’. Gezeten in een rolstoel met een blauw ziekenhuisschort om en een zuurstof slangetje in zijn neus zit hij in een rolstoel. Zijn wangen die het altijd al moeilijk hadden om in vorm te blijven, rond de tandeloze mond zijn nog meer ingevallen. Met een glimlach en van blijdschap fonkelende ogen ontvangt hij mij.

In de drukte moet ook hij met rolstoel en de infuusstandaard, die ik met de rolstoel naar binnen rij, een plek hebben. In het stukje gang in de entree van de zaal vind ik een plek. Ik krijg opnieuw een klapstoel aangeboden. In alle rust zitten we hier waarbij elke langslopende sjoelbezoeker een hand en een glimlach kan krijgen.

© Amiad Ilsar