Amiad Olivier

Deze week heb ik het gevoel dat ik langzaam maar zeker begin te wennen op mijn werkplek. De buitenste schil van mijn zijn laat een nieuwe werkelijkheid toe en als een druppelsgewijze lekkage stroomt de gewenning naar de diepere lagen door. Het is een begin en dat is mooi.

In de diepe lagen van mijn zijn is de gewenning nog niet aangekomen en word ik beheerst door een gevoel van  gemis. Diep in mijn ziel wil ik nog steeds terug. Terug naar de wereld waar ik mijn draai had. Terug naar de geliefde bewoners en de collega’s. Ik blijf alles nog missen. Ik wil het liefst niet meer denken aan het gemis. Ik wil niet meer verdrietig zijn wil mij alleen nog richten op de mooie kanten van het leven. Ik kijk deze maandagochtend naar de zonnige deel van de prachtige winterhemel, grijze wolkenpartijen en kleine onbewolkte delen wisselen elkaar af. De zon breekt erdoor en ik richt mij hele lichaam naar het licht en de warmte. Ik weet dat dit de plek is waar ik mij aan het begin van de week op moet richten. Weten is rationeel, maar gevoelens liggen op de loer om keer op keer alles met vochtige tranen weg te spoelen en het vruchtbare positieve landschap opnieuw tot een doffe verdrietige massa om te toveren. Verdriet en verlies van zoveel moois mag me niet blijven beheersen. Ik zadel daar veel mensen in mijn omgeving mee op en ben blij dat deze lieve mensen om mij heen mij geduldig aan horen.

De zon verwarmt mij enkele minuten totdat mijn bus komt. Nog twee minuten staat er met oranje letters op het informatiebord. In het leven met een variofocus bril is het zacht heen en weer bewegen om scherp te zien. Het grote busplein geeft uitzicht op de centrale toegangsweg van Almere Haven. De bus zal mij zo naar mijn nieuwe plek rijden. Een bus met vele verhalen. Bussen die in de wereld rondrijden, maar volgens de informatie binnen op de schermen onveranderd op hun plek blijven. Bussen die volgens de informatie op hun display in tegengestelde richting rijden dan ze werkelijk rijden. Bussen die tot acht minuten eerder dan de dienstregeling aangeeft aankomen rijden en vervolgens bij de volgende halte hun dienstregeling weer aanpassen met een wachttijd. Een sprint afgewisseld met een snelle loop naar de volgende halte bij het winkelcentrum kan soms mij de mogelijkheid geven om de geplande bus alsnog te kunnen nemen. Het openbaar vervoer is goed je lichamelijke conditie. Soms helpt de inspanning niet en weigeren sommige chauffeurs, voor aanhollende passagiers open te doen. Woest was ik toen ik dit laatst meemaakte. Zonder mijn woede te verbergen sprak ik de chauffeur aan Deze beweerde dat hij zijn werk deed en ik mij er niet moest mee bemoeien. Mijn klacht over dit laatste wordt door directie per brief als gegrond benoemd en met een excuus en opmerking vooral ook in de toekomst melding te maken levert mij stilletjes toch een yes gevoel op. Een stukje zon in een bewolkte wereld.

De zon en warmte van de ochtend sleep ik met mee tot in de namiddag. Een van de taken in mijn functie is het ondersteunen bij het avondeten. Even voor vijven loop ik naar boven. Ik herinner mij dat er licht boven op de overloop ruimte het zogenaamde plein moet worden ontstoken. Dat moet bij de receptie bij de entree gebeuren. Ik meld mij bij de receptioniste en van daar is te zien hoe een zee van licht verdrijft de duisternis. In het kader van het werk aan mijn conditie neem ik de trap. Een nooduitgang met onbeschilderde betonnen trappen leidt mij naar de tweede etage. Een aantal bewoners zit al op hun plek, zowel in de binnenruimte als op het plein.

Assisteren bij het eten is niet nieuw voor mij. Ooit begonnen als welzijnswerker op een school in een instituut voor kinderen en mensen met een meervoudige en of ernstig beperking in Israël moesten wij al assisteren. Vaak een terugkerende nachtmerrie bij klaarlichte dag. Kinderen die werden gevoerd, terwijl ze het zelf konden leren. Mensen die in hun rolstoel naar achteren werden getild, zodat ze toch nog wat aten. Daarna in Nederland liep eten geven als een rode draad door mijn werk als activiteitenbegeleider van een groep van ernstig en meervoudige gehandicapten volwassenen. Het eten geven of assisteren zoals nu en in het verpleeghuis blijft mij dus begeleiden. Eten geven hoort bij welzijn. Maar dat betekent wel dat je de ruimte moet hebben als deskundige om je visie en ideeën te kunnen uiten en in de praktijk uitvoeren. Ik ben geen voedingsassistent. Nooit willen zijn ook.

In het verpleeghuis was de ondersteuning bij het eten net als nu afdelingsgericht maar lag de nadruk op een bepaald persoon. Zo werd het eten een contact moment. Een moment van het leggen van een relatie met iemand. Het eten als middel om je te verbinden met de mens tegenover je. Van hart tot hart met een bord eten. Deze binding heb ik hier nog niet. Hier wordt op dit moment van mij verwacht dat ik tafels dek, serveer wat ondersteun bij de maaltijd, afruim en nog wat vertier biedt indien er nog tijd over is. Het voelt als een restauratiemedewerker, een voedingsassistent. Maar ik kan niet blijven hangen in negatieve gevoelens en probeer de zon en warmte nog even te koesteren.

Ik krijg een plastic pakketje door de aanwezige verantwoordelijke voedingsassistent in mijn handen gedrukt. Het uitvouwen van dit pakketje leidt tot een schort. ‘Ook nog even je mouwen opstropen’, deelt de voedingsassistente mij mee. Geweldig ik hou wel van een verkleedpartij en zo sta ik even later verkleed in een door vrouwen omgeven ruimte. Ik voel mij nog net vrij genoeg om mijn broekspijpen op te rollen. Een serveerdersdans voer ik in de ruimtes, binnen en buiten wel uit. Vele glimlachen volgen mij bewegingen. Later deze avond verkleed ik mij thuis nogmaals en laat ik mij filmen en fotograferen voor de sociale media. Amiad Oliver met een glimlach en een traan.

©Amiad Ilsar

Plaats een reactie