Tagarchief: begeleiding

Bloemschikken

Ik ben op mijn werk in het verzorgingshuis. Als ik de lift uitkom staat mevrouw in de hal. Mevrouw wankelt als ze mij ziet. Haar evenwicht is niet goed. Ze is heel mager en lijkt elk moment om te vallen. Haar cognitieve vermogens laten het niet meer toe om haar te laten wennen aan een rollator. Helaas, want deze zou haar veel meer steun geven en misschien meer behoeden voor een val. Ik geef haar snel een hand. Zou niet willen dat mevrouw weer valt. Haar gezicht is gehavend, nog geel en groen van een eerdere val. Samen lopen we naar de huiskamer. Ik duw een karretje van de keuken voor mij uit. Op dit karretje vijf bosjes bloemen die we kunnen gaan schikken in natte groene schuimblokjes.   

Mevrouw schuifelt naast mij verder. Haar voeten gehuld in zwarte sokken of sloffen, het is moeilijk te zien. Bij elke stap een schuivend geluid. Als wij de huiskamer binnenkomen word ik verrast door het feit dat er een activiteit wordt gedaan. Er zitten een aantal mensen- cliënten, vrijwilliger en een collega uit de zorg- rond een verlicht tafelblad. Deze tafel is een computer met een interactief programma van onder andere spelletjes, vragen en antwoord en liedjes. Meestal zijn wij de aanjagers van een activiteit en het is fantastisch te bemerken dat ook anderen de mogelijkheid hebben om de cliënten te prikkelen en te stimuleren.    

Het is super dat er nu zo’n overvloed aan begeleiding is. Iedereen kan de benodigde aandacht krijgen. Mevrouw kan op een stoel zitten en ik ga ernaast op een kruk zitten. Als ze nu zit op een stoel voelt alles wel heel veel veiliger. Ik laat het bosje bloemen zien. ‘Prachtig’ roept mevrouw uit.   

‘Welke bloem gaan wij als eerste knippen?’ Vraag ik. Als antwoord pakt mevrouw de chrysanten. ‘Gaan we die kort knippen?’ vraag ik haar.    

‘Kort knippen ja’, is het antwoord en ik geef haar de bloem in de hand. Mevrouw herhaalt vaak de vragen. Maar alleen als ze ook akkoord is met de vraagstelling is mijn ervaring. ‘Hou vast’, instrueer ik haar, terwijl ik haar de bloem voor haar borst houd. Ze reageert snel en pakt de steel. Ik hou met een hand de bloem vast en knip met mijn andere hand de bloem af, nadat ik een bevestigend antwoord heb gekregen op mijn vraag of het goed is hem daar af te snijden. De steel legt mevrouw vervolgens op de donkerbruine houten tafel. Ik geef haar de bloem aan en ook deze wordt door mevrouw in de spons gestoken. ‘De alstroemeria’, hoor ik mevrouw zeggen. Ik ben verbaasd ik heb voor enkele minuten geleden de bloemen benoemd toen we begonnen met schikken. Als ik haar vraag deze te pakken pakt ze hem en samen verdwijnt de bloem naast de roze paarse chrysant.  

Als we bij de rode besjes- waarvan ik de nam niet ken- zijn aangekomen is er een klein hoogtepunt mevrouw gebruikt mevrouw twee handen om de bloem te pakken, waarna ik hem op de door mevrouw aangewezen hoogte kan doorknippen.   

Nu verliest mevrouw haar geduld en ze wil opstaan. Na wat pogingen om haar te overtuigen nog twee minuten te blijven zitten sta ik met haar op. We lopen even een rondje in de hal. ‘Even de benen strekken’.   

‘Even de benen strekken’, hoor ik een krakende stem naast mij zeggen. We lopen rond de bank die bij de lift staat. Even komt de gedachte bij mij op naar beneden te gaan en een rondje in de binnentuin te lopen. Maar mevrouw loopt heel langzaam, wankel en het lijkt haar best moeite te kosten dus keren we snel terug naar de tafel in de woonkamer en beëindigen we de tweede etappe in het bloemschikken. Het bloemstukje is af. Samenlopen we naar haar kamer, om de gemaakte creatie daar neer te zetten. Als we er bijna zijn hoor ik ‘de thuiszorg’. Mevrouw benoemt het woord thuiszorg vaak. Ik vermoed dat als ik het woord thuiszorg in haar persoonlijke google translate had getypt ik het woord kamer als antwoord had gekregen.   

Ik zet de bloemen op de ronde tafel bij het raam en als mevrouw op bed gaat liggen vraag ik haar of ze moe is.’ Ja, zo moe´, zegt mevrouw. Als ik haar zachtjes aantik terwijl ze haar ogen heeft gesloten en vraag wat ze ziet zegt ze, ‘de thuiszorg’. Nu weet ik de betekenis niet.  

Na vijf minuten als ik met een andere bewoonster in de huiskamer het bloemschikken afrond staat ze weer naast mij. Ik ben klaar. Ik neem mevrouw terug naar de hal en laat haar op de bank in de hal zitten. Ik neem de lift met mij karretje van de keuken- waar nog een bosje bloemen op ligt- weer naar beneden.   

© Amiad Ilsar. 

Zelfstandigheid

‘He hoooo’. Ik word geroepen. Ik sta in de binnentuin en als ik naar boven kijk zie ik tussen het plexiglas en de muur, die naar de binnentuin gericht is een vrouw met een gouden brilmontuur en grijs haar. Op het moment dat er oogcontact tussen ons is vraagt mevrouw of er wat te doen is. Ik leg uit dat we gaan bewegen en nodig haar uit naar beneden te komen. Mevrouw komt enkele minuten later alleen naar beneden. Nu komen er wel meer mensen zonder begeleiding naar de binnentuin, maar vanaf de derde verdieping waar mensen met dementie de dagelijkse zorg krijgen is ze een grote uitzondering. 

Zelfstandigheid en zelfbeschikking het zijn begrippen, die nog niet altijd vanzelfsprekend zijn in de zorg. Het is belangrijk dat we als zorgverleners in kaart hebben wie wat en wanneer nog kan doen. Deze mevrouw kan nog alleen de weg vinden. Dan is het goed dat we haar daartoe de ruimte geven.  Dat we dat doen is niet vanzelfsprekend. Het is een kostbaar gegeven waar naar mijn vermoeden achter de schermen familie, artsen en collega’s van de zorg zijn betrokken. Het is een stukje maatwerk leveren. Het leidt tot een gelukkige bewoonster die zelfstandig de activiteiten opzoekt. Mijn rol in deze is mevrouw aanmoedigen om van de speelruimte die ze heeft gebruik te maken. Ik moet bewust zijn van het feit dat mevrouw deze mogelijkheid heeft. Ik wil haar het liefst ten allen tijden voor de groep bewoners, die we begeleiden in hun weg naar boven en beneden uit laten gaan. 

Nadat mevrouw is gaan zitten komt een groepje bewoners-die allen leiden onder dementie- onder begeleiding van een stagiaire en een vrijwilliger naar beneden. In deze groep zit een lange rasechte Amsterdamse meneer. Als ik koffie en thee ga serveren laat ik hem met mij meelopen naar de bar. De bar bevindt zich aan het andere uiteinde van de binnentuin. Meneer houdt van lopen en mijn gedachten gaan ervan uit dat hij ook nog eens kan helpen met het brengen van drie koppen koffie naar de bestemming. Een win win situatie. Hij blij en ik blij. 

Blij is meneer zeker als we bij de bar aankomen en aan de aanwezige vrijwilligster een kop koffie vragen. Meneer grijpt zijn kans op het moment dat hij een bordje met koekjes ontdekt. Het zijn hele kleine koekjes speciaal gemaakt om het zicht van de mens te testen. Meneer zijn zichtvermogen is zelfs zonder bril goed en hij eet een aantal in de tijd dat de koffie in een kopje wordt geschonken. Als daarna de echte koekjes met chocolade op de bar verschijnen glimmen de ogen van meneer. ‘O lekker’, zegt meneer. Ik verschil van mening met de vrijwilligster over het feit of meneer nog een koekje mag. De vrijwilligster is resoluut. ‘Het is genoeg’, zegt ze terwijl ze de bus met de chocoladekoekjes naar zich toe trekt. Ik pak er een uit en leg het bij meneer op zijn schoteltje. Meneer heeft dementie is tegen de tachtig en heeft een mager postuur. Waarom zou hij niet nog een koekje mogen? 

Ik geef hem zijn kopje koffie en het koekje en hij loopt ermee naar zijn plaats. Een moment van zelfstandigheid en zelfbeschikking, ook voor hem. 

© Amiad Ilsar.