Tagarchief: vrijdag de dertiende

Vrijdag de dertiende

Het was een vrijdag. Vrijdag de dertiende ik ben op mijn werk in het verzorgingshuis. Er bestaat zoiets. Ineens was hij er een man, dacht ik aan de lichaamsbouw te zien, in een astronautenpak en hij stond op de gang twee verdiepingen hoger. Door de open structuur van het gebouw was hij duidelijk zichtbaar. De man sprak met een vrouw. Achter hen was een deur van een kamer. De deur stond open. Nee, nee, wou ik uitschreeuwen. De Corona heeft ons bereikt. Welke kamer is dit was het eerste wat ik mij afvroeg. Wie is er ziek? 

Het bleek de kleine man te zijn. De kleine man die ik twee dagen ervoor nog vanuit mijn positie hier beneden had zien rondlopen. In stilte liep hij toen over de etage achter zijn rollator.  

De kleine man sleet zijn leven in het verpleeghuis in stilte. Hij woonde hier uit de tijd dat je nog een beschermende woonplek in een bejaardenhuis kon krijgen. Ik zag hem vaak in de eetzaal. Hij gebruikte daar de warme lunch.  

De kleine man zag er vaak wat smoezelig uit. Ik herinner hem in een overhemd, een colbertjas en een broek. Ook als hij naar de synagoge ging was hij zo gekleed. De kleine man was een van de weinige bewoners van het huis die trouw de diensten van de synagoge bijwoonde. 

Op vrijdagavond of tijdens een feestdag was dan ging hij naar de synagoge. Als hij dan terugkwam nam hij plaats bij de vele vrouwelijke bewoners en dan ging de sjabbat of feestviering van start. 

Ik ben een keer in zijn kamer geweest. Ik was toen op zoek na muziek. Joodse muziek en daar had hij veel van. Vele CD’s heel veel. Zijn hele kamer stond vol met geluiden van de Joodse ziel. 

Jaren heeft hij beschermd kunnen wonen. In stilte. Zijn Joodse identiteit vormgeven met behulp van de synagoge, de vieringen in het huis en de kosjere maaltijden.  

Op vrijdag de dertiende werd het duidelijk dat de bescherming was afgelopen. De vijand in de vorm van een onzichtbaar virus was doorgedrongen tot in de kamer van de man. Een rabbijn, die net voor het algemene bezoekverbod in het huis hem had bezocht, had hem het virus meegegeven.  

Hoe tragisch allemaal. Juist de hang naar Jiddiskeit bij de kleine man en juist een rabbijn die zoveel goeds deed voor de Joodse bewoners in het huis zijn een noodlottige combinatie geworden. Dat voelt heel onbegrijpelijk aan en is het ook. Maar in het Jodendom gaan we uit dat alles een rede heeft en dat we G-d moeten danken voor alles. Ook voor de zaken die ons onbegrijpelijk hard zijn. 

© Amiad Ilsar