Archief

Ijsje eten

Ze zit in haar rolstoel. Een speciaal aan haar lichaam aangepaste rolstoel. Een lichaam dat aan de rechterzijde is verlamd. Haar pols van de rechterhand is dubbelgeklapt, niet meer bruikbaar. Haar aangezichtsspieren, mond en ogen zijn duidelijk ook duidelijk aangedaan. Ze heeft geen spraak en reageert wel duidelijk op de omgeving.  

Mevrouw heeft een hoedje op. Bescherming tegen de zon. Gekocht door mijn collega’s bij een van de goedkoopste actieve non food discounter in Nederland.  

Ik kijk naar de zojuist gemaakte foto. Een foto waarmee ik beelden van een uitstapje van een tiental bewoners uit het verzorgingshuis, en vijftien scholieren uit Wierden, Overrijsel, naar het Amstelpark wil vastleggen. Een groen oase die ooit in 1974 de eerste floriade was. De blauw witte trein die door het park rijdt doet dit op de rails van toen. Die rails zijn een hindernis voor alle andere bewoners die vandaag met mevrouw meelopen. Vooral voor een andere deelneemster van deze groep. De vrouw die als enige een volledige elektrische rolstoel bestuurt. Mevrouw vindt het passeren van de rails eng. Eigenlijk vindt mevrouw elk drempeltje, stoeprandje of oneffenheid eng. Het is een uitdaging voor haar om hier met ons mee te rijden. Twee middelbare scholieren lopen met haar mee. Aan wederzijds van mevrouw een scholiere om mevrouw gerust te stellen.  

Terug naar de foto mevrouw heeft een lepeltje in haar linkerhand en ze kijkt naar een van de scholieren die vandaag deze wandeling mogelijk maken. Het blik is intens, mevrouw is geconcentreerd en haar hand met de lepel is op weg naar de mond. Mevrouw kan zelfstandig de lepel naar de mond bewegen, maar ze kan maar met moeite het ijs uit het bakje lepelen. Hier is iets gebeurt. Iets bijzonders iets wat het resultaat is van geduld, empathie, toewijding. Dat een vijftienjarige met een ijsbakje in de hand naast een door een beroerte verpleeghuis bewoonster zit en deze vrijheid biedt om een nog een stukje zelfbeschikking te hebben is echt heel bijzonder. De foto is een stilgezet contact moment. Als we verder kijken buiten het beeld op mijn telefoon, dan zien we dat de rest van de groep klaar is met hun consumptie. We moeten verder mede omdat de scholieren maar een beperkte tijd hebben. 

Mevrouw heeft haar ijs nog niet op, dat is jammer. Tegelijkertijd kunnen we blij zijn want mevrouw eet nooit soft ijs.  

De stoet zet zich in beweging. Het Amstelpark heeft een brede weg die naar de volgende uitgang leidt, ondanks mijn uitleg bij de start van deze wandeling dat we de breedte van de weg kunnen pakken, loopt iedereen vooral achter elkaar. 

Een man aan de kant van dezelfde weg met een klein kind wijst naar ons. Ik zwaai enthousiast we worden gezien en we worden gewaardeerd met een handbeweging van zowel de man als het kind. 

 Als we het park verlaten en een brede verkeersweg oversteken om terug naar huis te gaan moeten chauffeurs ons voorrang geven en enkele minuten wachten totdat we allen oversteken. Ik heb geen idee met wat voor blik deze mensen naar ons kijken. Maar in ieder geval worden we zichtbaar. Met deze zichtbaarheid kunnen we hopelijk nog meer buitenwereld naar de binnenwereld van het verpleeghuis en onze clienten brengen. 

Hopelijk kan mevrouw van de foto dan nog meer ijsjes in het park eten. 

@hamesjek

De orgelman

Het is even zoeken naar het uitvaartcentrum. Het centrum is naast de room katholieke begraafplaats. Tien minuten rijden vanaf het verzorg en verpleeghuis. We parkeren en met ons drieën stappen we uit. Mijn collega, een vrijwilligster en ik. De orgelman en zijn vrouw zijn er al. Wij zijn met ons zessen de enige belangstellende voor de crematie van onze 92-jarige bewoner. Hij ligt in de zaal die we betreden, nadat we twee trappen zijn opgelopen. Orchidee staat erboven op de deur van de zaal. 

Bij binnenkomst zien we links in de zaal een bruine houten kist. Op de kist liggen twee bloemstukken. Een met rode en gele bloemen en een met witte bloemen. Er klinkt muziek, Duitse muziek. Aan de rechterkant op de muur is een foto van de overledene geprojecteerd. Hij kijkt ons lachend toe. Met zijn kenmerkende pretoogjes.  

Mijnheer had niet altijd pretoogjes, als mijnheer iets wilde en hij het niet meteen kreeg dan schoten dezelfde ogen vuur. Temperamentvol was mijnheer. Een voorval uit de Corona tijd staat mij nog voor ogen. Mijnheer wou sigaretten en wel meteen. Hijzelf mocht niet naar buiten en ik kon het a la minuut niet kopen bij de nabijgelegen supermarkt. Mijnheer ging toen compleet uit zijn dak en sloeg uiteindelijk de deur van zijn kamer met een klap dicht. Die ontmoeting is mij bijgebleven en ik leende mijnheer daarna vaak tien euro voor sigaretten. Die hij altijd netjes terugbracht, zodra zijn kas weer gevuld was. 

De foto van de lachende mijnheer verdwijnt en op de volgende foto’s die verschijnen zien we mijnheer bij een draaiorgel. Draaiorgels daar hield mijnheer van. De klanken van deze muziek dwaalden regelmatig- nadat mijnheer een cd had opgezet- over de gang van de afdeling waar mijnheer verbleef. Mijnheer was twintig jaar orgelman in Leeuwarden. Dit komen we te weten als de vriend van mijnheer- ook orgelman- wat vertelt over de overleden man.  

Het is een beetje vreemd, We zitten met zo een klein gezelschap en dan staat er iemand te spreken achter een katheder. Het is een boeiend relaas over een liefde voor een draaiorgel, waar mijnheer mee door Leeuwarden trok, die aan iemand in Canada werd verkocht en waar een hereniging in een loods in Engeland is. Het orgel is in Engeland voor reparatie voordat het orgel naar Zwitserland vertrekt. Dit verhaal is een klein deel van een bijzondere vriendschap en zorg voor iemand die door omstandigheden alleen in de wereld stond. 

Het voelt alsof mijnheer een deel in deze eenzaamheid had. 

In de vier jaar dat mijnheer in het verzorging en verpleeghuis was mijnheer ook vrij op zichzelf. Hij deed nooit mee aan activiteiten en zat alleen aan tafel in het restaurant. Daar had hij vooral net als op de afdeling contact met de zorggevers. Hij zocht een collega van welzijn op en zwaaide naar haar als hij aan het eind van de maaltijd met een banaan naar boven vertrok. 

Bij een collega van zorg vertelde hij over zijn geboortedorp in Groningen.  

Nu zijn het wij de medewerkers en vrijwilligers die mijnheer op zijn laatste weg begeleidde. Het is triest en ook mooi tegelijkertijd. We voelen vreugde dat we dit voor mijnheer kunnen betekenen. 

Nadat ik een kleine tekst voor mijnheer voordraag lopen we op de klanken van alweer Duitse muziek langs de kist. Ik sta voor hem, aan het voeteinde van de kist en denk aan hoe mijnheer met zijn rode scootmobiel naar de gele supermarkt op de hoek reed. Zelfstandigheid was een groot goed voor mijnheer. 

Na een kopje koffie en thee, doe we mijnheer geruisloos uitgeleide. Niet in een scootmobiel maar een Tessla die tussen ons door rijdt als we een erehaag voor mijnheer vormen. 

Rust zacht lieve man.

@hamesjek

Appelmoes

Net als verleden jaar zijn er weer een groep Belgische verpleegkundige op bezoek, om een indruk te krijgen hoe hier in Nederland de zorg geregeld is. De groep krijgt voordat ze het huis ingaan een inleiding in het restaurant. Het restaurant waar ik voor ruim een uur geleden nog eten aan de cliënten heb uitgedeeld. Schnitzel, bloemkool, puree, een bakje salade en een plastic bakje met appelmoes. Een 1 persoonsportie van honderd gram, zo uit de fabriek. Met en zonder toegevoegde suiker. Nu de suikerprijs een recordhoogte heeft bereikt is het misschien de gelegenheid om over te gaan op de ongesuikerde variant. Deze ongesuikerde variant heeft een pakkende tekst. “0% suiker toegevoegd”. Het witte bakje heeft een deksel met de veelbelovende tekst, “appelmoes fresh 4you”.  

Appelmoes een kenmerkend Belgisch en Nederlands gerecht, mede omdat hier al eeuwenlang appels werden gekweekt. De appelmoes werd dan gemaakt van de appels die wat beurs waren of plekken hadden.   

Het onderwerp appelmoes is hier in het verzorgingshuis actueel. De plastic bakjes zijn bij menigeen in of op de rollator te vinden. Het is na etenstijd en ik ontmoet mevrouw die haar rollator voortduwt op de tweede verdieping ik heb hier net een client vanuit het restaurant teruggebracht.  

Ik volg mevrouw haar kamer in. Licht gebogen ze draagt een zwart witte trui en een trainingsbroek met slippers, haar voeten gehuld in dikke sokken. Aan de rechterkant van de kamer achter de deur, een aanrecht wat kastjes en een koelkast. Mevrouw opent de koelkast. Er staat niet veel in. Wat opvalt is een plastic bakje. In dat plastic bakje, nog meer bakjes, ik tel er in de gauwigheid twaalf. Ze haalt alles uit de koele ruimte. De appelmoes hoeft helemaal niet in de koelkast te worden bewaard. Op de deksel staat in kleine letters, – die ik nu weer kan lezen, nu ik nieuwe aangepaste brillenglazen heb – koel en droog bewaren.  

Waarom zou de appelmoes worden bewaard? Wat is de reden dat er overal appelmoes naar kamers wordt meegenomen? In deze speurtocht kom ik terecht bij een tafel waar nog twee dames zitten. Behalve de borden met wat etensresten van de lunch staan er nog twee bakjes appelmoes op de tafel.  Mevrouw links van mij heeft een gesloten bakje. Mevrouw rechts heeft een aangebroken bakje. Maar de deksel zit er half op. Ik denk dat het leeg is. Als ik het bakje nader inspecteer zie ik er maar een kleine rest appelmoes. Mevrouw beweert echter dat ze maar een beetje heeft gegeten. Een beetje? Ze heeft een beetje gegeten, omdat de porties zo groot zijn. De 100 gram voor een persoon. Een ouder persoon is hier geen standaard persoon en heeft misschien baat bij iets minder appelmoes.   

De tweede rede die ze opgeeft voor het feit dat ze een kleine hoeveelheid appelmoes eet is dat ze vindt dat de appelmoes koud is. ‘Hij komt uit de koeling’, zegt ze. De houdbare appelmoes ook hierbeneden in de keuken van het restaurant in de koeling? Ja. Het klopt. Wegens plaatsgebrek worden de dozen appelmoes in de koeling opgeslagen wordt mij uitgelegd.  

Mevrouw die links zit neemt haar ongeopende appelmoes naar boven. 

“Voor vanavond”, zegt ze. 

Hopelijk herinnert ze zich dan nog van de aanwezigheid van de appelmoes. 

@hamesjek

Bingo

Het is donderdagmiddag. Hemelvaartsdag.  

Ik sta bij de receptie om de vrijwilligers te ontvangen. Door de ramen zie ik twee jonge vrouwen op een fiets komen aanrijden. Ze kijken bij het afstappen naar de gevel van ons gebouw en lijken wat te checken op hun telefoon. Ze lopen naar de entree. ‘We komen voor Amiad’, Het blijken inderdaad twee van de elf studentes te zijn die ons deze middag gaan helpen. Deze studentes zijn lid van een dispuut en willen wat terug doen voor de stad. Via een overkoepelende vereniging van vrijwilligerswerk Present zijn ze bij ons gekomen. 

Nadat alle dames binnen zijn gekomen vertel ik over het gebouw, de bewoners en de Joodse identiteit. Er is ook nog tijd om de synagoge te laten zien. De bezoekers komen niet vaak in huizen zoals Beth Shalom. 

De eetzaal is inmiddels door mijn collega’s omgetoverd tot een bingozaal. Tafels en stoelen staan gerangschikt met een grote tafel aan de rechterkant bij de binnenkomst. Daar liggen op een wit laken allemaal cadeaus uitgestald. Bodylotions, shampoo, koekjes, chocolade en snoep. De zaal stroomt vol met bewoners, die onder begeleiding van de collega ś en een enkele vrijwilliger naar beneden komen. De vrijwilligers worden gekoppeld aan een of twee bewoners. Voor elk drietal of viertal ligt een bingopakket klaar. Een bingopakket bestaat uit een blad met alle bingonummers, een pen zodat de getallen kunnen worden afgestreept en een speciale bingokaart. Een grote dikke plastic kaart waar de cijfers met een doorzichtig rood klepje kunnen worden afgedekt. 

Als de klok aan de wand vijf minuten over half drie aangeeft en de deelnemers allemaal een plek met een vrijwilliger hebben gevonden vult de eetzaal zich met het geluid van rollende bingoballen. We zijn begonnen. Onze stagiaire maatschappelijke zorg heeft de verantwoordelijkheid over het draaien van het rad met de balletjes. Ik krijg de bal die uit de molen is gerold aangereikt. ’42’, zeg ik door de microfoon. Ik moet het corrigeren omdat het ook belangrijk is om de letter waaronder het nummer verschijnt te benoemen. Zo heeft iedereen een aanknopingspunt. 

Aan de tafels zitten de bewoners en de vrijwilligers dichtbij elkaar. De vrijwilligers vormen de brug die stimuli, de getallen op de bingokaarten en de bewoners verbindt. Er wordt aangegeven welk getal er door mij wordt afgeroepen en vervolgens op de kaart gezocht naar het betreffende nummer. Zodra het nummer wordt gevonden kan het doorzichtige luikje erover geschoven. Getal na getal wordt gezocht en de spanning begint te stijgen. Nadat een iemand al een rij had kunnen wegstrepen en een prijs kon uitzoeken kunnen de bewoners zich opmaken voor een volle kaart. Met elk getal wat wordt uitgeroepen klinkt er ‘bingo’ door de zaal. Iedereen krijgt een prijsje en de drukte bij de prijentafel neemt toe. De tafel wordt in een rap tempo leger.  

Ondertussen wort er aan de tafels druk gepraat. Vrijwilligers en bewoners wisselen verhalen uit. De studentes horen verhalen die ze als zeer waardevol ervaren. Een aantal uren iets terug doen voor de stad leveren unieke stukjes informatie voor hen op. 

En zo eindigt een mooie en bijzondere bingomiddag. Dank aan al de inzet van de studentes.  

@hamesjek

Het restaurant

Het is even na twaalf uur in de middag. Het restaurant van ons huis begint zich te vullen met de eerste cliënten. Een gedeelte hiervan komt zelfstandig, een groot deel heeft hulp nodig om de eetzaal en hun plek te vinden. Ik mag vandaag helpen met de cliënten naar hun plaats te begeleiden, schorten uit te delen, water in de glazen inschenken en later als iedereen zit eten uitdelen. Het overzicht houden is een hele opdracht als er een onophoudelijke stroom van cliënten naar binnen schuift, wie zit waar en met wie is de vraag. Iedereen heeft in principe een vaste plek, maar een aantal cliënten kent hun plaats niet. Er hoeft maar een persoon te gaan zitten op een niet voor hem bestemde plek en een domino effect leidt al snel tot chaos. Overal komen bewoners dan op plekken te zitten die wij labelen als verkeerd. 

In de buitenwereld is het anders. In de eetgelegenheid waar mijn vrouw en ik wat drinken na een ziekenhuisbezoek is het stil. Er staan allemaal licht houten stoelen en ronde en rechthoekige tafels. Je kijkt oriënterend in het rond en vraagt jezelf af waar ga ik zitten? Bij de deur? In het midden? Aan de kant? Kiezen we voor een tafel van vier? of van twee? Ga ik met de rug naar de ingang zitten of wil ik juist zien wie er in en uit loopt? 

Het is een keuze die ik samen met mijn vrouw snel maak om vervolgens te gaan zitten op de gekozen plek. 

In het restaurant van het verzorgings- en verpleeghuis gaat het anders. Bewoners, die hier hun eerste stappen in het restaurant maken worden nog voor ze zich georiënteerd hebben bestookt door allemaal begeleiders. Deze begeleiders nemen hen mee naar een door medewerker gekozen plek. Er is geen keuze. Dat die er niet is komt door allerlei restricties Bewoners proberen te begrijpen waar ze beland zijn. Ondertussen word hun rollator weggezet en blijven ze achter met de vraag hoe ze straks weer uit het restaurant wegkomen.  

De wereld van de cliënten bestaat uit een onzekere reeks gebeurtenissen die wezenlijk verschillen met die van ons. Dit hou ik in mijn achterhoofd als ik in de topdrukte mevrouw zie binnenkomen. Mevrouw is doof en beweegt zich vaak met verkeerde rollator door het huis. Zo ook vandaag. Zij gaat zitten bij de door haar gekozen tafel met tafelgenoten die op haar verdieping wonen. Mevrouw kiest de vertrouwelijkheid en daarmee de veiligheid en haar rust. 

Een aantal dagen geleden was ik ook al in het restaurant. Toen zag ik mevrouw ook al op de door haar zelfgekozen plaats zitten. Ik reageerde toen anders en verwees haar naar de door ons vastgelegde plek.  

Nu moest ik aan mijn restaurant denken in de buitenwereld. Ik had keus waar te zitten. Ik bepaalde en dat was een goed gevoel. Ik beslis vandaag daarom om de keus van mevrouw te respecteren. Haar keus heeft wel gevolg voor een ander. Deze mevrouw moet nu haar plek opgeven. Dat doet ze echter zonder veel problemen. 

@hamesjek

Agmon

Lieve Agmon 

Aan onze muur van de woonkamer hangt een schilderij. Jouw schilderij. Ik denk en excuseer mij als ik het niet goed zeg, dat het een deel is van een reeks die de Galil in de sneeuw heet.  Ons schilderij is in felle kleuren geschilderd. Groen rood en geel bruin. Felle kleuren en soms heftige figuren karakteriseerde je werk. Op dit schilderij is een heuvel landschap te zien. Het onderste gedeelte van het werk is wit. De sneeuw. en drie open stukjes waar de ondergrond zichtbaar is. 

Het schilderij van Agmon

Openen of bedekken een dilemma wat ik vaak bij je voelde. Je stevig profileren als niet gelovige en daarna alles bedekken en toch in gesprek gaan met de rabbijn.

Je gaf je mening, ongezouten, puur en onbewerkt liet je je ziel praten. Je raakte dan in conflict met de omgeving waardoor je later je woorden weer bedekte en ze zacht maakte. 

Ik herinner je met je grote imposante hoed. Je maakte indruk met je verschijning die behalve met je hoed werd aangevuld door je brede gestalte, je zware luide stem en je witte haardos. Een echte sabre (een woestijnvrucht, een bijnaam voor een in Israel geboren persoon). Hard en stekelig van buiten en zacht van binnen. Een echte sabre terwijl je in Nederland was geboren. Je hield van Israel, je vertelde over een sfeer van vele vrienden, die langskwamen. Iets wat in Nederland veel minder gebeurde, je verlangde naar die vrijheid, sociale steun. De tijd dat je in Beer Sjeva leefde en les gaf. De waardering die je kreeg van professor aldaar met de naam Wardi maakte je trots. Je zocht naar erkenning. Erkenning van je creatieve uiting, maar zeker ook van je mening. Je profileerde je met duidelijke standpunten over het geloof. Het geloof was in jouw ogen een algemene basale drang van de mens om een code te hebben. Een code om zich te voegen in een gezamenlijke herkenbare structuur. G-d had een functie. En ondanks dat je je afzette van de orthodoxie  was de Joodse gemeenschap je kostbaar en dierbaar. Het eerder genoemde dilemma.

Jaren geleden kwam je ook ver na het begin van de dienst in de synagoge. Soms bleef je dan tot de kiddush, soms ging je ook weer bij het eind of vlak voor het eind van de dienst snel weg. Je had geen rust.  

Voor de Joodse flevopost heb ik je geïnterviewd. De onrust had te maken met je roerige begin van je leven. Je onderduik in Limburg. Je verblijf na de oorlog in de Berg stichting. Die weer zorgde dat je naar Israel ging. Je twee huwelijken daar, je terugkomst naar Nederland. De onrust die je nergens liet aarden. Datzelfde interview bracht mij naar je woning toen nog in Kruidenwijk. Een fantastische plek de plek waar je al jouw creaties maakte en opsloeg. Je hang naar erkenning kreeg je onder andere jaren later bij een tentoonstelling in Corrosia hier in Almere haven. 

De strijd om gehoord te worden, om vrienden te hebben, de voeding voor je creaties was iets waar onophoudelijk mee in de weer was. Het was niet makkelijk. Je sociale leven en zeker ook je familieleven ook daar veel onrust en ook verdriet met het heengaan van je zoon. 

Op dit moment ben je weer herenigd met je zoon, waar je altijd zoveel zorg voor had. 

Moge je ziel worden opgenomen in de bundel van het eeuwige leven.

Shalom Agmon

@hamesjek

De woorden van stilte

Ik heb jou mij de laatste verborgen ervaringen en herinneringen kunnen vertellen. Als jij er niet was geweest had ik dan ook mijn woorden geuit. Had ik dan ook gaan spreken? Ik betwijfel het. Om te kunnen praten is er een luisteraar nodig. Zonder jou was er niemand denk ik. En zo werd jij onbewust door gewoon te luisteren een brug van het verleden naar het heden en de toekomst. De woorden van de stilte heb ik je kunnen toevertrouwen en de gigantische leegte die bij mij binnen achterbleef is een fantastisch gevoel. Want de woorden van de stilte zijn zware ballast. Dat je het weet. 

Tijdens de herdenkingsplechtigheid in het verpleeghuis werd het vandaag ook weer benoemd de stilte waarin ouders die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt zich hulde. Een stilte waarmee zoveel werd gezegd. Die stilte die mij als kind via het DNA werd meegegeven. Mijn ouders. Een moeder uit de onderduik, een vader die was gevlucht naar Palestina. Er was niets, geen enkel woord en daarmee was er zoveel. De woorden van de stilte waren goed opgeborgen. Er werd niet gepraat, er waren geen emoties en er werd door mij en mijn zus en broer ook niets gevraagd. Onze keel was dicht, er kwam geen woord uit. Praten was niet gewenst. Zo kregen we dit mee in de opvoeding. 

Ik word ouder en daarmee misschien ook de bereidheid om te praten. Tegelijkertijd kwam de gelegenheid te praten. Jij was geïnteresseerd en stelde vragen. Daarmee kon ik de woorden van de stilte vinden en gaan uitspreken. 

De stilte was al een feit nog voordat ik het woord stilte kende. Als jong kind sprak mijn moeder al weinig. De hele familie sprak weinig, alleen het deel van de familie die verbonden waren met het Concertgebouw die als musici spraken. Dit was echter een taal die wij niet spraken. De taal van de muziek.

Door de woordeloze communicatie werd ik een expert in het waarnemen van en interpreteren van non verbale communicatie. Ik was speciaal, niet zoals andere kinderen in de klas met welgestelde kinderen uit de Beethovenbuurt in Amsterdam. Ik had de speciale kinderen als vrienden.

Kinderen die moeilijk mee konden, die gedragsproblemen of ontwikkelingsproblemen hadden, waren mijn vriend. Vrienden alleen op school. Ik kwam bijna bij niemand na school en niemand kwam bij mij spelen. Ik was behoorlijk eenzaam, al begreep ik dat zelf niet. Tot onze tiende worden we opgevoed als Nederlander en is het Jodendom totaal afwezig. Er worden nauwelijks woorden gebruikt.De overgang midden in het jaar op mijn tiende is traumatisch te noemen, mede omdat ik zelf niet begreep waarom dit nodig was. Via school ga ik steeds meer begrijpen over mijn afkomst en ontdek ik ook meer over de Tweede Wereldoorlog. Op mijn twaalfde is er een razende honger in mij om meer te weten. Niet door te vragen, maar om studieboeken uit de bieb te lenen.

De stilte over mijn gevoelens of over de vragen die ik heb, duurt voort. Hij blijft bij mij tot ik enkele jaren geleden jou leer kennen. Jij biedt mij die veiligheid, de warmte om eindelijk alles te vertellen.De weg van mijn stembanden naar mijn mond te openen en mijn ziel te legen. Op deze manier verbind ik met bewustzijn dit jaar vier mei, alle verschrikkingen die mij familie heeft meegemaakt met vijf mei, het moment waarop de bevrijding begon en de dag van vandaag waarin ik eindelijk leeg ben en daarmee erg gelukkig.

Dank je wel.

@hamesjek

Jom Ha’atsmaoet

Afgelopen woensdag was het Jom Ha’atsmaoet. De 75ste onafhankelijkheidsdag van de staat Israël.  In dat kader kreeg ik een geschilderde creatie te zien. Het was een man die met gebedsriemen en een gebedskleed aan het bidden is. Aannemelijk gezien de gebedsriemen dat het om het ochtendgebed gaat. Het gebedskleed had de man over zijn hoofd getrokken, daarmee is zijn gezicht aan ons ontnomen. We zijn in het ongewisse over de verschijning van de man. Hij is verborgen. Die verborgenheid speelt een grote rol in het Joodse leven. Zowel voor als na de oprichting van de staat Israël. Je kunt niet overal als Jood en/of Israeli herkenbaar over straat gaan.

Israël, het land waar mijn moeder mijn vader leerde kennen en waar ik geboren ben. Het land dat op een wonderlijke manier 75 jaar stand wist te houden in een door minder en meerdere mate gebied van vijandigheid.

Ouders die vast zaten in hun verleden, de oorlogstraumaś waren zo heftig dat ze, het liefst altijd verborgen bleven in hun huis. Mijn ouder hadden daardoor moeite hun eigen idealen en behoeften te vervullen en ze overleden in grote verborgenheid. Ondergedoken voor hun eigen ik.

De man die te zien is in zijn gebed tot GD, heeft geen gezicht. Hij heeft hier alleen een verschijning. Zijn ziel, heeft hier geen verbinding met de buitenwereld. Er is geen gezicht. De is zo herkenbaar met al die beschadigde zielen van de overlevers van de Holocaust. Altijd bang gebleven hun gezicht te tonen. Daarmee, zeker met vier mei in aantocht, ligt hier ook een relatie met deze creatie.

De man met het verborgen gezicht heeft een naam. Zoals elk mens die geboren is op deze planeet. Hij heeft behalve een naam ook een identiteit. De identiteit wordt gevormd door het gebedskleed en de gebedsriemen. Hij zoekt een verbintenis met GD. 

Mijn ouders hadden geen verbinding met GD. Mijn ouders waren verbonden met hun angsten. De angst weer te moeten vluchten. De angst je huis, je familie, je dierbare te verliezen.

Mijn ouders hadden altijd angst ons- hun kinderen- te verliezen. Mijn ouders zagen de familie als een veilige basis voor de boze buitenwereld. Buiten was het gevaarlijk. Opgroeien was moeilijk. Gedragingen uitproberen, experimenteren, het waren zaken die niet mogelijk waren. Je wou het ook niet doen. Je wist dat dit niet op prijs werd gesteld.

De verborgenheid was natuurlijk. Je wist niet anders. Je had geen vraag aan de creator hoe het gezicht eruit ziet. Je stelde geen vraag te om het gezicht toonbaar te maken en de verborgenheid te doorbreken.

Tot mijn tiende wist ik niet dat gebedskleed en riemen bij mij hoorde. Omdat mijn identiteit was verborgen had ik geen idee. 

Als volwassenen heb ik naar gezichten en identiteit gezocht. Ik heb gezichten gevonden. Vele gezichten en misschien het belangrijkste heb ik mede door het verblijf van jaren in Israel geleerd hoe mijn gezicht eruit ziet en wie ik ben en toon ik tegenwoordig met trots mijn gezicht.

@hamesjek

Het hofje van Hetty

De gekleurde tulpen in de verte aan de linkerzijkant van het slingerende voetpad trekken mijn aandacht. Ik wil er een foto van gaan maken. Als ik daar aankom zie ik tegenover mij een gebouw met drie verdiepingen met een grote glazen entree en twee bakstenen gedeelten aan de zijkant. Ik vermoed dat het een huis onderdak biedt aan ouderen. Iets in de uitstraling zegt mij dit. Aan de rechterkant vanuit mij gezien zie ik wat mensen zitten. Ik zie een groot bord met een 2 en daarboven Buitenveldert. Op de blauwe achtergrond lees ik Cordaan. Ineens maak ik de relatie. Dit is huize Buitenveldert. Ook een huis, net zo als Beth Shalom, van zorgorganisatie Cordaan echter ik kom daar nooit. 

Ik loop verder. Mijn aandacht gaat al snel uit naar de paars en blauw bloeiende planten. die als een oase in het midden van het pad opduiken. Een bord maakt duidelijk wat de betekenis van deze kleurenpracht is. Dit is Hetties hofje. Ter nagedachtenis aan de locatiemanager, die ook bij ons een aantal maanden de verantwoordelijkheid over de leiding droeg. Hetty die regelmatig een sigaretje op het terras rook en die elke maand op donderdag in de binnentuin het gesprek met de bewoners aanging. Hetty, een vrouw met haar hart op de tong, die binnen een paar maanden is bezweken aan de gevolgen van kanker.

De paars blauwe kleur lijkt te verwijzen naar haar voorliefde voor dit deel van het spectrum. Was mij nooit opgevallen.Maar mij vallen wel vaker zaken niet op. Tuinieren was haar passie. Daarom verhuisde ze naar Almere.

Ik maak een foto van deze gedenkplek. en dan hoor ik mijn naam roepen en zie ik dat van de vier personen die aan de zijkant zitten ik er drie ken. De enige van dit gezelschap die ik niet ken blijkt een man van maar liefst 102 jaar te zijn. Ik geef hem een hand.

Ik geef vervolgens de drie andere zonaanbidders een hand. De man die in een rolstoel zit en enkele maanden bij ons zorg heeft gekregen, zijn vrouw en een andere man die niet in een rolstoel zit en zelfstandig kan lopen. De man die onverwacht de rol van een gids gaat spelen en mij uitnodigt zijn kamer te bekijken. Ik heb even tijd en ik loop met plezier met hem mee naar binnen. Het vele glas in de wanden van de entree verlicht de binnenruimte. Het schildert het aanzicht van een vijftal vrouwen in een rolstoel die naar een natuurfilm op groot scherm kijken in een warme gloed.

Een lift ook met veel glas brengt ons naar de eerste verdieping. We lopen een gang in. Een gang die herkenbaar is als een kenmerkende gang in een verpleeghuis doordat er naast een gezellig aandoend zitje een verstelbaar bed- dat waarschijnlijk naar een kamer moet worden gebracht- is geplaatst. In een andere gang staat een karretje met een tweetal waszakken en een afvalzak die in een karretje zitten met gekleurde deksels. 

De man brengt mij naar een ruim tweekamer appartement. Het appartement is helder, strak ingericht met moderne meubels. Hij legt uit dat hij hier meer meubels kwijt kon dan bij zijn oude kamer bij ons.

Dat is logisch want deze kamer is veel groter. De man vertelt dat hij antiekverzamelaar is en dat is te zien aan een een ouderwets kastje en de prenten op de muur van zijn slaapkamer.

Twee ouderwetse klokken met slingeruurwerk de een werkend de ander niet staan tegen de muur. Door het grote raam kijk ik uit op de weg met de tulpen en het hofje van Hetty. 

@hamesjek

De weg kwijt

Het is zaterdagmiddag. Geen werk, het is weekend. Dat betekent natuurlijk ook dat er geen school is. Het schoolgebouw waar mijn dochter, vrouw en ik langslopen is leeg, evenals het open schoolplein, waar de speeltoestellen er onder de bomen er verlaten bij staan.

In de leegte valt een mevrouw die achter een rollator schuifelt op. Ze komt ons tegemoet en spreekt ons aan. Of wij weten of hier nog een fietspad is. Het fietspad waar wij nu op lopen en langs de school loopt moet ze niet hebben. Ze herkent het niet zegt ze. Mevrouw vertelt dat ze onderweg is naar haar dochter.Het is duidelijk dat mevrouw de weg kwijt is. Het rood gekleurde asfalt, dat de zogenaamde fietsstraat markeert, is niet herkenbaar voor haar.  ‘Waar woont u dochter?’, vraag ik haar.  ‘Ik weet het niet meer’, zegt mevrouw, terwijl ze rondkijkt. Allerlei alarmbellen gaan bij mij af. ‘Lopen jullie maar door’, zeg ik tegen de familie. ‘ik ga even mevrouw helpen’.

Ik stel mevrouw voor om even een tiental meters door te lopen en dan bij het volgende fietspad te kijken. Misschien weet mevrouw dan wel de weg te herkennen hoewel mij dat zal verbazen. Onderweg vertelt mevrouw dat ze zeven maanden in Almere woont en dat ze uit Amsterdam komt. Ze heeft twee tia’s gehad en nu vergeet ze veel.Nu heb ik net deze week van een dokter die bij ons te gast was voor de Seider gehoord dat een tia geen blijvende schade aan de hersenen veroorzaakt. Deze mevrouw heeft waarschijnlijk een tweetal beroertes gehad. Wat ze heeft gehad is op dit moment echter niet relevant. We lopen gezamenlijk naar een aantal struiken waarachter een fietspad ligt. Maar daar is het beeld nog steeds onduidelijk voor mevrouw. Er is geen herkenning. We lopen een aantal meters terug naar het schoolplein en we gaan zitten op een stenen muurtje.

Mevrouw heeft een aantal kaartjes in haar portemonnee, waaronder haar rijbewijs. Nu weet ik haar naam. Die wist ze ook niet meer. Ik neem aan van de spanning. Ik besluit om maar met de politie te bellen. Het gewone nummer. Geen alarmnummer, er is geen spoed bij. Een computerstem vraagt nadat hij mij heeft verteld dat ik de gebruikelijke kosten moet betalen waar ik ben. ‘Almere’, spreek ik duidelijk articulerend in. De vrouw die na een korte wachttijd aan de lijn komt vraagt allereerst om mijn gegevens. Die kloppen niet met wat ze op haar scherm heeft. Het systeem geeft haar aan dat ik in Amsterdam woon. Mijn exacte gegevens worden ingevoerd. Na deze administratieve handeling leg ik de situatie uitleg uiteen. De politieambtenaar wil weten hoe mevrouw eruitziet. Ik voel mij best opgelaten als ik een signalement geef. Ik vertel dat mevrouw een geel dik vest, een zwarte broek en zwarte sportschoenen en grijze sokken. Mevrouw heeft witte haren en mevrouw loopt met een rollator en is volgens eigen zeggen tweeëntachtig jaar oud. Mevrouw zit naast mij en het geeft het gevoel dat mevrouw niet helemaal bij is.In de war is ze zeker. Ik geef door dat we op het buitenhof zitten.

Terwijl we op de politie wachten vertelt mevrouw dat we de politie wel kunnen afbellen. Ze kan wel naar huis lopen. ‘Huis?’ vraag ik haar. ‘Ja, ze woont hier vlakbij’. ‘Bij haar dochter vraag ik’. ‘In Amsterdam?’  ‘Nee hier’, zegt ze. Nu begrijp ik er niets meer van. ‘U woont bij uw dochter en heeft u een wandeling gemaakt?’ Mevrouw ontkent en legt uit dat ze op weg was naar haar dochter vanuit huis- waar ze zeven maanden- woont. Omdat ze haar deur achter zich dicht gemaakt en geen huissleutel heeft.

Twee agenten doen na ruim een half uur hun opwachting, nadat ze wel nog even via de telefoon hadden geïnformeerd waar we in het Buitenhof waren. Ze vragen mevrouw haar rijbewijs en met deze gegevens heeft de agente binnen een minuut het adres van mevrouw en haar dochter op haar telefoon. De dochter wordt gebeld. Ze neemt niet op en de agente beslist mevrouw even naar de dochter te rijden. Het ga u goed mevrouw. Ik vervolg na drie kwartier met een nieuw avontuur mijn weg.

@hamesjek