Maandelijks archief: juni 2024

Vandalen

Het verzorgingshuis heeft de opgave om de Joodse identiteit te behouden, daarom wordt er in alle openbare ruimten koosjer gegeten. Het eten volgens de Joodse spijswetten. Het volgen van deze spijswetten heeft veel haken en ogen. Het is nodig om ook servies en bestek koosjer te houden. Aan een tafel koosjer en niet koosjer te eten is bijna niet mogelijk en daarom zijn er koosjere en niet koosjere ruimten in het huis. Mijn collega’s en ik eten onze lunch in de niet koosjere ruimte, de zogeheten tuinkamer die gelegen is in de benedenverdieping aangrenzend aan de eetzaal. De plek is aantrekkelijk als sluipweg voor veel cliënten die vanuit de eetruimte naar de binnentuin lopen of om hier een kopje koffie drinken. Hier staat namelijk een koffieautomaat die verschillende mogelijkheden biedt. Wiener melange, cappuccino en warme chocolade bijvoorbeeld. De machine kan ook onder heftige maalgeluiden vanuit koffiebonen de zwarte drank te produceren. Kortom het is niet altijd de stille ruimte waar we even rustig kunnen eten. 

De ruimte heeft een aantal tafeltjes, stoeltjes en een bank. Aangezien ik geen koosjere huishouding heb, moet ik mijn lunch hier in de niet koosjere ruimte met zicht op de fontein opeten. Op een krijtbord is eet smakelijk gekrijt. Eetlust is erbij mij wel. Ik eet als eerste de snoeptomaatjes, waarvan er zes in mijn broodtrommel zitten. Ik zit met mijn rug tegen de groene bank en kijk naar vier voor mij vreemde mannen. Technici die bezig zijn om het gebouw met warmtepompen te verduurzamen. De collega van mij is nog bezig in het restaurant bezig, de stagiaires naar de supermarkt om hun lunch te kopen. Ik ben iemand die graag met de collega’s eet, maar nu ik alleen ben kan ik het gesprek van de vier mannen horen. Ze hebben het over meeuwen. Meeuwen die vroeger vooral aan het strand werden gezien, leven tegenwoordig ook in de stad. 

Meeuwen die hun werk verstoren. Nu is het zo dat ik eerder deze week al wat hoorde over meeuwen. Ik stond bij de receptie in de vroege ochtend nog even te praten bij binnenkomst met mijn collega van de receptie. Twee technici die warmtepompen installeren komen vanuit de lift en meldden dat ze weggaan. Ze kunnen niets doen op het dak, omdat er broedende meeuwen met nesten zijn. Meeuwen met jongen kunnen aanvallen. En zo zeggen ze de meeuw is een beschermende vogel, die ze tijdens het broeden volgens de wet niet mogen verstoren.  

De meeuwen schijnen vandaag rustig te zijn. De mannen halen een gebeurtenis op waarbij ze vertellen dat een collega werd aangevallen door een meeuw op het dak bij het Arena Stadion. De meeuw ging zover dat hij toen de collega naar beneden was gegaan. Tien verdiepingen lager. Ook daar had aangevallen . De terreur is logisch in de periode van broeden en kuikens. Maar de overlast van meeuwen gaat verder. Vuilnisbakken worden leeggegooid, vuilniszakken kapotgescheurd en krijsende meeuwen verjagen andere vogels en geven geluidsoverlast.

En nu hebben we een nieuwe generatie vandalen op het dak. 

© Amiad Ilsar 

Ziek

In het verzorgingshuis staan, links van de receptie op de plek waar het ringpad om de binnentuin begint twee stoelen en een tafeltje. Op deze twee stoelen zitten vaak heren. Stoere lange mannen met jasjes en petten. Echter sinds enkele maanden geleden zit er nog een man. Klein van stuk en geen pet, wel een colbert en spijkerbroek. Hij zit hier regelmatig en eet tucjes – waarbij hij mij ook aanbied – of slaapt. De laatste dagen was hij afwezig omdat hij ziek was. Vanochtend was hij er weer. Meneer zat wel wat verderop 

Daar waar het ringpad in de buurt van het restaurant een vernauwing heeft. Veroorzaakt door drie rieten stoelen en een tafeltje. Een zitje op een wat ongelukkige plek maar wel gewild. Vele bewoners bekijken de planten van de binnentuin een andere kant. Een ieder die hier zit vormt een hinderlijk obstakel voor het doorgaande loopverkeer. Maar het is een fijne plek hier op de begane grond waar degene die voor deze plek gaat zich beschermd weet te voelen door een betonnen muur in zijn rug.  

Nu is het middag -een aantal uren later- en meneer zit er weer. Meneer is nog niet helemaal de oude. Een collega uit de zorg is naar beneden gekomen met als doel hem naar boven te halen. Ze heeft een rolstoel bij zich. Mijnheer is niet lekker en moet naar boven. Ze probeert meneer te overtuigen om plaats te nemen in de door haar mee genomen rolstoel en met haar naar boven te gaan. Meneer werkt echter totaal niet mee. Meneer heeft een Israelische achtergrond. Een jonge vrijwilligster van zestienjaar, die een dag je meekijkt heeft een Israelische vader en kan daarom ook goed Hebreeuws praten. Misschien kan ze helpen? De man spreekt ook Hebreeuws. Ze legt hem in het Hebreeuws uit dat hij plaats kan nemen in de rolstoel. Het antwoord is kort. Niet te verstaan, maar zo bepaald onze vrijwilligster, dit is geen Hebreeuws. Meneer heeft dan wel een Israelische achtergrond hij beheerst ook Nederlands. Alhoewel dit ook niet Nederlands lijkt. We missen de ondertiteling en komen niet verder, meneer blijft hier zitten. We moeten even doorpakken want meneer is erg gesterkt in zijn mening om ondanks zijn fysieke gesteldheid te blijven zitten. Mijn collega pakt mijnheer aan een kant onder de arm en ik pak de andere kant. We tellen tot drie. Langzaam verschuift mijnheer meer naar voren. Maar we moeten nogmaals tot drie tellen. Het lukt ons de man uit de krakende stoel te krijgen en naar de rolstoel over te brengen. De collega uit de zorg neemt de man zittend in de rolstoel mee naar boven. Een rollator blijft eenzaam achter. Ook deze moet natuurlijk naar boven. Wie o wie, kan hem naar boven brengen? Ik vraag de vrijwilligster, de rollator achter de man aan te brengen. 

De rust keert weder. Ik verdwijn in ons kantoor, stuur een email en dan wordt mijn oog getroffen door een beweging in de binnentuin. Ik wend mijn hoofd en wat zie ik? 

De gebogen kleine gestalte van de man die zich achter de rollator een weg schuifelt naar de stoelen. 

© Amiad Ilsar 

Het straatje

Zomaar een dinsdagmiddag. Het restaurant in het verzorgingshuis, is omgetoverd tot een museumkunstzaal. Er is een negen meter doek met reproducties van Vermeer opgesteld.  

Er staan twee mensen voor de opstelling van Vermeer. Mijn aandacht gaat naar hun handen. Ze houden elkaar vast. Hun linker en rechterhand in elkaar verstrengeld, terwijl ze kijken naar kunst van honderden jaren geleden. Hun hoofden naar elkaar gebogen. Hun kleding aan elkaar gepast. Een beetje oversized, groen, grijs en blauw. De goudbruine kleur van het half lange haar van de jonge vrouw loopt over in de goudbruine lijst van het werk van Vermeer waar ze voor staan  Zijn haar heeft de kleur van de oudheid bereikt en het lichte grijs steekt af tegen het donkere paneel waar vier belichte reproducties hangen. Waarom juist deze is mijn vraag. Wat was het criteria. Ik kom er later achter. De verklaring is heel eenvoudig. De vier schilderijen zijn in het bezit van het Rijksmuseum. Het meisje met de parel hangt in Het Mauritshuis. Om alles dus bij elkaar te krijgen was het eenvoudiger voor het Rijksmuseum om een dergelijke tentoonstelling te regelen. Maar ik denk dat de kleindochter en de grootvader daar niet mee bezig zijn. Ze lijken zich te beperken tot het hier en nu. Samen kijken ze naar het schilderij wat het straatje wordt genoemd. Verbonden met de handen, met elkaar verbonden met de ziel voor een schilderij waarbij Vermeer de imperfectie weergeeft. De barstten in de gevel, de niet afgeschilderde kozijn, de van de vuile kleding van degene die op het bankje ging zitten een geelachtige kleur kreeg. Allemaal symbolen om de imperfectie weer te geven.   

Met deze woorden wil ik juist het omgekeerde doen. Ik wil de perfectie weergeven. Een moment te verwoorden waar voor mij twee generaties gekoppeld met handen genieten van een klassiek schilderij.  

Dit contact had nooit plaatsgevonden als het Rijksmuseum tijdens de corona epidemie niet met dit initiatief was gekomen om als cliënten niet na het museum kunnen komen het museum naar de mens te brengen. 

Maar er is nog meer. Dit had nooit gebeurd als de kleindochter niet de moeite had genomen om haar opa te bezoeken en op een dinsdagmiddag de schuifdeuren van de entree binnen te lopen. Het is niet vanzelfsprekend. Er lopen hier niet zoveel kleinkinderen naar binnen. Bezoek en aandacht zijn zo belangrijk. Het geeft een gevoel om ertoe te doen. Iemand die naast je zit, naast je staat.  

Ik zie dat de man in zijn rechterhand een wandelstok heeft en naar het schilderij wijst. Het boeit hem duidelijk. Er is een gedeelde aandacht. De man deelt zijn kennis, zijn verwondering, zijn zijn. In een tijd dat iedereen gekluistert is aan de schermen, staan hier een opa en kleindochter kunst te bewonderen.  

Ik maak een foto. Een foto die mij ontroert. Zomaar een tafereel op een dinsdagmiddag in juni. 

Dank kleindochter, dank Rijksmuseum, dank Johannes Vermeer

@Amiad Ilsar

Woensdag

Woensdag is een lange dag. Bijna tien uur nadat ik mijn dochter en echtgenote bij het kinderdagverblijf in het verpleeghuis heb afgezet, kom ik ze ophalen om naar huis te gaan. De werkdag zit erop. Ik loop het verpleeghuis in. Ook hier is er een sluis functie net als op mijn werklocatie. Ook hier hetzelfde bedrijf dat langskomt om damesmode te verkopen, gezien het affiche dat op de deur is geplakt. Ik vraag mij altijd af wat je kunt verdienen aan mode voor ouderen in verpleeghuizen, waar geen contant geld is en betaalpasjes kwijt zijn, of er geen code bekend is. 

Nadat ik de sluis heb gepasseerd kom ik in een ruimte, een hal, die is ingericht als terras met ronde tafeltjes waarop plastic tafelkleden en stoelen staan er omheen. Dat alles op een zwart witte geblokte vloer. 

Aan het eind van de ruimte zijn er twee deuren waarop een blaadje papier is geplakt, met de tekst sluit alstublieft de deur achter u. Een verpleeghuis ziet zich vaak gedwongen op verschillende plekken deuren te sluiten. Ik moet achter de deuren zijn, daar is de kinderopvang.

Daar is groei ontwikkeling. Aan deze kant van de deur is het vooral verval. Hier schuifelt een man rond. Kleine passen zijn voetzolen schuiven in kleine passen over de vloer. Te oud om nog te kunnen optillen. Ksss, ksss gaat het. De man is gekleed in donkere zwabberende kleren. Uit de tijd dat hij groot, gezond en sterk was. In dit hoekje voor de deuren die gesloten moeten blijven is een soort tafereel van een vroegere leeskamer, met wat boeken, kranten, aangename stoelen en een kleine ronde tafel. Ziet de man dit, vraag ik mij af. Zijn hoofd is gebogen. Met een zwarte pet erop vanwaar de klep naar de vloer wijst doordat hij zijn hoofd niet meer recht kan houden. De man is in zichzelf gekeerd en kijkt mij niet aan. Ik loop door hem onopgemerkt langs hem heen en sluit de deur nadat ik er doorheen ben.  

In de wereld achter de deur ontmoet ik mijn familie, die met de vader van de laatste overgebleven kinderen praten. In deze wereld is oogcontact, kleurig speelgoed, ontwikkeling, hoop, plezier. Als de kinderen met hun vader zijn vertrokken sluiten de deuren van het kinderdagverblijf en open ik de verbindingsdeuren weer. Ik, wij staan op de geruite vloer. Rechts van ons de man. Hij is er nog steeds, inmiddels zijn we vijf minuten verder. 

Meneer is er nog maar hij schuifelt niet meer. Hij klopt nu op de stoelen. Met twee handen klopt hij op de ruggen van de lichtgroene stoelen. Een, twee, drie, hij gaat het rijtje af. Hij gaat nadat hij alle stoelen heeft gehad weer naar de eerste. Waarom zou hij dit doen? Ik heb geen idee. Wat ik wel weet is dat de man in de stilte van zijn omgeving met zijn verschijning veel emotie bij mij oproept. De eenzaamheid en het verval. Ooit vast een weldenkend persoon, nu eenzaam scharrelend op een vierkante meter. Herkenbaar en triest. Zeker in contrast met de wereld achter de deuren. 

Terwijl ik meneer nog aan het observeren ben verschijnen er twee dames in rolstoelen op het toneel en terwijl mijn jongste dochter ze passeert begint er een nieuw hoofdstuk op deze woensdagavondBeantwoordenDoorsturen

Deelvenster Genodigden gesloten