Tagarchief: de rollatorloop

De rollatorloop

Verleden week had ik het over het verstoppen van mijn identiteit. Deze week rijden we – drie bewoners, twee stagiaires en ik met een taxi die bestuurd wordt door een chauffeur die duidelijk van Arabische afkomst is. We komen van de rollatorloop in het Olympische stadion in Amsterdam, en zijn op weg terug naar het verzorgingshuis. Tijdens het gesprek met de chauffeur vraagt hij mij waar ik geboren ben. De werkelijkheid is Israël toch besluit ik mijzelf in een opwelling te verstoppen en te zeggen Amsterdam. 

In de taxi zit de stagiaire een jonge vrouw van Spaans, Zuid Amerikaanse afkomst en de stagiair een man met Surinaamse roots. Een bewoner. De man met de pet, die naast me zit en een deelnam aan de loop, komt ook uit Suriname. Dit vertelde hij mij in de aanloop naar gebeurtenis in het stadion als we koffie met slagroomgebak eten. Eerst gebak eten en dan bewegen. Zo ken ik de rollatorloop. Net als verleden jaar. Net als de poffertjes die in een kraam worden uitgedeeld. Ook deze waren er. De kraam met het Amsterdamse zuur was er niet. Zomaar een zure bom eten lijkt mij meer voor zwangere vrouwen. 

Een wandeling in het Olympisch stadion, met als doel het bewegen te stimuleren wordt met eten – er is nog advocaat met slagroom – gepromoot. Maar niet alleen met eten. Er is ook muziek. 

Een zangeres die net iets jonger dan de gemiddelde rollatorloper is zingt en creëert een carnaval achtige sfeer. Het stadion, de muzikale omlijsting het eten het doet me erg aan verleden jaar denken. 

Dit jaar zijn we samen met bijna driehonderd anderen die minimaal een rondje van vierhonderd meter, over de sintelbaan lopen. Het is bijzonder om op deze plek te lopen en te realiseren dat de oudste vrouw die dit jaar meedoet – van honderd en een jaar – net iets ouder is dan dit stadion uit negentienhonderd achtentwintig. 

Ons drietal deelnemende bewoners zijn dit jaar tachtig plussers.  We zijn maar met drie bewoners. Een gevolg van de perikelen met het reizen van de taxi’s van het aanvullend vervoer. Als het startschot klinkt precies op tijd drie uur lopen we na een warming up en het aftellen bij het startschot over de baan. Het is een bont gezelschap net als andere jaren die met een startnummer en een stempelkaart voortschuifelen en een enkeling die in een enorme vaart al een tweede ronde begint als de meeste mensen op de helft zijn. Wij lopen een ronde, maar we hebben een sportieve dame bij ons die met glinsterende pretogen een tweede ronde aflegt! 

Uitgaan met de taxi is net Assepoester. Om kwart voor vier moet ik alles laten achterlaten en naar de entree van het stadion lopen om te kijken of een van de taxi’s aanwezig is. De eerste chauffeur van een elektrische taxibus die ik aanspreekt blijkt voor ons te komen. Voor ons allen. We kunnen nu heel verassend met ons allen koers zetten naar huis en hebben geen gedoe met meerdere taxi ’s zoals op de heenrit.

Even nadat hij mij vraagt over mijn geboorteplaats vertelt hij me dat hij een tijd geleden een rit met een van onze bewoners had en toen hij hem terugbracht meteen marechaussee naast hem stond. ‘Het wordt goed bewaakt hier’, zegt hij terwijl hij de taxibus voor de ingang tot stilstand brengt. 

© Amiad Ilsar 

De rollatorloop

Het Olympisch stadion een plek met herinneringen uit het verleden. Wel van buiten. Ik was nog nooit binnen in het stadion. Het stadion is in mijn herinneringen verbonden met voetbal. Het lawaai wat we hoorden toen we er een kilometer hemelsbreed vandaan woonde. Vooral als er gescoord werd en of de bal bijna in het net rolde. Bij belangrijke wedstrijden werden wij er ver vandaan gehouden. Het was dan in de ogen van mijn ouders een gevaarlijke plek. Vandaag mogen we binnen een kijk je gaan nemen. We doen mee aan een rollatorloop. 

Als we met de taxibus aankomen rijden bij de hoofdingang zie ik aan de overkant de tram rijden en huisen. Daar ergens moet ook het parkeerterrein liggen. Het parkeerterrein wat er ooit was voor het olympische stadion met de Febo in het midden werd eens per jaar omgetoverd tot een kermis. Daar wandelde we naar toe om alleen maar wat activiteiten bij de verschillende automaten te doen. De rest was te gevaarlijk en eng. De toeters en bellen klonken onheilspellend hard. 

Vandaag is het anders. De klanken die we vanuit het stadion horen is van een Amsterdams koor met traditionele kleding. Een kledingdracht zoals die in de Jordaan werd gedragen.  

Het liedje ik hou van Amsterdam ken ik daarentegen wel. Ik heb het in talloze variaties en uitvoeringen gehoord vanaf het moment dat ik acht jaar geleden in de ouderenzorg terecht kwam. Maar in deze uitvoering op de baan van het Olympisch stadion nog nooit. We- een groep van zes cliënten en drie begeleiders- zijn hier voor het eerst van ons leven. De cliënten- de personen boven de tachtig van ons gezelschap hebben allemaal een rollator en een nummer op jas of rollator bevestigd gekregen. Na een wachten van ongeveer een half uur wat werd verzacht met een stuk wortelcake start een warming up onder leiding van een drietal fysiotherapeuten begeven we ons naar de start. Een zestal personen die geen notitie hebben dat ze deelnemers zijn in een loopwedstrijd. Er wordt afgeteld en juist als ik het wil filmen gaat mijn telefoon op zwart en mis ik net het moment van het startschot. Iedereen zet zich in beweging. Een rondje van vierhonderd meter lijkt weinig als je de finish aan de overkant ziet liggen. Voor een tweetal van onze groep is het ver. Ze vallen stil en worden door de vrijwilligers al zittend op de rollator verder geduwd. Een EHBO post heeft geen rolstoel ter beschikking. Een drietal van onze clienten waaronder een van ruim negentig lopen een heel rondje en genieten van de koffie en poffertjes die we hun even later kunnen aanbieden. 

Tussen kwart voor vier en kwart over vier komen de taxi’s ons weer terugrijden. Ik kijk op mijn horloge 15.53. Zeven minuten te laat. Als ik naar de uitgang loop is er geen taxi te bekennen. Een taxi komt even later drie van de vijf bewoners ophalen. Waar is de tweede? Die kan tot kwart over vier komen, zegt de chauffeur met zijn ringbaard. Maar om half vijf is hij er nog niet. Als ik uiteindelijk om half vijf met de taxicentrale bel hoor ik het volgende bericht. 

‘Mijnheer de taxi was er om kwart voor vier. Er was niemand dus is hij weggereden.’ 

Een andere taxi is onderweg, wordt mij door de centralist medegedeeld.  

‘Nog een half uur’ 

Als het koor afsluit en het laatste lied speelt komt er een taxi aanrijden. De chauffeur weet h et adres niet. Hij moet naar nummer 2. Hier is 1. Weet ik veel. Ik zucht. De hoop op een snelle terugreis is verdwenen. Ik bel maar weer met de centrale. De taxi is in de buurt maar kan ons niet vinden. De chauffeur belt ons zo terug. Maar voor ik word gebeld vraag ik de taxichauffeur wie hij moet halen. Ik hoor twee bekende namen. 

‘Dames we gaan’. 

@Amiad Ilsar