Tagarchief: sjabbat sjalom

Tranen

Deze sjabbatviering hadden we gehoopt hem te zien. Maar zoals we al verwacht hadden kwam hij niet. Net als al die andere keren dat we beneden in de binnentuin van het verzorgingshuis sjabbat vierden. Hij was er niet en bleef ook naar een persoonlijke uitnodiging op zijn kamer. Dat is op zich ook niet vreemd. De man komt ook op andere momenten bijna nooit beneden. Een uitzondering was de sjabbatviering van vorige week. Toen was hij er wel. Opeens.  

Hij zat op een van de stoelen bij de twee grote tafels die gedekt waren met witte tafelkleden. Naast hem stond zijn witte stok met rode ringen. Meneer is slechtziend, ik denk volgens definitie zelfs blind. Ik weet daarom niet of de man de brandende kaarsen zag, ik weet niet of hij het plankje met de challes- de gevlochten broden- en het kleedje daarover zag. Ik weet dat hij ons, de aanwezigen bij de rafel, als vage schimmen ziet. Verder weet ik niet wat hij precies ziet, maar hij hoort de zang van lecha dodi, het lied dat de engelen van sjabbat verwelkomt.  

Het is de vrijwilligster met de gevlochten lange staart die mij op een gegeven moment roept. Ze zit tegenover de man, ‘kijk meneer’. Zegt ze en noemt zijn naam. Ik kijk en zie de man. Zijn ogen zijn half dichtgeknepen, hij steunt met zijn linkerhand op zijn blindengeleidestok  en zijn mond beweegt. Woord voor woord zingt hij op de melodie mee, terwijl de tranen over zijn wangen rollen. Grote tranen. Hij is ontroerd, wij zijn ontroerd en moeten allebei iets wegslikken. Een huilende man aan deze tafel dat komt zelden voor.  

‘ik ken al deze liederen van sjabbat’, vertelt de man even later als we bij hem gaan zitten. ‘We zongen ze fluisterend in het kamp. Ik had daar een “vriend”. Vertelt hij ons.’ We zaten samen knopen aan uniformen te naaien en als de sjabbat begon gingen we zingen. Fluisterend zodat we niet werden ontdekt’. 

De volgende sjabbatliedjes zingen we uit volle borst. Indien dit mogelijk was geweest. 

Sjabbat sjalom en chag pesach sameach

© Amiad Ilsar. 

Synagogebezoek

De man stapt de ruimte binnen die op zaterdag dienst doet als synagoge. Het is druk deze zaterdag. Een echtpaar viert hun 65ste verjaardag. Ik neem aan dat deze man-  met  een  zwart, blauwe keppel  op zijn kalende hoofd- ook tot de gasten behoort. De man kijkt in het rond. Hij lijkt een plaats te zoeken. Wij zitten in een rij die haaks op het gangpad staat.

De binnenkomst, de aarzeling en de uiteindelijke toewijzing van een plek tegenover ons door een andere sjoelbezoeker. Het wordt allemaal gadegeslagen door de man naast mij. Deze man, met een verstandelijke beperking, is na lange tijd weer eens mee met zijn twee groepsbewoners. Deze drie vormen samen met nog andere drie mannen uit het wooncentrum een bont gezelschap die hier samen met de andere sjoelbezoekers de dienst volgen.

De nieuwkomer wil zich installeren op de aangewezen stoel. Hij pakt zijn fluwelen blauwe zak met zijn gebedskleed. Het gebedenboek- waar hij later blijkt, geen raad mee weet- legt hij op lichtbruine zitting van de stoel. Staande met het zakje in zijn hand ontstaat er oogcontact tussen hem en de man naast mij. deze wenkt hem. De wijsvinger is licht opgestoken, en beweegt zich gekromd heen en weer. Keer op keer. ‘Komt u maar eens hier’, lijkt hij met gebaar te zeggen.

De man tegenover aarzelt. Hij lijkt zich af te vragen wat dit allemaal betekent. Word ik geroepen? Schijnt hij te denken. Ja, meneer, de man naast mij roept u.

De man roept wel eens vaker bezoekers, maar nog vaker staat hij op en wenst hij hen een sjabbat sjalom. Alle bezoekers worden nauwkeurig gescand en verdeeld in de groep, wel of niet gegroet. De laatste categorie krijgt dan vaak tijdens onverwachte momenten een hand met een wens toegereikt.  Heel vaak vraagt hij dan meteen of de man een Jood is en Hebreeuws kan. Heel soms gaat het ook verder en ontstaat er een gesprek, een weerzien tussen oude bekenden.

Ik heb een vermoeden door de standvastigheid van de bewegingen van de man naast mij, dat de man die uiteindelijk wat naar voren gebogen met kleine passen zich een weg baant tussen de stoelen, een kennis is.

Ik zeg daarom niets. Ik blijf kijken en observeren. Volg de bewegingen van de wijsvinger en de naderende stappen. Ik zie de verwondering op het gelaat van de man. ‘Ken ik u’, denkt hij zich af te vragen. Er gaat geen lichtje branden. Ook niet als de man naast mij de hand uitreikt. De handen worden geschud. Twee mannen, die elkaar ontmoeten door de onaf latende vasthoudendheid van mijn buurman. Bent u Joods, klinkt het naast mij.

De verwarring bij de geroepen man is groot. De man naast mij oogt niet meteen als iemand met een handicap. De vraag bent u Joods is natuurlijk wel heel vreemd in een synagoge. Nu is het moment dat ik ingrijp. ‘Die meneer is Joods’. Mijn opmerking brengt de ontmoeting tot een einde de hand wordt losgelaten en de man gaat terug naar zijn plaats.

Sjabbat sjalom, meneer.

© Amiad Ilsar.

Sjabbat sjalom

Kabbalat sjabbat. Het begin van de sjabbat voor de tweede keer rond de tafel. De tafel waar het de hele week het sjabbat is. Het witte kleed met daarop sjabbat sjalom ligt hier de hele week onder een doorzichtig stuk plastic. In het huis zonder ramen is het elke dag sjabbat. De zelfgebakken challes liggen klaar onder een kleedje, een fles wijn en druivensap uit een koosjere winkel in een Joodse wijk. Een wijk waar veel Joden wonen en winkels hebben. Iets wat ik in Nederland gedeeltelijk ken van een straat in Buitenveldert is hier verspreid over enkele straten met vele grote indrukwekkende synagogen. In deze wijk zie je ook Joden met keppeltjes staan in een kledingwinkel en is er een politiepost met in het Hebreeuws het woord politie aan de poort. Heerlijk een stuk herkenning in een vreemde wereld.

Na onze thuiskomst met de boodschappen kunnen de kaarsen worden aangestoken. Israël zet een, hoe kan het anders, geruite pet op en Sarita gezeten met een roze trui en vest in de rolstoel krijgt het dienblad met de kaarsjes erop. Met aandacht steekt ze twee waxinelichtjes in glazen houdertjes, die uit Nederland zijn meegebracht aan. Ze zegt de bracha, zegening geciteerd door haar dochter na. Dit terwijl Israël nog naarstig op de achtergrond op zoek is na een geschreven versie van door de vrouwen uitgesproken zegening van de sjabbat kaarsen. ‘Vermoeiend’, zo omschreef Hadas onze sjabbat hier aan een kennis in Nederland. ‘Opa loopt heen en weer’, schreef ze als antwoord waarom. De constatering van Hadas is waar. Israël loopt veel. Maar nu komt hij even tot stilstand en luistert hij samen met alle aanwezigen naar de woorden uitgesproken door zijn vrouw. Ontroerend. Hier staan wij na zes jaar weer even enkele momenten samen. Samen het ingaan van de sjabbat delen. Met een zestallig ‘sjabbat sjalom’, die een onbeschrijfbaar warm gevoel bij mij oproept, gaan wij later in de avond voor de maaltijd verder met de ceremonie.

Vandaag ben ik het die de zegening over de wijn mag uitspreken. Iedereen gaat staan als ik met het met wijn gevulde glas op sta. Iedereen of bijna iedereen. Sarita blijft zitten in haar rolstoel. In de wereld van mijn persoonlijke herinneringen was het verleden week dat ze rond een kleine tafel een aantal straten hier vandaan naast ons in het voor onze vakantie gehuurde appartement stond. Net als alle aanwezigen, kon ze zes jaar geleden nog staan en ook lopen. Met wat moeite dat wel, maar het ging.

Op ruim elf duizend kilometer hiervandaan aan de rechthoekige tafel, met de hangende brandende lampen, waar ik normaal de zegening uitspreek zit tegenwoordig ook een vrouw, niet in staat om staand de zegening te horen. Mijn moeder, mijn schoonmoeder, de wereld om me heen takelt af. De voortgang van de tijd doet het bestaande leven afbrokkelen. Menselijke ruïnes. Die misschien als we oud genoeg worden ook onze eigen toekomst zullen vormen.

Terug in het hier en nu, concentreer ik mij op de voor mij zo welbekende tekst van de zegening. Elke vrijdag dezelfde tekst elke vrijdag andere gasten, andere omstandigheden en soms een andere plek. Een mooi moment. Afsluiting van een week, waar ik ook ter wereld ben. Een terugkerende herkenbare ceremonie in een als maar veranderende wereld. Vandaag hier rond de gedekte tafel. Een groot deel van mijn familie bij mij. Een ander deel in Israël en een deel in Nederland. In een moment de hele wereld verbonden.

Behalve de familie zitten rond de tafel nog twee personen. Twee vrouwen. Moeder en dochter. Moeder helpt Sarita wanneer nodig in de nacht. Dochter heeft vakantie en komt mee. Ze slapen bij elkaar in een bed. Vijf nachten per week zijn ze er van vijf uur in de middag tot vijf uur in de ochtend. De vrolijk gezette moeder met gitzwarte haren en lichtbruine huid, werkt overdag als zuster in hetzelfde ziekenhuis waar de broer van Anna, Isaac als arts werkt. Isaac werkt twee diensten om onder andere deze hulp voor Sarita te betalen.

Thuiszorg is minimaal geregeld in dit land waar je in een drukke winkelstraat om de twee meter een man of vrouw staat die je ‘gambia, gambia’, toeroept. Wisselen, wat gambia betekent op de zwarte markt, wordt openlijk naast de patrouillerende politie aangeboden. Deze agenten hebben als taak een indruk van veiligheid te creëren en zijn met hun kogelwerende vesten en wapens misschien ook enigszins afschrikwekkend. Hier worden mensen vermoord om een mobiele telefoon of een fiets. Berovingen waarbij het slachtoffer koelbloedig met enkele gerichte schoten wordt vermoord. Vele huizen hebben een bewakingshek voor de ingang. Hekken bewaken ook kleine winkels vaak op hoeken, zogenaamde kiosken waar je onder andere snoep, drank en sigaretten kunt kopen. Na het invallen van de duisternis, wordt koopwaar door een opening in een hek aangereikt. Winkel en verkoper worden geheel afgeschermd.

Bij het gebrek aan de thuiszorg wordt Sarita verzorgd door verzorgsters die de familie inhuurt. Daarom zitten nu er twee gasten aan de tafel, die met ons de sjabbat inluiden. Samen hebben we op de zegening van de kaarsen door Sarita geantwoord met een sjabbat sjalom, samen hebben we gezongen en zij geluisterd naar de sjabbatliederen en samen staan we nu rond de tafel voor de zegening van de wijn. Als ik de zegening heb uitgesproken drinkt een ieder rond de tafel een beetje van de wijn en druivensap en zijn we bijna zo ver. Het eten van de maaltijd. Maar daarvoor moet eerst nog symbolisch onze handen worden gewassen. Het begieten van de handen met een beker geschied met een plastic bekertje. Het plastic bekertje was gezien de tekst die erop staat ooit gevuld met zure room. Israël houdt van recycling.

Mijn schoonouders hebben geen speciale kan voor deze handeling. Wij, ons gezin, zijn ook de enige die hier in de keuken staan. Dit gebruik gaat voor mijn schoonouders te ver. Vanuit hun eigen belevingswereld kennen ze dit niet. Het zegenen van de challes wel. Israël heeft een voorkeur voor een zoete challe met rozijnen. Nadat mijn dochter de zegening over de challes heeft uitgesproken krijgt iedereen een stukje gedoopt in zout. Haar opa krijgt zijn stukje nadat deze in de honing is gedoopt. Sjabbat sjalom.

© Amiad Ilsar