Samen naar de begrafenis

De collega’s van de zorg in het verzorgingshuis zorgen met veel toewijding dat mevrouw vandaag op tijd klaar staat. Ze is mooi aangekleed, met een trui in zwartgrijze tinten. Alleen de sandalen onder de zwarte broek lijken me niet gepast. Ik begrijp later als ik haar schoenen aantrek dat de wat brede voeten het lastig maakt haar schoenen aan te trekken., toch kies ik voor haar schoenen omdat ik het idee heb dat ze meer stabiliteit heeft. De rollator laten we thuis, omdat deze wat lastig in mijn auto past. Ik geef mevrouw een hand en zo lopen we naar de auto. Ondanks zijn afmetingen stapt mevrouw makkelijk in en ik help haar de gordel om te doen. We gaan naar de begrafenis van een bewoonster van dezelfde etage waar mevrouw woont. 

Onderweg praten we over haar jeugd in Nieuw-Vennep, dat haar vader bij Schiphol werkte en dat ze daardoor vaak hebben gevlogen. Mevrouw deelt me mee dat ze geniet om rond te kijken. Bij de begraafplaats aangekomen parkeer ik de auto en begeven we ons naar de portier. Twee mannen die achter glas zitten. Een van hen geeft mij een parkeerkaart. Ik laat mevrouw met kloppend hart even alleen en loop heen en weer naar de auto om de kaart zichtbaar achter de voorruit te leggen. Als ik terugkomt blijkt dat mevrouw al informatie gekregen van de portiers en wijst ze mij waar we naar toe moeten. Ondanks dat begeeft een van de mannen zich naar ons en loopt enkele stappen voor ons uit over het knisperende grindpad om ons de aula te wijzen. 

Aangekomen in de aula ontstaat er een gesprek tussen de zoon van de overledene en mevrouw. Mevrouw, laten we haar Jasmijn noemen vertelt hem over haar verdriet, het ongeloof en over de plannen die ze hadden. Het is mooi en ontroerend dit tafereel op een afstand te zien, terwijl op de muur achter hen een foto wordt geprojecteerd waar de overledene met een andere vriendin uit het huis te zien is. De vrouw van de foto en de overledene waren twee vriendinnen. Buurvrouw en buurvrouw. De overledene in een blauwe de andere in een rood jasje. De overledene was zelf ook gek op rode jasjes. Te zien op de verschillende getoonde foto’s. 

Buurvrouw en buurvrouw waren een hecht stel. Veel samen en het was erg lastig voor de overledene te merken dat haar vriendin achterruit ging. Jasmijn had feitelijk weinig contact had met de twee vriendinnen, waarvan er een nu opgebaard ligt in een open kist.  

De open kist baarde mij zorgen. Ik ben het niet gewend en voelde mij heel ongemakkelijk vanaf het moment dat ik dit hoorde. Maar als we de zaal ingaan en ik bij het voeteind van de kist sta blijkt dat er hier op de kist een heel hoog bloemstuk staat die alle zicht van het hoofeind ontneemt. 

Alleen als je om de kist heen loopt naar het hoofdeinde kun je het lichaam zien. Mevrouw doet dit en neemt afscheid terwijl ze praat met een ander rouwende. Als ze terugkomt, zegt ze mij dat mevrouw er heel anders uitzag dan toen ze leefde. 

Ook vult ze aan dat Iedereen hier zo aardig is zegt ze tegen mij even later als we nog een kopje koffie en thee drinken. Hoe droevig het ook is om hier te zijn is het ook een mooi moment. Het is een moment waarbij we van binnen naar buiten gaan. Vanuit de vier muren van de instelling naar de wijde wereld. In dit geval hebben we allemaal aardige mensen ontdekt.  

We gaan weer terug en nadat Jasmijn is ingestapt, worstel ik even om haar de gordel om te doen. Ik zeg dat ik hem wel even van de andere kant erin steek. Mevrouw vraagt mij schaterlachend wat ik nu zeg…… 

© Amiad Ilsar. 

Plaats een reactie